ECLI:NL:RBOVE:2016:602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
08.770239-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor jarenlang seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 57-jarige man uit Wijhe veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar voor het jarenlang plegen van ontucht bij zijn minderjarige dochter. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter gedurende een periode van zeven jaar, van haar 11e tot 18e levensjaar, stelselmatig heeft misbruikt. De verdachte heeft seksuele handelingen met haar gepleegd, waaronder penetratie, en heeft haar gedwongen om ook handelingen bij hem te verrichten. Het misbruik kwam aan het licht toen de dochter op 11 juni 2015 aangifte deed. De rechtbank heeft de verklaringen van de dochter en haar broers als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van bijna 8000 euro aan het slachtoffer toegewezen, ter compensatie van de geleden schade door het misbruik. De rechtbank benadrukte de grote impact van de feiten op de ontwikkeling van het slachtoffer en de ernstige gevolgen die dit kan hebben voor haar toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770239-15 (P)
Datum vonnis: 23 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in het Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M. van der Burg, advocaat te Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 juni 1997 tot 29 augustus 1998 zijn dochter seksueel heeft misbruikt terwijl zij de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;
feit 2:
in de periode van 29 augustus 1998 tot 29 augustus 2002 zijn dochter seksueel heeft misbruikt terwijl zij wel de leeftijd van 12 jaren maar nog niet de leeftijd van 16 jaren had bereikt;
feit 3:
in de periode van 1 juni 1997 tot 2 juni 2008 ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot 29 augustus 1998 te Wijhe, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal, zijn penis en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gedrukt/geduwd/gebracht/gehouden;
art 244 Wetboek van Strafrecht.
2.
Hij in of omstreeks 29 augustus 1998 tot 29 augustus 2002 te Wijhe, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal, zijn penis en/of één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gedrukt/geduwd/gebracht/gehouden;
art 245 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot 2 juni 2008 te Wijhe, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter en/of de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal,
- zijn penis en/of een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer]

heeft gedrukt/geduwd/gebracht/gehouden en/of

- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] heeft bevoeld/betast/aangeraakt en/of
- die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend en/of
- die [slachtoffer] zijn verdachtes penis heeft laten vastpakken en er aan heeft laten trekken;

art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd nu de officier van justitie die feiten wettig en overtuigend bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat haar cliënt het misbruik heeft ontkend en heeft verklaard slechts met zijn dochter te hebben geknuffeld. Volgens de raadsvrouw is er voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen om tot een bewezenverklaring van die feiten te komen.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met de kanttekening dat betwijfeld kan worden of “knuffelen” wel als ontuchtige handeling kan worden gekwalificeerd.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 juni 2015 heeft [slachtoffer] , de dochter van verdachte, aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader in de periode van 1 juni 1997 tot 1 juni 2008.
Aangeefster heeft verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij 11 jaar was. Verdachte kwam dan bij haar in bed liggen en zat aan haar borsten en vagina. Ook is hij met een vinger bij haar vagina naar binnen gegaan.
Aangeefster heeft verklaard dat het misbruik altijd op zondagochtend plaatsvond. Zij heeft verklaard dat dit zeker éénmaal per maand plaatsvond.
In maart 2000 stopte het misbruik omdat verdachte toen werd opgepakt voor seksueel misbruik van de achternicht van aangeefster. Het is toen een bepaalde periode rustig geweest. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte na verloop van tijd weer aan haar borsten wilde zitten en met haar wilde tongzoenen. Als zij niet meewerkte werd verdachte boos op haar.
In een latere periode heeft verdachte aangeefster met zijn penis gepenetreerd op een ochtend dat haar moeder aan het werk was. Aangeefster zat in die periode in de tweede klas van de middelbare school. Eerst ging verdachte met zijn vingers in haar vagina en later met zijn penis. In totaal heeft dit volgens aangeefster tweemaal plaatsgevonden.
Aangeefster heeft verklaard dat zij ook aan de penis van verdachte moest zitten en er aan moest trekken.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat het zoenen en dat verdachte aan haar borsten wilde zitten heeft geduurd tot haar negentiende of twintigste jaar. Dit gebeurde een paar keer per maand.
Op 18 juni 2015 heeft de broer van aangeefster, [broer 1] , verklaard dat verdachte vaak naar de slaapkamer van [slachtoffer] ging en dat hij dan bij haar in bed ging liggen. Voorts heeft [broer 1] verklaard dat de andere kinderen niet op de kamer van [slachtoffer] mochten komen als verdachte daar was. Verdachte zei dan volgens [broer 1] dat zij daar niets te zoeken hadden. Verdachte heeft niet bij de andere kinderen in bed gelegen, alleen bij [slachtoffer] .
Op 22 juni 2015 heeft de andere broer van aangeefster, [broer 2] , verklaard dat hij sliep in de kamer naast die van [slachtoffer] . Hij heeft verklaard dat hij verscheidene keren heeft gehoord dat [slachtoffer] riep dat ze “het niet wilde” en dat haar vader moest stoppen. Hij hoorde dat [slachtoffer] iets zei, van: “Houd op”. Hij heeft ook verklaard dat zijn vader vaak op de kamer van [slachtoffer] kwam en dan vooral in de ochtenden.
Verdachte heeft op 27 oktober 2015 bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij wel eens bij [slachtoffer] in bed ging liggen om haar te knuffelen en om haar wakker te maken. Volgens verdachte is er verder niets tussen hem en [slachtoffer] gebeurd. Hij heeft haar slechts geknuffeld en gekieteld. De andere kinderen wekte hij door de dekens van het bed te trekken. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij vanwege de dood van zijn broertje zich altijd afstandelijk tegenover zijn kinderen heeft gedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de namens verdachte bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van de verdediging afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank hecht in het bijzonder betekenis aan de verklaringen van de broers van [slachtoffer] zoals zij die tegenover de politie hebben afgelegd en die de aangifte van [slachtoffer] ondersteunen. Uit deze verklaringen, in hun onderlinge samenhang bezien, volgt samenvattend dat zij kennis hebben gehad van de omstandigheid dat hun vader regelmatig bij [slachtoffer] op de kamer was en bij haar in bed lag en dat zij op die momenten dan niet op de kamer van [slachtoffer] mochten komen. Voorts heeft [broer 2] [slachtoffer] horen zeggen dat verdachte moest stoppen en dat zij niet wilde.
Daarnaast heeft aan de overtuiging van de rechtbank bijgedragen dat verdachte enerzijds heeft verklaard dat hij zijn kinderen altijd afstandelijk benaderde maar anderzijds wel bij [slachtoffer] , en niet bij zijn andere kinderen, in bed ging liggen om haar te knuffelen, te kietelen en haar wakker te maken; naar het oordeel van de rechtbank ging het daarbij om handelingen die niet als afstandelijk zijn te kenschetsen. Verdachte heeft voor deze tegenstrijdigheden geen aanvaardbare verklaring kunnen geven.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde acht de rechtbank een kortere periode wettig en overtuigend bewezen dan is tenlastegelegd.
De tenlastelegging behelst kort gezegd “ontucht met een minderjarige”. Nu het slachtoffer op [geboortedatum slachtoffer] 1986 is geboren en derhalve op [geboortedatum slachtoffer] 2004 de achttienjarige leeftijd heeft bereikt zal de rechtbank de periode bewezen verklaren tot [geboortedatum slachtoffer] 2004 in plaats van 2 juni 2008.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat, op grond van hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 1 en 2 is overwogen en met inachtneming van een kortere periode van de gepleegde ontucht, dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij in de periode van 1 juni 1997 tot 29 augustus 1998 te Wijhe, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, zijn penis en één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
2.
Hij in de periode van 29 augustus 1998 tot 29 augustus 2002 te Wijhe, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, zijn penis en één of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
3.
Hij in de periode van 1 juni 1997 tot 2 juni 2008 te Wijhe, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986 , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen,
- zijn penis en een of meer vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- de borsten en vagina van die [slachtoffer] heeft betast en
- die [slachtoffer] heeft ge(tong)zoend en
- die [slachtoffer] zijn verdachtes penis heeft laten vastpakken en er aan heeft laten trekken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 244, 245 en 249 Van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
feit 2
het misdrijf:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 3
Het misdrijf:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de periode die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een veroordeling komt van het onder 3 tenlastegelegde, een gevangenisstraf bepleit van maximaal 24 maanden.
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zijn minderjarige dochter misbruikt door stelselmatig ontuchtige handelingen met haar te plegen en door haar te laten plegen, waarbij hij op diverse manieren haar lichaam is binnengedrongen. Verdachte heeft dit gedaan gedurende een periode van zeven jaar. Zijn dochter was ten tijde van de feiten tussen de 11 en 18 jaar oud.
Het seksueel misbruik is pas gestopt toen zijn dochter het ouderlijk huis heeft verlaten.
Verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op generlei wijze bekommerd om de gevoelens van het (zeer) jonge slachtoffer en de gevolgen van zijn handelen voor haar (seksuele) ontwikkeling.
Door zijn handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen. Dat de feiten een grote impact op het slachtoffer hebben gehad laat zich raden en blijkt ook uit haar relaas. Het is slechts te hopen dat zij daarvan geen verdere (blijvende) psychische en lichamelijke gevolgen zal ondervinden.
Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn dochter in haar vader had mogen stellen en de veiligheid die zij van hem mocht verwachten op een buitengewoon ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd.
Het hoeft voorts geen betoog dat feiten als de onderhavige in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op de aard van de strafbare feiten, de ernst daarvan, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de langdurige periode waarin zij zijn gepleegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van langere duur.

9.De schade van benadeelden

Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen nu de vordering goed onderbouwd en redelijk is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet alleen zou zien op het misbruik maar ook op de schade die zou zijn opgelopen door de eerdere veroordeling van haar cliënt. Bij het ontbreken van een doktersverklaring is dat volgens de raadsvrouw niet vast te stellen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de fysieke klachten eveneens niet goed zijn in te schatten en dat de behandeling van de vordering derhalve een te grote belasting zal zijn voor het strafgeding.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met een eventuele vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de vordering dan te matigen.
9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 13.113,97 (dertienduizend honderd en elf euro en 97 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
Materiele schade:
  • verlies van arbeidsvermogen: € 471, 50
  • zorgkosten: € 642,47
Immateriële schade:
€ 12.000,-.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist. De rechtbank zal het materieel gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 469,67 (de eigen bijdrage in verband met behandeling door de psycholoog) en het immaterieel gevorderde deels toewijzen. De rechtbank acht in dit geval een bedrag van € 7.500,- redelijkerwijs toewijsbaar. Verdachte moet ook de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, vergoeden.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
feit 2
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Feit 3
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te [adres] , voor een deel, € 5.144,30 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, District Zeden met nummer 2015191013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 11 juni 2015, pagina’s 24 tot en met 36.
V: waarvan kom je aangifte doen ?
A: seksueel misbruik van mijn vader.
V: Hoe heet je vader ?
A: [verdachte] , roepnaam [naam 1] .
(..)
V: Wat voor band had jij met je vader ?
A: ….. Ik probeerde hem wel op afstand te houden thuis. Ik wilde niet dicht bij hem in de buurt komen omdat er dan niks kon gebeuren. Ik was het “lievelingetje” voor anderen omdat ik vaak wat kreeg als beloning voor dingen die ik gedaan had.
(…)
En als mijn vader wat bij mij had gedaan of ik bij mijn vader had gedaan, kreeg ik soms ook wat. Ik kreeg dan bijvoorbeeld een nieuwe broek. Later toen ik naar de middelbare school ging kreeg ik een scooter en mijn broers moesten dat zelf betalen en zelf voor sparen.
(…)
V: Je komt aangifte doen tegen je vader. Wat weet je nog van de eerste keer dat je vader je misbruikte ?
A: Dat is heel lastig. Dat is zo lang geleden. Hij kwam bij mij op de slaapkamer en kwam bij mij in bed liggen. Hij begon aan mij te zitten. Dat was het wel zo’n beetje.
V: Wat gebeurde er precies ?
A: Hij zat aan mijn borsten. En aan mijn vagina ging hij zitten. Daar ging hij met zijn vinger in. Toen begon ik te huilen en toen ging hij ook weg.
V:Hoe oud was je toen ?
A: Ik was tien of elf jaar.
V: Waarom denk je dat ?
A: Ik zat in groep acht. Ja, elf was ik.
V: Waarom weet je dat ?
A: Ik weet dat ik toen in die klas zat, dat weet ik nog. Dat was in 1998/1999.
V: Weet je nog wanneer dat was ?
A: Het was op een zondag.
V: Hoe weet je dat ?
A: Dat deed hij altijd op zondag. Als mijn broers al beneden waren of juist nog sliepen.
(…)
V: Hoe lag jij dan in bed ?
A: Met mijn nachthemd aan. Ik probeerde te doen of ik sliep. Hij maakte mij dan wakker.
(…)
V: Hoe ging dat ?
A: Hij kroop bij mij in bed en daar word je vaak ook al wakker van. En dan begon hij aan mij te zitten.
V: Jij droeg een nachthemd. Wat droeg je nog meer ?
A: Een onderbroek.
V: Hoe was hij dan gekleed ?
A: Vaak een pyamajasje en een onderbroek had hij aan.
V: Hoe lang duurde dat ?
A: Ik denk tussen een kwartier en een half uur.
V: Dan zat hij aan je borsten en in je vagina. Wat deed hij dan precies ?
A: Hij deed zijn vinger dan in mijn vagina en dan begon ik te huilen. Dan haalde hij hem er ook weer uit.
V: Met welke vinger deed hij dat ?
A: Dat weet ik niet precies meer.
V: Met welke hand deed hij dat ?
A: Met zijn linker hand. Ik lag met mijn hoofd naar de deur en hij kwam er links naast liggen en met zijn linkerhand ging hij aan mij zitten. Hij lag met zijn hoofd naar de deur.
(…)
V: Was de eerste keer ook gelijk dat hij aan je borsten zat en met zijn vinger in je vagina ging ?
A: Ja.
V: Wanneer is dat gestopt ?
A: Toen hij is opgepakt voor misbruik van mijn achternicht. Dat was in maart 2000 volgens mij.
(…)
V: Hoe weet je dat daar misbruik is geweest ?
A: Van horen zeggen en dat hij daarvoor veroordeeld is.
V: Van wie heb je dat gehoord ?
A: Toen hij thuis kwam van dat verhoor weet ik dat hij gezegd had tegen mij dat hij het nooit meer bij mij zou doen maar dat ik mijn mond moest houden. Er werd eigenlijk niet over gepraat thuis.
(…)
V: Hoe gaat dat dan verder ?
A: Een aantal weken tot maanden is het rustig geweest. Hij wilde daarna aan mijn borsten zitten of met mij tongzoenen. Als ik dat niet deed werd hij boos op mij.
V: En dan ?
A: Daar werd ik wel bang van en liet ik het weer toe zodat hij niet meer boos zou zijn.
V: Waar gebeurde dat ?
A: Overal in huis wel wanneer hij de kans maar zag. Als er maar niemand in de buurt was.
V: Tongzoenen. Wat bedoel je daarmee ?
A: Zoenen met zijn tong in mijn mond en dat moest ik terug doen.
V: Hoe ging het aan je borsten zitten ?
A: Boven mijn kleding met zijn handen. Hij legde zijn hand erop en voelde ook aan mijn borsten.
V: Het gebeurde overal wel in huis. Ook op andere plaatsen ?A: Nee, eigenlijk alleen maar in huis.
V: Zijn er momenten geweest dat anderen wat gezien of gemerkt hebben ?
A: Geen idee eigenlijk. Misschien mijn broertjes wel maar daar heb ik ze nooit over gehoord.
V: Wat wist jouw moeder hiervan ?
A: Geen idee, daar heb ik nooit met haar over gesproken.
V: Wat was voor jou het meest erge moment van misbruik ?
A: Het moment bij hun in bed. Dat ik eigenlijk geen zin had om naar school te gaan en dat ik thuis mocht blijven en dat mijn moeder naar het werk was. Ik moest toen bij hem in bed liggen. Hij zat toen aan mijn borsten en aan mijn vagina. Hij is toen met zijn penis naar binnen geweest. Hij zei toen nog: “Eigenlijk mag dit niet”.
V: En toen ?
A: Ik begon te huilen en zei dat ik dit nier meer wou. Toe is hij ook gestopt.
V: Wanneer was dat ?
A: Toen zat ik op de middelbare school. Of dat de eerste of tweede klas was … ik denk de tweede klas.
(…)
V: Wat had jij aan op dat moment ?
A: Een nachthemd en een onderbroek.
V: En je vader ?
A: Ik dacht dat hij helemaal naakt was of alleen een onderbroek. Hij had geen pyamajasje aan.
V: Je ging bij hem in bed liggen en toen ?
A: Hij ging met zijn handen aan mijn borsten zitten. Mijn onderbroek moest uit. Hij ging met zijn handen aan mijn vagina zitten.
V: Hoe wist je dat je onderbroek uit moest ?
A: Dat zei hij, dan kon hij er beter bij.
V: En toen ?
A: Hij ging met zijn vingers in mijn vagina en toen later met zijn penis. Ik moest op mijn zij gaan liggen en ging toen met zijn penis naar binnen. Ik moest toen huilen. Hij probeerde mij om te kopen zodat hij verder kon gaan. Toen ik zei dat het genoeg was stopte hij.
V: Hoe wilde hij jou omkopen ?
A: Vaak wilde ik weg of hadden dingen afgesproken. Als ik nieuwe schoenen of kleding wou dan probeerde hij mij daarmee om te kopen dat ik dat dan mocht kopen.
V: Hoe ging dat dan ?
A: Dan mocht hij een stukje verder. Als ik dan begon te huilen of zei dat hij moest stoppen dan stopte hij ook.
V: En als hij dat beloofde dan mocht hij weer een stukje verder of hoe moet ik dat zien ?
A: Ja, dan liet ik hem toe dat hij iets verder mocht gaan of even door mocht maar wanneer ik niet meer wilde of begon te huilen stopte hij ook.
V: Vingers in je vagina, hoe wist je dat ?
A: Dat zag ik.
(…)
V: Wat deed hij dan met zijn vingers ?
A: Dan ging hij die bewegen. Hij ging erin en eruit.
(…)
V: Hoe weet jij dat hij toen zijn penis in je vagina deed ?
A: Dat voelde ik. Dat voelde anders dan vingers.
V: Hoe ging dat dan verder ?
A: Hij deed hem er een paar keer erin en eruit. Ik begon toen te huilen en zei dat hij dat niet moest doen. Toen stopte hij.
(…)
V: Waarom vond je dat het meest erg ?
A: omdat hij toen ook met zijn penis bij mij naar binnen is geweest. Een dit was ook wel een van de langste keren geweest. Deze keer duurde het langer qua tijd.
V: Hoe lang duurde het dan ?
A: Ik denk dat ik wel langer dan een half uur in bed heb gelegen als het geen uur is geweest.
V: Je denkt dat je in de tweede klas zat “
A: Ik denk dat dit een van de laatste keren was dat dit gebeurde. Dit omdat ik me er daarna niet zoveel meer van kan herinneren.
(…)
V: Hoe vaak is het gebeurd dat je vader met zijn penis in jou is geweest ?
A: Daarvoor één keer eerder. Dat was op mijn eigen slaapkamer. Toen heeft hij hem er één keer in gedaan en toen begon ik gelijk te huilen. Toen is hij gelijk gestopt.
V: Hoe waren jullie toen ?
A: Ik lag op mijn rechter zij en hij had mijn onderbroek iets opzij gedaan zodat hij erbij kon. Ik had mijn nachthemd aan en hij zijn pyamajasje en zijn onderbroek.
V: Wanneer was deze keer ?
A: Dat was eerder dan die laatste keer bij hun in bed. Ik denk een paar maanden ervoor.
V: Weet je nog op welk moment dat was ?
A: Dat was op een zondag. Dat was nooit op een andere dag. Het was altijd zondagochtend.
V: De ergste keer was dat hij jou had gevingerd en met zijn penis gepenetreerd. Zijn er nog meer dingen gebeurd ?
A: Ik moest aan zijn penis zitten. Ook zat hij aan mijn borsten en hebben we gezoend.
V: Je moest aan zijn penis zitten. Hoe wist je dat ?
A: Dat zei hij. Ik moest met mijn handen daar naar toe en moest er aan trekken. Dat heb ik een paar keer gedaan maar ben toen gestopt omdat ik dat vies vond.
(…)
V: Jullie hebben gezoend. Hoe ging dat ?
A: Ook met de tong, tongzoenen.
V: Wanneer was de laatste keer ?
A: Bij hun in bed. Een paar dagen of weken erna is hij toen opgepakt voor verhoor van het misbruik van [naam 2] .
(…)
V: En hoe gaat het dan als je weer thuis bent ?
A: Toen heeft hij hele tijd niks meer gedaan. (…)
(…)
V: Eerst ging het goed totdat hij weer aan je borsten wilde zitten ?
A: Ja, ik moest toen ook met hem zoenen, verder dan dat is hij toen niet gegaan. Het heeft wel jaren geduurd. Zeker tot mijn achttiende of negentiende jaar.
V: Waar gebeurde dat, dat hij aan je wilde zitten ?
A: Overal in huis, de woonkamer, keuken, boven.
V: Hoe vaak gebeurde dat ?
A: Lastig .. ik denk dat wel zeker elke maand een paar keer voor kwam. In het begin zeker en later werd dat wel minder.
(…)
V: Aan wie heb je voor het eerst verteld wat je vader met jou had gedaan ?
A: Aan mijn vriend [vriend] .

Proces-verbaal van verhoor van getuige [broer 1] d.d. 18 juni 2015, pagina’s 38 tot en met 46. (pagina 42 en 43).
(..)
V: [slachtoffer] heeft bij ons aangifte gedaan van misbruik door jullie vader. Vertel eens alles wat je daarover weet?
A: ik denk eigenlijk niet zo heel veel. Ik weet nog wel dat toen we veel jonger waren, dat mijn vader altijd naar haar slaapkamer ging. Dat hij bij haar in bed lag. (..)
V: hoe vaak gebeurde het dat je vader bij [slachtoffer] in bed lag?
A: ja regelmatig, misschien ene paar keer per week.
(..)
V: je vertelde dat je vader bij [slachtoffer] in bed lag. Hoe was dat bij jou en broertjes. Lag je vader ook wel bij jullie in bed.
A: Nee, ik had niets met mijn vader.(..) ik geloof ook niet dat mijn vader bij mijn broertjes in bed heeft gelegen.

Proces-verbaal van verhoor van getuige [broer 2] d.d. 22 juni 2015, pagina’s 47 tot en met 53 (pagina’s 50 en 51).
(..)
A: je hebt dingen wel bewust mee gekregen, maar je wist niet wat er gaande was. ik sliep gewoon op de kamer ernaast. Ik heb mijn zus wel af en toe gehoord. Ik heb wel gehoord dat ze het niet wou. Dat ze zei dat mijn vader moest stoppen. Ik hoorde dat [slachtoffer] iet zei, van: “Houd op”. Ik weet ook dat mijn vader daar vaak bij haar op de kamer was.
(..)
V: hoe vaak heb je dit gehoord?
A: dat zou ik niet weten. In ieder geval meerdere keren.
V: op welke momenten van de dag gebeurde dat?
A: volgens mij was dat vaak ’s ochtends.
(..)
V: je vader was veel bij je zus op de kamer. Hoe zat dat bij jou of je broers?
A: niet, of niet, minder natuurlijk.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 oktober 2015, pagina’s 102 tot en met 114. (pagina 106).
(..)
V: [slachtoffer] heeft verklaard dat jij in de ochtend bij haar in de slaapkamer kwam en dan bij haar in bed kroop. Vertel eens?
A: dat heb ik één keer gedaan en dat was knuffelen. Ik heb mijn arm om haar heen geslagen en toen ben ik weer weggegaan.
V: [slachtoffer] zegt dat je veel vaker bij haar in bed ben gekropen?
A: dat kan maar ik ben niet verder gegaan dan knuffelen.
(..)

Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 februari 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.
(..)
In mijn ogen ging ik wel goed om met mijn kinderen, maar op afstand. Ik heb mijn broertje verloren en ik was bang om mijn kinderen te verliezen.
(..)
De voorzitter houdt de verdachte voor dat hij heeft verklaard dat hij afstand hield omdat hij bang was om de kinderen te verliezen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij haar knuffelde, bij haar in bed kroop en een arm om haar heen sloeg.
De verdachte verklaart daarop. zakelijk weergegeven, onder meer:
dat is genegenheid.
De voorzitter houdt de verdachte voor dat dit wel iets heel anders is.
De verdachte verklaart daarop. Zakelijk weergegeven, onder meer:
Zo zag ik het niet. Dat deed ik als ik haar niet wakker kreeg. Dan deed ik dat zo. Bij de jongens trok ik het laken er vanaf. Bij [slachtoffer] kroop ik in bed en kietelde ik haar.