Op 7 juni 2016 vond een openbare terechtzitting plaats bij de Rechtbank Overijssel in Zwolle, waar de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afwees. De rechtbank oordeelde dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte aanwezig zijn, en dat de gronden voor de voorlopige hechtenis nog steeds onverkort van toepassing zijn. De rechtbank weegt het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis zwaarder dan het persoonlijk belang van de verdachte bij schorsing. De verdachte, die in voorarrest zat, had geen voldoende beheersing van de Nederlandse taal, waardoor een beëdigd tolk in de Engelse taal werd ingeschakeld. De verdediging voerde aan dat de voorlopige hechtenis niet gerechtvaardigd was, maar de rechtbank was van mening dat de aangeboden borgsom niet in verhouding stond tot het vluchtgevaar en recidivegevaar. De rechtbank stelde dat er onvoldoende feiten of omstandigheden waren die een schorsing van de voorlopige hechtenis konden rechtvaardigen. De zaak zal inhoudelijk behandeld worden op 31 januari en 1 februari 2017, met een uitloopdag op 2 februari 2017.