ECLI:NL:RBOVE:2016:5528

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
08/730751-15 en 08-151204-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor drugshandel met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 8 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een toen minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het dealen van soft- en harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 285 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond na meerdere zittingen in 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Greven, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. S. Leusink, had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verblijf in een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het dealen van harddrugs, waaronder amfetamine, mephedrone, LSD en MDMA, en het dealen van hennep in de periode van 1 juni 2015 tot en met 22 oktober 2015 in Rijssen-Holten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, waarbij hij meermalen opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, ondanks zijn autistische stoornis en andere psychische problemen, en legde een combinatie van jeugddetentie en bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling in een kliniek en toezicht door de jeugdreclassering.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het feit dat de verdachte drugs aan minderjarigen had verstrekt, wat schadelijk is voor de volksgezondheid. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug hoefde naar een justitiële jeugdinrichting, maar dat hij zich moest richten op zijn behandeltraject. De bijzondere voorwaarden zijn bedoeld om de kans op recidive te verkleinen en de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/730751-15 en 08-151204-15 (tul)
Datum vonnis: 8 december 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [1997] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende bij de Catamaran, kliniek voor Forensische Jeugdpsychiatrie en Orthopsychiatrie te Eindhoven.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 3 maart 2016, 1 september 2016 en 24 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 juni 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Rijssen-Holten samen met anderen meerdere malen heeft gedeald in harddrugs, te weten amfetamine, mephedrone, LSD en MDMA.
feit 2:in de periode van 1 juni 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Rijssen-Holten samen met anderen meerdere malen heeft gedeald in hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015
tot en met 22 oktober 2015 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine en/of mephedrone (4-methylmethcathinone)
en/of LSD en/of MDMA,
zijnde amfetamine en/of mephedrone en/of LSD en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een (of meer) tijdsitp(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2015
tot en met 22 oktober 2015,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (of meer) hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide gelijktijdig behandelde zaken tezamen voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen waarvan 175 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dit laatste voor beide tenlastegelegde feiten waartussen ook in de impliciet subsidiair tenlastegelegde overtredingsvariant voldoende samenhang bestaat, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5.1
De beoordeling van het bewijs
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2015563235. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• het op pagina 36 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] ;
• het op pagina 45 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] ;
• het op pagina 69 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] ;
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2016.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde feit 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• het op pagina 69 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] ;
• het op pagina 75 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] ;
• het op pagina 80 en verder opgenomen proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 5] ;
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2016.
Verdachte heeft in voornoemde periode telkens opzettelijk meermalen kleine hoeveelheden verkocht en afgeleverd. Het verkopen, afleveren en vervoeren van hoeveelheden hennep van minder dan 30 gram is strafbaar op grond van artikel 3, onder B van de Opiumwet. De strafbepaling is opgenomen in artikel 11 Opiumwet. Het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B, levert, indien het feit betrekking heeft op hoeveelheden van minder dan
30 gram, een overtreding op, waarop de strafbepaling van lid 1 van genoemd artikel van toepassing is. Dit neemt de strafwaardigheid van dit handelen uiteraard niet weg. De verkoop aan met name minderjarigen is een kwalijke zaak. Op grond van de bewijsmiddelen heeft verdachte zich met een ander meermalen schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 3, onder B van de Opiumwet.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 oktober 2015 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en mephedrone (4-methylmethcathinone) en LSD en MDMA, zijnde amfetamine en mephedrone en LSD en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 22 oktober 2015, te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een (of meer) hoeveelheden hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en sub 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 10 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal maanden schuldig gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs en kleine hoeveelheden hennep aan onder meer minderjarige jongeren. Hij heeft in deze drugshandel een belangrijke rol gehad. Door het beweerdelijk gratis verstrekken van drugs aan minderjarigen heeft verdachte de drempel voor deze jongeren om te gaan, dan wel te blijven gebruiken verlaagd. Het gebruik van harddrugs is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Uit onderzoek is gebleken dat ook het gebruik van cannabis schadelijk is voor de ontwikkeling van jongeren. Jongeren onder de achttien die regelmatig cannabis roken, lopen meer risico op permanente schade aan hun intelligentie, hun concentratievermogen en hun geheugen dan volwassen gebruikers. Verdachte heeft zich tijdens de pleegperiode in het geheel niet bekommerd om de schade die hij mogelijk aanrichtte en het gevaar dat het polydruggebruik door (relatief) onervaren gebruikers met zich bracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank heeft in dit kader kennisgenomen van de psychologische rapportage van oktober 2016 opgemaakt door drs. B. Meijer, GZ-psycholoog, alsmede van het advies van de jeugdreclassering van 15 november 2016 en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2016.
Uit het psychologisch onderzoek komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een autistische stoornis, middelenmisbruik/middelenafhankelijkheid, een stemmingsstoornis door middelen met depressieve kenmerken en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Geadviseerd wordt om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Het recidiverisico wordt als sterk verhoogd ingeschat indien verdachte niet wordt behandeld voor zijn problematiek. Om de kans op recidive te beperken en vooral om zijn gestagneerde ontwikkeling te bevorderen heeft verdachte een gestructureerd gedragsmatig behandeltraject nodig dat zich richt op zijn gedrag, opvoeding- en omgevingsproblemen. Om zijn gedrag positief te beïnvloeden moet worden gedacht aan een behandelingstraject door een instelling zoals ‘de ortho-psychiatrie en forensische jeugdpsychiatrie Catamaran’ in Eindhoven.
De heer S. Brinkhuis van de jeugdreclassering heeft ter zitting opgemerkt dat verdachte sinds
14 november jl. bij de Catamaran in Eindhoven verblijft. Hier vindt behandeling op maat plaats. Verwacht wordt dat de behandeling maximaal één jaar zal duren. Daarna zal er worden ingezet op begeleid wonen. Ambulante begeleiding blijft in de toekomst noodzakelijk. De jeugdreclassering acht het van belang om aan verdachte de komende twee jaar begeleiding te blijven bieden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast dient aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie te worden opgelegd met hieraan gekoppeld een toezicht van de jeugdreclassering en een aantal andere bijzondere voorwaarden die ervoor zorgen dat de behandeling voor verdachte is gewaarborgd en die zien op zijn alcohol- en drugsgebruik.
De rechtbank stelt vast dat verdachte recentelijk is opgenomen bij de Catamaran in Eindhoven. Het lijkt erop dat dit voor hem een geschikte plek is waarbinnen hij kan werken aan zijn problematiek. De rechtbank acht het gelet op de ernst van de problematiek van verdachte noodzakelijk dat de jeugdreclassering in de komende jaren begeleiding blijft bieden. Het is hierbij van belang dat de jeugdreclassering er voor zorgt dat verdachte oog blijft houden voor de noodzaak van behandeling en hem hiertoe blijft motiveren.
Aangezien artikel 62 Sr ingevolge artikel 77a Sr niet van toepassing is voor jeugdigen, kan worden volstaan met het opleggen van één straf voor zowel het misdrijf als de overtreding. Gelet op de ernst van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, acht de rechtbank de oplegging van jeugddetentie van 285 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar een justitiële jeugdinrichting, maar dat hij zich zal moeten gaan richten op zijn behandeltraject. Indien hij zich wederom schuldig maakt aan strafbare feiten dan hangt hem een jeugddetentie van 90 dagen boven het hoofd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal een toezicht van de jeugdreclassering worden gekoppeld en de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.2
Het beslag
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1.955,- geheel of grotendeels uit misdrijf afkomstig is en zal daarom gelasten dat dit geldbedrag zal worden teruggegeven aan verdachte.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 27 juli 2016, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te Almelo van 5 oktober 2015 opgelegde voorwaardelijke taakstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan soortgelijke strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 63, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het als feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte als feit 1 en feit 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met een in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar voor het als feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht van gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, heeft verleend, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de door Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde meewerkt aan opname en klinische behandeling bij Catamaran, kliniek voor Forensische Jeugdpsychiatrie en Orthopsychiatrie te Eindhoven (of een soortgelijke kliniek), voor de duur die de behandelaars noodzakelijk achten, doch voor maximaal een jaar;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich houdt aan de regels en afspraken die gelden binnen deze behandeling;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat het veroordeelde wordt verboden verdovende middelen te gebruiken en dat hem wordt verplicht om ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde deelneemt aan de gesprekken met Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
  • stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties;
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- gelast de teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 1.955,- aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08-151204-15
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 5 oktober 2015, te weten van een
werkstraf van 20 uren,te vervangen door
10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. F.C. Berg en mr. A. Flos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2016.