ECLI:NL:RBOVE:2016:535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
08.760239-15, 08.215247-15, 08.161797-15, 08.760151-15, 08.190231-15 en 08.133998-15 (met 18-820163-14 TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger tot ISD-maatregel en schadevergoeding na meerdere diefstallen en bedreigingen

Op 18 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 50-jarige verdachte, die als veelpleger bekendstaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, alsook tot betaling van €200,- schadevergoeding aan een benadeelde partij. De verdachte is schuldig bevonden aan vijf diefstallen, één belediging en twee bedreigingen, die voornamelijk in Zwolle hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in 2015 inbraken heeft gepleegd en bedreigingen heeft geuit naar meerdere slachtoffers. De officier van justitie had een ISD-maatregel geëist, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn lange strafblad en de ernst van de feiten, een ISD-maatregel nodig had om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die immateriële schadevergoeding heeft gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerdere maatregel niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benodigde stukken ontbraken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.760239-15, 08.215247-15, 08.161797-15, 08.760151-15, 08.190231-15 en 08.133998-15 (met 18-820163-14 TUL) (P)
Datum vonnis: 18 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 februari 2016 (nadat een aantal zaken door de politierechter is verwezen naar de meervoudige kamer). De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Weimar en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlasteleggingen

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het/de bij dagvaarding met: parketnummer 08.215247-15 ten laste gelegde feit als 4;
parketnummer 08.161797-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als 5 en 6;
parketnummer 08.760151-15 ten laste gelegde feit als 7;
parketnummer 08.190231-15 ten laste gelegde feit als 8;
parketnummer 08.133998-15 ten laste gelegde feit als 9.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 27 oktober 2015 ’s nachts heeft ingebroken en een laptop heeft gestolen of geheeld;
feit 2:op 27 oktober 2015 een fiets heeft gestolen;
feit 3:op 6 augustus 2015 [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 4:op 26 oktober 2015 parfum heeft gestolen;
feit 5:op 10 augustus 2015 [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 6:op 10 augustus 2015 politieagent [slachtoffer 3] heeft beledigd;
feit 7:op 9 juli 2015 ’s nachts heeft ingebroken en koffers met gitaren heeft gestolen;
feit 8:op 8 en/of 9 juli 2015 fietstassen heeft gestolen;
feit 9:op 6 juli 2015 samen met anderen fusten bier heeft gestolen of geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 omstreeks 05.00 uur in de gemeente Zwolle gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning de [adres 1] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
1. subsidiair.

hij op of omstreeks 27 oktober 2015 te Zwolle, althans in Nederland, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een laptop en/of een grijs/bruin kleurige herenfiets van het merk Sparte, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze door diefstal of in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;

2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 06 augustus 2015 in de gemeente Leek [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde die [slachtoffer 2] een stuk hout, althans een hard voorwerp voorgehouden en/of die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Heb het lef weg te lopen, ik verbouw je hele gezicht, ik maak je dood" en/of "die nieuwe auto gaat eraan, ik steek de auto en het huis in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer flesje(s) parfum (van het merk Lancome en/of Nanso), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [parfumerie] , op of aan de [adres 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 10 augustus 2015 te Zwolle [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je neer met een mitrailleur", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 10 augustus 2015 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik vind je een homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
7.
hij op of omstreeks 09 juli 2015 tussen de tijdstippen 00.00 uur en 03.30 uur in de gemeente Zwolle, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning aan [adres 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen drie, althans één of meer koffers met drie gitaren, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
8.
hij in of omstreeks de periode van 08 juli 2015 tot en met 09 juli 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen van een fiets, gestald staande in de berging van het perceel [adres 4] , aldaar, fietstassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9 primair.

hij op of omstreeks 6 juli 2015 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee (zogenaamde) fusten bier (Alfa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Rederij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;

9 subsidiair.

hij op of omstreeks 6 juli 2015 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee (zogenaamde) fusten bier (Alfa) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bierfusten wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle (primair) tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, dat de vordering van benadeelde partij Kuppens wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat zij in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18-820163 niet-ontvankelijk wordt verklaard of dat deze wordt afgewezen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle (primair) tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Van het in feit 3 vermelde onderdeel ‘dreigen met een stuk hout’ moet verdachte worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van de diefstal of heling van fusten bier door het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Van de andere feiten heeft de raadsman gesteld dat die wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 9 tenlastegelegde, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van deze tenlastegelegde feiten sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 9 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 27 oktober 2015 omstreeks 05.00 uur in de gemeente Zwolle gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 1] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij op 27 oktober 2015 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
3.
hij op 06 augustus 2015 in de gemeente Leek [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Heb het lef weg te lopen, ik verbouw je hele gezicht, ik maak je dood" en "die nieuwe auto gaat eraan, ik steek de auto en het huis in de fik";
4.
hij op 26 oktober 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flesjes parfum (van het merk Lancome en/of Nanso), toebehorende aan [parfumerie] aan de [adres 2] ;
5.
hij op 10 augustus 2015 te Zwolle [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je neer met een mitrailleur";
6.
hij op 10 augustus 2015 te Zwolle opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 3] (agent van politie Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Ik vind je een homo";
7.
hij op 09 juli 2015 tussen de tijdstippen 00.00 uur en 03.30 uur in de gemeente Zwolle, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning aan [adres 3] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen drie koffers met drie gitaren, toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van inklimming;
8.
hij in de periode van 08 juli 2015 tot en met 09 juli 2015 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen van een fiets, gestald staande in de berging van het perceel [adres 4] , aldaar, fietstassen, toebehorende aan [slachtoffer 6] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 266, 267, 285, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2, 4, 8, telkens
het misdrijf:
Diefstal;
feit 3
het misdrijf:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting;
feit 5
het misdrijf:
Bedreiging met zware mishandeling;
feit 6
het misdrijf:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 7
het misdrijf:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel oplegt.
De raadsman heeft gesteld dat zijn cliënt het eens is met oplegging van de ISD-maatregel. Wel hoopt hij dat de nazorg dit keer adequaat wordt geregeld.
De raadsman heeft verzocht te bepalen dat op grond van artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht regelmatig tussentijds gerapporteerd zal worden.
8.2
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank zal aan verdachte de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar opleggen. De gronden voor deze beslissing zal de rechtbank hieronder weergeven.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf diefstallen, één belediging en twee bedreigingen. Uit de justitiële documentatie d.d. 1 februari 2016 blijkt dat verdachte veel vaker is veroordeeld voor het plegen van (met name vermogens)delicten.
Uit het reclasseringsadvies van reclasseringswerker I.M.T.J. Weiss d.d. 17 november 2015 en de brief van psychiater A.H.A.C. van Bakel d.d. 21 december 2015 blijkt dat verdachte al zijn halve leven kampt met ernstige verslavingsproblematiek en problemen van psychiatrische aard. Ook staat hij bekend als veelpleger en heeft hij een uitgebreide behandelhistorie, waaronder twee eerdere ISD-trajecten, die niet heeft geleid tot het terugdringen van recidive. Volgens de reclassering is -om uit de vicieuze cirkel te raken waar verdachte nu in zit- intensieve, klinische behandeling nodig vanwege de gecombineerde problematiek op het gebied van psychiatrie en verslaving. Na een klinische behandeling is het noodzakelijk dat er een langdurig nazorgtraject zal zijn, om verdachte te kunnen begeleiden bij het opnieuw opbouwen van zijn leven.
De reclassering is van mening dat, nu vijfmaal een opgelegd toezicht niet uitvoerbaar is gebleken, de ISD-maatregel passend is als ultimum remedium. Verder schat de reclassering het recidiverisico en het risico op onttrekken aan de voorwaarden in als hoog.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij akkoord gaat met een ISD-maatregel, maar dat hij daarbij vooral wil dat de nazorg goed wordt geregeld.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan oplegging van de ISD-maatregel stelt.
Immers de door verdachte begane misdrijven betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goed het opleggen van de ISD-maatregel eist.
De rechtbank overweegt dat een ISD-maatregel heeft te gelden als een uiterst middel, waartoe slechts kan worden beslist nadat de rechtbank zich een goed beeld heeft gevormd omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij zijn met name van belang de levensstijl, de achtergrondproblematiek en bijzondere gedragskenmerken van verdachte, bezien tegen de achtergrond van eerder gedane pogingen om hulp te verlenen, dan wel van omstandigheden die het aanbieden van hulp in het verleden hebben gefrustreerd.
Verder moet er, zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsadvies, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en acht een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk. Gelet op de frequentie en de aard van de door verdachte begane feiten is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. De rechtbank neemt in aanmerking dat uit het reclasseringsadvies en de brief van de psychiater kan worden geconcludeerd dat eerdere reclasseringscontacten en hulpverlening onvoldoende resultaat hebben gehad, omdat verdachte ingezette hulpverlening en toezichten door de reclassering meerdere malen heeft afgebroken en hij meerdere malen recidiveerde. Dat verdachte twee keer eerder een ISD-maatregel heeft gehad staat er niet aan in de weg deze maatregel nogmaals op te leggen. Een behandeling is geïndiceerd en de enige mogelijkheid tot gedragsbeïnvloeding wordt door de deskundigen gezien in de setting van een ISD-maatregel.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op voorhand te bepalen dat een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel moet plaatsvinden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] , wonende te [adres 5] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 7 is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18.820163-14, omdat de rechtbank niet beschikt over de betreffende stukken.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38n en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 9 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, 4, 8, telkens
diefstal;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting;
feit 5
bedreiging met zware mishandeling;
feit6
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit7
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezenverklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de tijd van
twee jaren;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] te [adres 5] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 18.820163-14
- verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering
.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S. Taalman en mr.
G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit de dossiers van Politie:
Feiten 1 en 2: Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Districtsrecherche IJsselland, met registratienummer PL0600-2015523103;
Feit 3: Eenheid Noord-Nederland, District Groningen, Districtsrecherche Groningen, met registratienummer PL0100-2015227949;
Feit 4: Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Zwolle, met registratienummer PL0600-2015522099;
Feiten 5 en 6: Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Zwolle, met registratienummer PL0600-2015390491;
Feit 7: Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Districtsrecherche IJsselland, met registratienummer PL0600-2015347106;
Feit 8: Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Zwolle, met registratienummer PL0600-2015334565.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 februari 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
Feiten 1 en 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 27 oktober 2015 door
[verbalisant] , hoofdagent, pag. 8, 9, 14 en 16 (incl. fotobladen);
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 oktober 2015 door [verbalisant] en [verbalisant] , hoofdagenten, pag. 17;
Feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , opgemaakt op 7 augustus 2015 door
[verbalisant] , brigadier, pag. 10 en 11;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 1 september 2015 door [verbalisant] , brigadier, pag. 13 en 14;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt op 1 september 2015 door [verbalisant] , brigadier, pag. 16 en 17;
Feit 4:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [parfumerie] , opgemaakt op 26 oktober 2015 door [verbalisant] , surveillant, pag. 4 en 6;
Feiten 5 en 6:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 10 augustus 2015 door
[verbalisant] , agent, pag. 3;
Feit 7:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , mede namens [slachtoffer 5] , opgemaakt op
9 juli 2015 door [verbalisant] , agent, pag. 7 en 8;
Feit 8:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , opgemaakt op 9 juli 2015 door
[verbalisant] , surveillant, pag. 1.