ECLI:NL:RBOVE:2016:5328

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
177196
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekfraude en onrechtmatige opzegging van kredietovereenkomst door Rabobank

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de coöperatie Rabobank U.A. en [X]. De Rabobank heeft de kredietovereenkomst met [X] opgezegd wegens het verstrekken van onjuiste en onvolledige informatie over zijn inkomenssituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] op 15 januari 2014 een koopovereenkomst heeft gesloten voor een perceel grond en een chalet, en dat hij op 20 januari 2014 een dienstverleningsovereenkomst met de Rabobank is aangegaan. De Rabobank heeft op basis van de verstrekte informatie een annuïteitenlening van € 181.000,- verstrekt. Echter, na een reguliere controle zijn er onregelmatigheden geconstateerd in de inkomensgegevens van [X]. De Rabobank heeft [X] herhaaldelijk om aanvullende informatie gevraagd, maar deze is niet of onvoldoende verstrekt. Uiteindelijk heeft de Rabobank de kredietovereenkomst opgezegd en beslag gelegd op de eigendommen van [X]. In de procedure vorderde de Rabobank betaling van een bedrag van € 167.399,70, terwijl [X] verweer voerde en in reconventie schadevergoeding eiste wegens onrechtmatig handelen van de Rabobank. De rechtbank oordeelde dat de Rabobank niet volledig en naar waarheid de feiten had gepresenteerd, wat de mogelijkheid voor [X] om verweer te voeren bemoeilijkte. De rechtbank heeft een comparitie van partijen bevolen om inlichtingen te geven en te onderzoeken of er een minnelijke regeling mogelijk is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/177196 / HA ZA 15-538
Vonnis van 21 september 2016
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. Nonnekes te Rotterdam,
tegen
[X],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M.P. Geerdink te Assen.
Partijen zullen hierna de Rabobank en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie
  • de conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie tevens houdende eiswijziging
  • de akte van antwoord tevens wijziging van (voorwaardelijke) reconventionele eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] heeft op 15 januari 2014 een koopovereenkomst gesloten met Buitengroep Holding BV (hierna: BGH) betreffende een perceel grond op recreatiepark Buitengoed te Schalkhaar , kadastraal bekend gemeente Diepenveen , sectie D nummers 4288 en 4291 (hierna: het perceel) ad € 80.000,- exclusief belastingen en een daarop nog aan te brengen chalet ad € 100.000,- (hierna tezamen: het perceel met chalet).
2.2.
In verband met advisering over de financiering van het perceel met chalet heeft [X] op 20 januari 2014 een “dienstverleningsovereenkomst” met de Rabobank gesloten. De Rabobank heeft op 21 januari 2014 een Rapport Lenen & Wonen opgesteld.
2.3.
Rabobank heeft bij onderhandse akte van 22 januari 2014 aan [X] een annuïteitenlening verstrekt ten bedrage van € 181.000,- (hierna: de kredietovereenkomst).
2.4.
Op 5 februari 2014 heeft Rabobank een “overzicht specificatie leninggelden” verstrekt, inhoudende onder meer het volgende.
Leningen:
Leningnummer [xxxxxxxxxx] € 181.000,-
(…)
De leninggelden zijn als volgt verdeeld:
Bijgeschreven op uw bouwdepot [rekeningnummer 1] € 72.043,69
Advieskosten € 900,-
Afsluitkosten lening € 300,-
Overgemaakt naar notaris € 107.756,31
(…)
2.5.
Op 7 februari 2014 heeft [X] een eerste hypotheekrecht verstrekt aan de Rabobank tot een bedrag van € 181.000,-, te vermeerderen met renten, vergoedingen en kosten, op het recht van eigendom met betrekking tot het perceel.
2.6.
Naar aanleiding van een reguliere dossiercontrole en daarbij geconstateerde (ogenschijnlijke) onregelmatigheden heeft op 10 april 2014 een gesprek plaatsgevonden tussen Rabobank en [X] . Daaropvolgend heeft Rabobank dezelfde dag onder meer het volgende aan [X] gemaild.
Zoals we zojuist in ons gesprek op ons kantoor hebben besproken zouden wij graag de volgende aanvullende gegevens van u binnen nu en 1-2 weken willen ontvangen:
- Alle salarisstroken van 2013 (dus vanaf 1-5-2013).
- Een verklaring voor de inconsistentie op de salarisstrook tussen de datum van indiensttreding (1-5-2013) en het cumulatieve bruto jaarloon (€ 16.750), de scheve opmaak van de salarisstrook en de kleurverschillen in de tekst.
- Een opgave van de oorspronkelijke kavelprijs (zonder korting).
- Een opgave van de oorspronkelijke koopprijs van het chalet (zonder korting).
Graag ontvangen we ook nog de jaaropgave van 2013 en een opgave van het bedrag dat u contant ontvangen heeft aan salaris in mei en de datum van de uitbetaling.
2.7.
Op 6 juni 2014 heeft er andermaal een bespreking plaatsgevonden tussen Rabobank en [X] . Bij brief van 6 juni 2014 heeft Rabobank verslag van dat gesprek gedaan, onder meer als volgt.
U heeft ons de volgende informatie overhandigd:
1. Jaaropgaven over 2013 van Buitengroep Holding BV(…)
2. Salarisstroken van Buitengroep Holding BV over de maanden januari en februari 2014.
U hebt de bevestiging van de ontslagaanvraag niet kunnen afgeven omdat u die nog niet hebt kunnen vinden.(…)
De salarisstrook over december 2013 zoals door u aan is geleverd in januari wijkt op diverse plekken af van de salarisstrook zoals u die begin mei bij de bank ingeleverd hebt.
(…)
4. In ons gesprek van april hebt u aangegeven het salaris over juli contant ontvangen te hebben. U geeft aan dat u het salaris direct na het openen van de rekening gestort hebt op uw rekening bij onze bank. We zien echter geen storting.
5. U geeft aan dat u de eerste 2 maanden op proef gewerkt hebt zonder salaris. Er zijn echter wel salarisstroken over die maanden ontvangen waarbij dezelfde bedragen vermeld staan als de overige maanden.
6. Op de salarisstroken van mei t/m december 2013 staat vermeld dat het salaris betaald is op rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Bij punt 4 hiervoor vermeld staat dat u het salaris over juli contant ontvangen zou hebben. Hoe is dit te rijmen met de vermelding op het salarisstrook dat het geld over is gemaakt? Het is niet mogelijk dat op de salarisstroken over mei en juni (en juli dus ook niet) het hiervoor vermelde bankrekeningnummer juist is. Het bankrekeningnummer is pas op 23 juli 2013 geopend.
7. In ons gesprek in april hebt u aangegeven per 1 februari ontslag genomen te hebben. Dit zou dus betekenen dat u over januari het normale salarisbedrag zou ontvangen en dat u over februari het vakantiegeld zou moeten krijgen. Voorafgaand aan ons gesprek hebt u salarisstroken overhandigd over zowel januari als over februari 2014 waarbij het salaris over februari gelijk is aan het salaris over januari. U geeft aan hier geen verklaring voor te hebben.
(…)
U geeft aan dat u mevrouw [Y] van Buitengroep Holding BV mondeling mee hebt gedeeld dat u ontslag nam. Van haar hebt u een bevestiging ontvangen. Deze ontslagbevestiging hebt u nog niet kunnen vinden (…). (…)
U geeft aan donderdag 29 mei via internet een nieuwe DigiD-code aangevraagd te hebben maar dat u die nog niet ontvangen hebt. (…) U geeft aan dan zo snel mogelijk naar de bank te komen om dan in te loggen op de site van UWV.
2.8.
Bij brief van 16 juni 2014 heeft Rabobank onder meer het volgende aan [X] bericht.
Vrijdag 6 juni heb ik u 2 brieven overhandigd. De eerste brief was een samenvatting van hetgeen wij besproken hebben. In de 2de brief stonden de afspraken vermeld. Van u werd in die brief gevraagd direct na ontvangst van de DigiD-code contact met ons op te nemen. Verder werd gevraagd om allerhande verklaringen en werd ook gevraagd om de door mevrouw [Y] getekende bevestiging van uw ontslagaanvraag.
Vorige week en vandaag heb ik meerdere malen gebeld (…) Elke keer heb ik de voicemail ingesproken met het verzoek mij direct terug te bellen. Tot op heden hebben wij geen enkele reactie van u ontvangen. Met deze brief doe ik het dringende verzoek om direct na ontvangst van deze brief telefonisch contact met mij op te nemen en mij de in de brief van 6 juni 2014 gevraagde informatie te verstrekken. Mocht u hier geen gehoor aangeven dan zijn wij genoodzaakt andere maatregelen te treffen. (…)
2.9.
Bij brief van 14 augustus 2014 heeft Rabobank [X] ander maal de mogelijkheid gegeven alle gevraagde informatie aan te leveren. Daarbij heeft Rabobank aangekondigd dat indien de door [X] gegeven verklaringen voor haar onvoldoende zijn om het vermoeden van het verstrekken van onjuiste gegevens weg te nemen of indien [X] geen verklaringen aanlevert, zij zullen overgaan tot het doen van aangifte bij de politie en tot het registreren van [X] in het EVA-register.
2.10.
Op 28 augustus 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Rabobank en [X] , bijgestaan door zijn advocaat. In dat gesprek is geconstateerd dat het dienstverband van [X] en Buitengroep Holding BV niet bekend was bij het UWV en dat de werkgeversverklaring d.d. 15 januari 2014 later is opgemaakt dan de eveneens door Buiten Groep Holding B.V. getekende brief d.d. 1 januari 2014, waarin zij aan [X] heeft bevestigd dat hij op die dag zijn dienstverband aldaar had opgezegd per 1 februari 2014.
2.11. Bij brief van 3 december 2014 heeft Rabobank onder meer het volgende aan [X] bericht.
De bank heeft met u de volgende overeenkomsten gesloten.
1. Ten naamgestelde: de heer [X] :
1.1. Een overeenkomst van betaalrekening d.d. 22-7-2013 onder rekeningnummer [rekeningnummer 3] .
1.2 Een overeenkomst Elektronische distributie d.d. 22-7-2013 onder nummer 9244956.
1.3 Een overeenkomst Hypotheek (Annuïteit) d.d. 29-2-2014 onder overeenkomstnummer [xxxxxxxxxx] .
1.4 Een Alles in één Polis d.d. 31-1-2014 onder nummer 147533603
(…)
Een onderzoek naar uw aanvraag en de verstrekking van een hypothecaire financiering voor uw chalet aan de Waterdijk te Schalkhaar wijst er op meerdere punten op dat er sprake is van fraude. Na meerdere gesprekken en onderzoek komen wij tot de conclusie dat u deze hypotheek ten onrechte heeft verkregen. Op basis van het onderzoek uit dit dossier is vast komen te staan dat er sprake is van hypotheekfraude. De bank heeft hiervan tevens aangifte gedaan.
Gelet op het bovenstaande en voor zover noodzakelijk met een beroep op artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden 2009. Respectievelijk onder verwijzing naar artikel 14 van de Algemene voorwaarden voor betaalrekeningen en betaaldiensten 2014, de Bijzondere voorwaarden Rabo BasisPakket 2009 artikel 6 en de Algemene voorwaarden elektronische diensten 2002 artikel 12 zeggen wij hierbij de met u gesloten overeenkomsten onder 1.1 en 1.2 op met inachtneming van een opzegtermijn van minimaal twee maanden, derhalve per 05-02-2015.
Uw hypotheekdossier (1.3) zal worden overgedragen naar Bijzonder Beheer Rabobank Nederland. (…)
2.12.
Rabobank heeft op 29 juli 2015 verlof gevraagd om conservatoir verhaalsbeslag te laten leggen op contante gelden die de politie Oost-Nederland te Deventer in beslag zou hebben genomen onder [X] . Dat verlof is verleend en op 30 juli 2015 is beslag gelegd.
2.13.
Bij brief van 5 augustus 2015 heeft Rabobank onder meer het volgende aan [X] bericht.
Met onze brief van 3 december 2014 hebben wij de aan u verstrekte financieringen met inachtneming van een opzegtermijn, derhalve per 5 februari 2015, opgezegd wegens hypotheekfraude. In januari 2015 wordt uw dossier in behandeling genomen door Bijzonder Beheer van Rabobank Nederland. Rabobank Nederland geeft opdracht uw woning te laten taxeren. Hoewel het lastig is om contact te leggen wordt de woning in maart 2015 getaxeerd. Vervolgens wordt op 15 mei 2015 met u telefonisch gesproken over de verkoop van de woning. Om dit te voorkomen hebben wij u de mogelijkheid aangeboden om de financiering versneld af te lossen.
Wij hebben u hiertoe verzocht om documenten aan te leveren, om de (on)mogelijkheden te beoordelen. Ondanks herhaaldelijk verzoek heeft u hier geen gehoor aan gegeven. Na ruim twee maanden komt deze mogelijkheid thans te vervallen.
(…)
Op dit moment stellen wij u in de gelegenheid uw woning (…) zelf onderhands te verkopen. Wij ontvangen hiertoe zo snel mogelijk, maar uiterlijk 5-9-2015, de bemiddelingsovereenkomst met uw makelaar. (…)
Indien wij constateren dat binnen de gestelde termijn door ons geen bemiddelingsovereenkomst is ontvangen en uw woning niet in de verkoop staat, dan geven wij per direct opdracht aan een notaris om tot veiling van uw woning over te gaan. Alle hieruit voortkomende veilingkosten komen voor uw rekening. Veiling van uw woning heeft ernstige gevolgen voor u. Bij een veiling brengt uw woning waarschijnlijk minder op dan wanneer u zelf uw woning via een makelaar verkoopt. U dient zicht ervan bewust te zijn dat bij een eventueel verlies na verkoop van uw woning de bank altijd het verlies op u blijft verhalen totdat de gehele schuld is terug betaald.
2.14.
Bij brief van 22 september 2015 heeft Rabobank onder meer het volgende aan [X] bericht.
De bank verstrekt aan u blijkens onderhandse akte d.d. 22-01-2014 een lening tot een bedrag van EUR 181.000,00 (…).
Tot zekerheid voor al hetgeen de bank van u te vorderen heeft ,werd blijkens notariële akte d.d. 07-02-2014 het recht van 1e hypotheek gevestigd op het daarin vermelde registergoed tot een bedrag van in totaal EUR 181.000,00 (…)
Met verwijzing naar onze brieven van 3 december 2014, 5 augustus 2015 j.l. en in achtneming van artikel 4 van de algemene voorwaarden voor particuliere leningen van de Rabobank 2013 zeggen wij de financiering per direct aan u op. (…)
Wij verzoeken en zonodig sommeren u binnen veertien dagen na vandaag aan onze bank te voldoen een bedrag ad EUR 176.493,10 + P.M. (…)
Indien u onverhoopt niet of niet tijdig aan ons verzoek mocht voldoen, zullen wij voorbereidingen treffen voor openbare verkoop van het hypothecair verbonden registergoed.
2.15.
Bij brief van 6 november 2015 heeft Rabobank [X] aangezegd het perceel openbaar te verkopen wegens het niet nakomen door [X] van zijn verplichtingen uit hoofde van de door Rabobank verstrekte hypothecaire geldlening.
2.16.
Op 5 april 2016 heeft veiling van het perceel plaatsgevonden. De hoogste bieder bood € 23.000,- en bij akte van 6 april 2015 is het perceel aan die hoogste bieder gegund.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Rabobank vordert na vermindering van eis samengevat - veroordeling van [X] tot betaling van € 167.399,70, vermeerderd met contractuele rente en kosten.
3.2.
[X] voert verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring danwel afwijzing van de vordering.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
[X] vordert - na wijziging van eis - in het geval Rabobank in conventie ontvankelijk wordt geacht, samengevat:
a. te verklaren voor recht dat Rabobank niet gerechtigd was tot opeising van de hypothecaire lening;
b. te verklaren voor recht dat Rabobank onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld danwel toerekenbaar tekort is geschoten door de bankrekening op te heffen, aangifte te doen, registratie in het Incidentenregister en het Extern verwijzingsregister, overdracht van het financieringsdossier naar Bijzonder Beheer, beslaglegging, het starten van een civiele procedure, invordering van de hypothecaire geldlening, openbare verkoop van het perceel met chalet en het gunnen daarvan ver onder de waarde aan een veilingkoper,
c. te verklaren voor recht dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld danwel toerekenbaar te kort is geschoten door de conservatoire beslaglegging,
d. Rabobank te veroordelen tot het vergoeden van schade van € 246.750,-
e. Rabobank te bevelen dat zij haar aangifte intrekt op verbeurte van een dwangsom
f. Rabobank te bevelen zorg te dragen voor heractivering van zijn bankrekening op verbeurte van een dwangsom;
g. Rabobank te bevelen dat zij zorg draagt voor opheffing en ongedaan making van alle gedane registraties op verbeurte van een dwangsom;
h. Rabobank te veroordelen tot onmiddellijke opheffing van alle jegens [X] gelegde conservatoire beslagen op verbeurte van een dwangsom.
3.4.
Rabobank voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Rabobank heeft aan haar eis samengevat ten grondslag gelegd dat sprake is van een hypothecaire geldleningsovereenkomst met [X] , dat na afsluiting daarvan is gebleken dat de informatie die door [X] bij de aanvraag daarvan is overgelegd onjuiste inkomensgegevens bevatte, dat de verstrekte financiering daardoor onmiddellijk opeisbaar is geworden en dat Rabobank de verstrekte financiering heeft opgezegd. Rabobank heeft voorts in de dagvaarding vermeld dat haar geen weren van [X] bekend zijn.
4.2.
[X] heeft bij conclusie van antwoord in conventie als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat Rabobank niet ontvankelijk is in haar vorderingen. [X] voert daartoe aan dat Rabobank artikel 21 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) heeft geschonden door achterhouding van relevante feiten in de dagvaarding, dat Rabobank artikel 111 lid 2 sub 2 Rv heeft geschonden door het weglaten van de gronden van de eis en dat Rabobank artikel 111 lid 3 Rv heeft geschonden door onvoldoende de aangevoerde verweren van gedaagde in de dagvaarding te vermelden.
4.3.
De rechtbank constateert dat [X] niet heeft betwist dat, zoals Rabobank bij conclusie van repliek in conventie heeft aangevoerd, [X] niet eerder heeft ontkend dat er fouten zijn gemaakt bij de aangifte van loonbelasting door Buiten Groep Holding B.V., dat [X] zijn dienstverband had opgezegd, dat de door [X] overgelegde werkgeversverklaring een onjuist beeld gaf van de werkelijkheid en dat [X] slechts had aangegeven de relatie met Rabobank niet te willen beëindigen. Aldus is niet gebleken dat Rabobank voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding bekend was met een verweer van [X] tegen de grondslag van de vordering, zodat van schending van artikel 111 lid 3 geen sprake is.
4.4.
Op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) jo. 111 lid 2 Rv is Rabobank echter voorts verplicht de voor de beslissing van de rechtbank van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. De substantiëringsplicht strekt ertoe dat het geschil bij dagvaarding zo volledig mogelijk in beeld wordt gebracht. Rabobank heeft bij dagvaarding slechts summierlijk de grondslag van haar vordering vermeld en bij conclusie van repliek nadere feiten en omstandigheden ter onderbouwing van haar stellingen naar voren gebracht.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de stellingen van Rabobank niet zonder meer eenduidig. Zo wordt enerzijds - zonder verdere onderbouwing - gesteld dat de vordering door het verstrekken van onjuiste inkomensgegevens onmiddellijk opeisbaar is geworden, terwijl anderzijds wordt gesteld dat de kredietovereenkomst bij brief van 14 december 2014 en (nogmaals) bij brief van 22 september 2015 is opgezegd. De grondslag van de opzegging is daarbij door Rabobank niet nader onderbouwd. Daarbij heeft Rabobank weliswaar de kredietovereenkomst overgelegd, maar niet alle op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden op grond waarvan de kredietovereenkomst al dan niet is opgezegd. Rabobank heeft verder een veelheid aan feiten en omstandigheden (o.a. ten aanzien van het al dan niet door [X] gebruiken van het bouwdepot overeenkomstig het bestedingsdoel) naar voren gebracht die – zo begrijpt de rechtbank – hebben geleid tot een vertrouwensbreuk met [X] , maar daarmee is minder concreet geworden welke van de feiten en omstandigheden nu precies ten grondslag hebben gelegen aan de opzegging van de kredietovereenkomst en in een later stadium aan de executie van het perceel met chalet.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Rabobank geen volledig beeld heeft geschetst van (de kern van) het geschil en is het [X] bemoeilijkt verweer te voeren tegen de vordering. Aldus is sprake van schending van artikel 21 Rv jo artikel 111 lid 2 Rv. Schending van de substantiëringsplicht kent echter niet als rechtsgevolg de niet-ontvankelijkheid van een partij. In zoverre gaat de rechtbank aan het verweer van [X] voorbij. Schending van de substantiëringsplicht geeft de rechtbank de mogelijkheid de gevolgtrekkingen te maken die haar geraden acht. De rechtbank verbindt aan voormelde schending in beginsel de consequentie, dat als de vordering van Rabobank toewijsbaar zal zijn, zij haar eigen proceskosten zal dienen te dragen.
Nadere reactie en comparitie
4.7.
Nu [X] bij akte van antwoord (na conclusie van dupliek in reconventie van Rabobank) haar eis (andermaal) heeft gewijzigd en opnieuw producties in het geding heeft gebracht
zal aan Rabobank de gelegenheid worden geboden desgewenst daarop schriftelijk te reageren, uiterlijk 2 weken voorafgaand aan de hierna vermelde te gelasten comparitie.
4.8.
Voordat aan een nadere inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen zal de rechtbank een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.9.
De rechtbank acht aan beide zijden de aanwezigheid ter zitting wenselijk van personen die inhoudelijk van de zaak op de hoogte zijn alsmede van personen die bevoegd zijn om een regeling te treffen.
4.10.
Voorts zal aan de verschenen (raadslieden van) partijen de gelegenheid worden geboden om hun standpunten - zowel de juridische als de feitelijke - toe te lichten. Indien partijen dat wensen zullen hun tevoren op schrift gestelde aantekeningen, na te zijn voorgedragen, aan het proces-verbaal worden gehecht.
4.11.
Daarna zullen partijen door de rechter worden ondervraagd tot het geven van inlichtingen, onder meer - maar niet uitsluitend - omtrent het volgende:
- welke inkomensgegevens heeft [X] voorafgaand aan de financiering aan Rabobank verstrekt en wanneer;
  • in hoeverre zijn die inkomensgegevens onjuist gebleken;
  • welke onregelmatigheden zijn er bij de steekproefcontrole naar voren gekomen;
  • wanneer heeft [X] de werkgeversverklaring d.d. 15-1-2014 aan de Rabobank verstrekt;
  • waarom heeft [X] die werkgeversverklaring aan Rabobank verstrekt;
  • hoe is de werkgeversverklaring d.d. 15-1-2014 tot stand gekomen;
  • hoe kan worden verklaard dat in de werkgeversverklaring d.d. 15-1-2014 het hokje “
  • waarom heeft [X] Rabobank niet geïnformeerd over de opzegging van zijn dienstverband;
  • waaruit kan volgen dat de kredietovereenkomst door het verstrekken van onjuiste inkomensgegevens onmiddellijk opeisbaar is geworden (punt 3 van de dagvaarding);
  • waaruit kan volgen dat de kredietovereenkomst (op welke grond) opzegbaar was;
  • welke feiten en omstandigheden hebben ten grondslag gelegen aan de opzegging van de kredietovereenkomst
  • op welke grond is overgegaan tot executie van het perceel;
  • waarom heeft [X] zich niet verzet tegen de executie;
4.12.
Vervolgens kan, afhankelijk van het besprokene ter comparitie, worden overgegaan tot het beproeven van een schikking. Tenslotte zullen zonodig nadere afspraken worden gemaakt over het verdere verloop van de procedure.
4.13.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. F.E.J. Goffin in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2.
bepaalt dat Rabobank dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en dat [X] dan in persoon aanwezig moet zijn,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 oktober 2016voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun raadslieden voor een zitting in de maanden november, december 2016 en januari 2017, waarna dag en uur van de comparitie zal worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de zitting zelfstandig zal bepalen,
5.5.
bepaalt dat na vaststelling van het tijdstip van de zitting dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.7.
bepaalt dat partijen uiterlijk
twee wekenvoor de zitting alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en aan de wederpartij moeten toesturen en dat indien en voor zover Rabobank overeenkomstig r.o. 4.7 schriftelijk wil reageren op de gewijzigde eis en door [X] ingediende producties bij zijn akte van antwoord zulks ook uiterlijk twee weken voor de zitting aan de rechtbank en de wederpartij moet worden toegezonden.
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2016.