Op 13 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot schuldsanering van een alleenstaande man, hierna te noemen [verzoeker]. Het verzoek werd ingediend op basis van een aanzienlijke schuldenlast van € 98.953,61, waaronder belastingschulden en boetes. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat [verzoeker] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. [verzoeker] heeft verklaard dat hij de boekhouding van zijn onderneming en privé aan zijn ex-partner [A] heeft overgelaten, zonder deze te controleren. Dit heeft geleid tot een forse schuldenlast die onbetaald is gelaten.
De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] als ondernemer verantwoordelijk is voor het voeren van een correcte administratie en het tijdig indienen van belastingaangiften. Het uit handen geven van de boekhouding aan [A] ontsloeg hem niet van deze verantwoordelijkheden. Bovendien heeft [verzoeker] zich, nadat hij op de hoogte was geraakt van zijn schulden, niet verdiept in de aard en het ontstaan ervan. De rechtbank concludeerde dat de schulden aan het CJIB niet te goeder trouw zijn ontstaan en dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat zijn psychische problemen een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de schulden.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek tot schuldsanering moet worden afgewezen, omdat [verzoeker] niet heeft voldaan aan de vereisten van goede trouw en het voeren van een deugdelijke administratie. De beslissing werd genomen door mr. J.M. Marsman, lid van de enkelvoudige kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.