ECLI:NL:RBOVE:2016:5304

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
C/08/185317 / FT RK 16/513
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens niet te goeder trouw en onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen

In deze zaak heeft [A] een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Overijssel om de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken. De zitting vond plaats op 6 september 2016, waar [A] aanwezig was, vergezeld van mevrouw [B] van de Stadsbank Oost Nederland en mevrouw [C] van het RIBW. De rechtbank heeft het verzoek van [A] afgewezen op 20 september 2016, omdat zij niet overtuigd was van de goede trouw van [A] met betrekking tot het onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. [A] heeft een schuldenlast van € 20.896,52 en ontvangt een WIA-uitkering van € 942,65 per maand. Hij is voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard en bezit een woning in Turkije, die hij niet wil verkopen om zijn schulden af te lossen. De rechtbank oordeelde dat [A] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn verplichtingen tijdens de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek op grond van artikel 288 lid 1 onder b en c van de Faillissementswet. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden, en dat er geen plaats was voor de toepassing van de hardheidsclausule.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/185317 / FT RK 16/513
uitspraakdatum: 20 september 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
verder [A] te noemen.

Het procesverloop

[A] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter zitting van 6 september 2016. Ter zitting is [A] verschenen, vergezeld van mevrouw [B] , werkzaam bij de Stadsbank Oost Nederland, en van mevrouw [C] , werkzaam bij het RIBW. Van de behandeling ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[A] is een gescheiden man zonder inwonende kinderen. [A] ontvangt een WIA-uitkering van € 942,65 per maand. Hij is voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard.
De schuldenlast van [A] bedraagt in totaal € 20.896,52.
De toelichting van [A]
heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij een woning in Turkije heeft met een waarde van € 30.000,- tot € 40.000,-. [A] wil het huis niet verkopen om de schulden weg te werken. Als hij oud is wil hij in het huis gaan wonen. De woning wordt verhuurd en de bedragen worden door [A's] broer geïnd. Volgens [A] heeft hij meerdere broers en zussen die mede-eigenaar zijn van het huis.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal het verzoek afwijzen. Zij acht de goede trouw van [A] bij het onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het onderhavige verzoek niet aannemelijk. Ter zitting is gebleken dat [A] eigenaar dan wel mede-eigenaar is van een woning in Turkije. De waarde van de woning bedraagt naar zeggen van [A] € 30.000, tot
€ 40.000,-. Desondanks wil [A] deze woning niet verkopen om zijn schulden af te lossen. Hij heeft ook huurinkomsten hieruit waarvan niet is gebleken dat hij deze heeft aangewend ter aflossing van zijn schulden.
De rechtbank wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 onder b Faillissementswet (Fw).
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank evenmin voldoende aannemelijk dat [A] tijdens de schuldsaneringsregeling zijn verplichtingen naar behoren zal nakomen. De rechtbank heeft daarbij het oog op het feit dat [A] eerst, en desgevraagd, ter zitting heeft meegedeeld dat hij een huis in Turkije bezit. Bovendien heeft [A] in zijn verzoek ook niet vermeld dat hij naast de WIA-uitkering huurinkomsten ontvangt.
De rechtbank wijst het verzoek van [A] daarom ook af op grond van artikel 288 lid 1 en onder c Fw.
Van feiten of omstandigheden op grond waarvan anders moet worden beslist, is niet gebleken. Voor de toepassing van de hardheidsclausule is in ieder geval geen plaats omdat het verzoek mede wordt afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c Fw.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.