ECLI:NL:RBOVE:2016:5304
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering wegens niet te goeder trouw en onvoldoende aannemelijkheid van nakoming verplichtingen
In deze zaak heeft [A] een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Overijssel om de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken. De zitting vond plaats op 6 september 2016, waar [A] aanwezig was, vergezeld van mevrouw [B] van de Stadsbank Oost Nederland en mevrouw [C] van het RIBW. De rechtbank heeft het verzoek van [A] afgewezen op 20 september 2016, omdat zij niet overtuigd was van de goede trouw van [A] met betrekking tot het onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. [A] heeft een schuldenlast van € 20.896,52 en ontvangt een WIA-uitkering van € 942,65 per maand. Hij is voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard en bezit een woning in Turkije, die hij niet wil verkopen om zijn schulden af te lossen. De rechtbank oordeelde dat [A] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn verplichtingen tijdens de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek op grond van artikel 288 lid 1 onder b en c van de Faillissementswet. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die tot een andere beslissing zouden moeten leiden, en dat er geen plaats was voor de toepassing van de hardheidsclausule.