ECLI:NL:RBOVE:2016:5303

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
C/08/15/487-488 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregelingen wegens niet-nakoming van verplichtingen

Op 20 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van de schuldsaneringsregelingen van [A] en [B]. De bewindvoerder, A.K. de Beurs, verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregelingen, omdat [A] en [B] hun informatieverplichting niet naar behoren waren nagekomen. Tijdens de zitting op 13 december 2016 werd vastgesteld dat er nieuwe schulden waren ontstaan en dat er een achterstand in de afdracht aan de boedel was. De rechtbank oordeelde dat [A] en [B] tekortgeschoten waren in hun verplichtingen en dat de bewindvoerder hen meermalen had gewaarschuwd zonder dat er verbetering was opgetreden. De rechtbank concludeerde dat een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregelingen niet langer mogelijk was en besloot deze tussentijds te beëindigen. De rechtbank stelde vast dat er voldoende baten in de boedel waren om de vorderingen te voldoen en dat de schuldsaneringsregelingen gevolgd zouden worden door een faillissement. De rechtbank benoemde de bewindvoerder tot curator en stelde het salaris van de bewindvoerder vast op € 2.610,88, dat ten laste van de boedel zou worden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Insolventienummer: C/08/15/487-488 R
Uitspraakdatum: 20 december 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
en
[B] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder ook [A] en [B] te noemen.
In deze schuldsaneringsregelingen is de mevrouw A.K. de Beurs, kantoorhoudende te Almelo, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De bewindvoerder heeft bij verzoek van 8 november 2016 de tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregelingen verzocht.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 13 december 2016, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn [A] , [B] en de bewindvoerder verschenen.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

Het verzoek van de bewindvoerder
Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven verzoekt de bewindvoerder om tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregelingen omdat [A] en [B] hun informatieverplichting niet naar behoren zijn nagekomen, nieuwe schulden hebben laten ontstaan en een achterstand in de afdracht aan de boedel hebben laten ontstaan.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van de bewindvoerder
In haar verzoek tot tussentijdse beëindiging van 8 november 2016, bevestigd ter zitting, heeft de bewindvoerder aangevoerd dat er na drie periodieke verslagen (16 maanden in de regeling) geen verbetering is in de nakoming van de informatieverplichting. Volgens de bewindvoerder heeft zij [A] en [B] wegens de slechte nakoming van de informatieverplichting meermalen zowel mondeling als schriftelijk gewaarschuwd, maar is geen sprake van verbetering van de informatieverplichting. De bewindvoerder heeft geconstateerd dat haar e-mailberichten wel worden gelezen, maar dat vervolgens geen actie wordt ondernomen. De bewindvoerder is tevens gebleken dat nieuwe schulden zijn ontstaan. Volgens de bewindvoerder is sprake van een nieuwe vordering bij de belastingdienst, zijnde terugvordering toeslagen 2015, en is sprake van een boedelschuld ten bedrage van € 760,25 wegens het niet voldoen aan de afdrachtplicht. Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat de schuld aan de belastingdienst € 1.684,- bedraagt. Het gaat daarbij om het deel van de vordering dat in 2015 tijdens de schuldsaneringsregeling is ontstaan. De bewindvoerder heeft ter zitting bevestigd dat [A] en [B] een achterstand in afdracht aan de boedel van € 760,25 hebben laten ontstaan.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van [A] en [B]
[A] en [B] hebben ter zitting erkend dat de bewindvoerder diverse keren zowel mondeling als schriftelijk heeft gewezen op hun informatieverplichting, maar dat geen sprake is van verbetering van deze verplichting. Tevens hebben zij erkend dat zij niet of nauwelijks op de e-mailberichten van de bewindvoerder hebben gereageerd.
heeft daartoe aangevoerd dat zij werkt en tevens vier kinderen verzorgt. Zij stelt haar best te doen, maar door de druk te vergeten de e-mailberichten van de bewindvoerder te beantwoorden. Volgens [B] is zij daar slordig in.
[A] heeft hierover verklaard dat zij beiden werken. Ook is de zoon van [A] bij hun in komen wonen. Volgens [A] doen zij zoveel mogelijk als het kan om aan de verplichtingen te voldoen. Hij erkent eveneens dat zij slordig zijn geweest in het beantwoorden van de e-mailberichten van de bewindvoerder.
[A] en [B] hebben ten aanzien van de nieuwe schuld aan de belastingdienst en de boedelschuld verklaard dat zij geen mogelijkheden zien om deze schulden in te lossen. Volgens [A] is meer gaan werken geen optie. Hij werkt al in drieploegendienst en bij meer uren werken door beiden moet ook kinderopvang worden betaald. [A] wil proberen de afspraken met de bewindvoerder beter na te komen, maar ziet geen mogelijkheden om meer te werken om de nieuwe schuld aan de belastingdienst en de boedelschuld in te lossen. [B] heeft verklaard dat zij niet kan beloven dat de verplichtingen worden nagekomen. Volgens [B] is dit heel moeilijk voor haar; zij is daar slordig in.
De motivering van de beslissing
De rechtbank stelt vast dat [A] en [B] te kort zijn geschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting en dat dit hun valt te verwijten. De rechtbank motiveert dit als volgt.
Uitgangspunt van de schuldsaneringsregeling is dat een schuldenaar de bewindvoerder spontaan alle informatie dient te verstrekken waarvan deze weet of moet kunnen begrijpen dat die voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling noodzakelijk is. Daarnaast moet de schuldenaar de bewindvoerder die informatie verstrekken waar deze specifiek om vraagt.
Uit de stukken blijkt dat [A] en [B] zijn geïnformeerd over de verplichtingen voortvloeiende uit hun schuldsaneringsregelingen. Desondanks hebben
[A] en [B] vanaf de aanvang van deze schuldsaneringsregelingen tot en met heden de op hun rustende informatieverplichting geschonden. Blijkens de stukken en de behandeling ter zitting heeft de bewindvoerder [A] en [B] daar meermalen op aangesproken, maar is de informatieverstrekking desondanks moeizaam blijven verlopen. Daarnaast is de bewindvoerder gebleken dat [A] en [B] haar e-mailberichten wel hebben gelezen, maar vervolgens geen actie hebben ondernomen. [A] en [B] hebben ter zitting ook erkend dat zij over de slechte nakoming van de informatieverplichting door de bewindvoerder zowel mondeling als schriftelijk zijn gewaarschuwd, maar dat zij geen verbetering hebben getoond. Zij hebben tevens erkend slordig te zijn geweest in het beantwoorden van de e-mailberichten van de bewindvoerder. [A] en [B] hebben gesteld door de druk van het werken en het verzorgen van vier kinderen slordig te zijn in de nakoming van hun informatieverplichting. Naar het oordeel van de rechtbank is het verstrekken van informatie een relatief eenvoudige verplichting die een ieder in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling in voldoende mate moet kunnen naleven. Indien [A] en [B] zelf niet in staat waren om de bewindvoerder te informeren dan had het op hun weg gelegen om daarvoor hulp van derden in te schakelen om de bewindvoerder tijdig en in voldoende mate van informatie te voorzien. Dit hebben [A] en
[B] nagelaten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [A] en [B] om hun verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling na te komen.
De rechtbank stelt voorts vast dat sprake is van een achterstand in de boedelafdracht die door de bewindvoerder is becijferd op een bedrag van € 670,25. Nu [A] en
[B] niet aan hun afdrachtsverplichting hebben voldaan, hebben zij ook daarmee de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling geschonden.
De rechtbank stelt tot slot vast dat [A] en [B] een nieuwe schuld hebben laten ontstaan, te weten een schuld aan de belastingdienst van € 1.684,-. De rechtbank acht deze nieuwe schuld bovenmatig, nu niet valt in te zien hoe [A] en [B] deze binnen de reguliere looptijd van hun schuldsaneringsregelingen zouden kunnen aflossen. [A] en [B] hebben ter zitting immers verklaard geen mogelijkheden te zien om deze schuld, alsmede de ontstane boedelschuld, in te lossen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een doeltreffende uitvoering van deze schuldsaneringsregelingen niet langer mogelijk is en dat deze schuldsaneringsregelingen thans tussentijds dienen te worden beëindigd.
De rechtbank zal deze schuldsaneringsregelingen tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c en d Faillissementswet.
Onder verwijzing naar wat is bepaald in artikel 350, vijfde lid, Faillissementswet, zal, omdat er voldoende baten in de boedel zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, deze schuldsaneringsregelingen worden gevolgd door een faillissement.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder vaststellen en ten laste van de boedel brengen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van deze schuldsaneringsregelingen;
- stelt vast dat [A] en [B] in staat van faillissement zullen verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van [A] en [B] tot rechter-commissaris
mr. J.M. Marsman
en tot curator A.K. de Beurs,
Postbus 31
7600 AA Almelo;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerden gerichte brieven en telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.610,88 (inclusief onkosten en omzetbelasting)
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
Gewezen door mr. M.C. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.)