ECLI:NL:RBOVE:2016:5296

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
C 08/14/802 en 803 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsanering wegens schending van inlichtingen- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2016 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van [A] en [B]. De bewindvoerder, mevrouw T.M.E. Roeloffzen-Mulder, verzocht om beëindiging van de schuldsanering omdat [A] en [B] nieuwe schulden hadden laten ontstaan en de inlichtingenplicht niet hadden nageleefd. Tijdens de zitting op 23 februari 2016 gaven [A] en [B] aan dat zij moeite hadden met het vinden van werk en dat [A] recentelijk een nieuwe baan had gevonden. Echter, zij hadden belangrijke informatie over hun financiële situatie en werkstatus niet tijdig aan de bewindvoerder verstrekt.

De rechtbank oordeelde dat [A] en [B] niet voldaan hadden aan hun verplichtingen om de bewindvoerder van alle relevante informatie te voorzien. Dit omvatte het niet melden van het faillissement van [A]'s oude werkgever en het niet tijdig overleggen van bankafschriften. De rechtbank concludeerde dat de schuldsanering tussentijds beëindigd moest worden, omdat [A] en [B] niet naar behoren meewerkten aan de uitvoering van de schuldsanering. De rechtbank stelde ook vast dat [B] haar sollicitatieverplichting niet had nagekomen, wat bijdroeg aan de beslissing om de schuldsanering te beëindigen.

De rechtbank beëindigde de schuldsanering en bepaalde de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.468,50, met een salaris van € 5,14. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Marsman en is openbaar uitgesproken in de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C 08/14/802 en 803 R
uitspraakdatum: 8 maart 2016

tussentijdse beëindiging schuldsanering

Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
[B] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] , [adres]
verder [A] en [B] te noemen.
In deze zaak is mevrouw T.M.E. Roeloffzen-Mulder, kantoorhoudende te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Bij brief van 28 december 2015 heeft de bewindvoerder verzocht de schuldsaneringsregelingen van [A] en [B] tussentijds te beëindigen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 februari 2016, waarvan aantekeningen zijn gemaakt. Ter zitting zijn [A] , [B] en de bewindvoerder verschenen.

De beoordeling

Het verzoek van de bewindvoerder
Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven verzoekt de bewindvoerder om tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregelingen omdat [A] en [B] nieuwe schulden hebben laten ontstaan bij Stichting Wbo Wonen ad € 1.268,70 en de belastingdienst ad € 176,00.
Daarnaast hebben [A] en [B] de inlichtingenplicht geschonden. Volgens de bewindvoerder heeft ze meerdere keren om informatie verzocht waarbij ze geen dan wel summiere antwoorden krijgt van [A] en [B] .
Tot slot heeft de bewindvoerder vermeld dat [B] de sollicitatieplicht niet nakomt. Volgens de bewindvoerder heeft [B] slechts gering betaald werk verricht en dient zij voor de overige uren aanvullend te solliciteren. De bewindvoerder heeft geen bewijsstukken van sollicitaties van [B] ontvangen.
De toelichting van [A] en [B] ter zitting
[B] heeft ter zitting verklaard dat zij op internet kijkt naar vacatures. Volgens [B] is het moeilijk om aan werk te komen omdat ze alleen kan schoonmaken.
[A] heeft ter zitting verklaard dat hij een andere werkgever heeft en dat zijn oude werkgever, Taxi [C] , failliet is verklaard op 14 augustus 2015. Sinds november 2015 heeft [A] bij Taxi [D] voor gemiddeld 15 uren per week gewerkt. [A] heeft binnenkort een andere werkgever waar hij voor ongeveer 20 tot 40 uren per week bij [Taxi E] kan gaan werken. De informatie over zijn vorige, huidige en toekomstige werkgever heeft [A] niet gemeld aan de bewindvoerder. In de tijd tussen het faillissement van Taxi [C] en wanneer [A] is begonnen met werken bij Taxi [D] heeft [A] gesolliciteerd en heeft hij een uitkering ontvangen van het UWV. [A] is van mening dat hij geen of korte antwoorden krijgt van de bewindvoerder en dat het daarom niet zijn schuld is dat hij niet alle informatie door heeft gegeven aan de bewindvoerder.
De toelichting van de bewindvoerder ter zitting
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij van [A] en [B] vernomen heeft dat de schuld aan Stichting Wbo Wonen inmiddels is voldaan. Dit heeft de bewindvoerder echter nog niet kunnen controleren.
De bewindvoerder heeft geen informatie ontvangen met betrekking tot de gestelde vragen over de voormalig werkgever, Taxi [C] , van [A] . Volgens de bewindvoerder is de informatie met betrekking tot het faillissement van Taxi [C] nieuw. Ook van de loonbetalingen door het UWV heeft de bewindvoerder nooit geweten.
Wat betreft de sollicitatieverplichting van [B] heeft de bewindvoerder verklaard dat ze daarvan ook geen bewijsstukken heeft ontvangen.
De bewindvoerder heeft verklaard dat zij pas de dag voor de zitting alle bankafschriften heeft ontvangen. Ondanks de overgelegde bankafschriften en het voldoen van de schuld aan Stichting Wbo Wonen door [A] en [B] is de bewindvoerder van oordeel dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd moet worden, wegens stelselmatig niet nakomen van de inlichtingenplicht.
De motivering van de beslissing
Vooropgesteld dient te worden dat van personen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Hiertoe behoort de plicht om de bewindvoerder alle informatie te verstrekken waarom wordt gevraagd alsmede de informatie waarom niet uitdrukkelijk wordt gevraagd, maar waarvan zij weten of behoren te weten dat die van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank is van oordeel dat [A] en [B] niet aan deze informatie verplichting hebben voldaan. [A] heeft de bewindvoerder niet geïnformeerd dat zijn oude werkgever Taxi [C] failliet is verklaard op 14 augustus 2015. [A] heeft de bewindvoerder evenmin geïnformeerd dat hij op dat moment loonbetalingen heeft ontvangen van het UWV. Voorts heeft [A] de bewindvoerder niet geïnformeerd dat hij sinds november 2015 bij [Taxi E] aan het werk is en dat [A] binnenkort naar een andere werkgever wil gaan. Dit terwijl de bewindvoerder bij brief van 19 november 2015 [A] nog uitdrukkelijk heeft verzocht haar de stand van zaken te berichten dienaangaande. [A] heeft dit nagelaten. Ook hebben [A] en [B] de bewindvoerder niet geïnformeerd over de eventuele nieuwe schuld die is ontstaan bij de belastingdienst ad € 176,00. Voorts hebben [A] en [B] de bankafschriften niet tijdig overgelegd en hebben zij niet gereageerd op verzoeken van de bewindvoerder om informatie. De rechtbank is van oordeel dat [A] en [B] hiermee niet naar behoren hun medewerking geven aan een deugdelijke uitvoering van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan de schuldsaneringsregelingen al tussentijds beëindigd dienen te worden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [B] de bewindvoerder niet, dan wel volstrekt onvoldoende, op de hoogte heeft gehouden van de wijze waarop zij haar uit de regeling voortvloeiende inspanningsverplichting inhoud heeft gegeven. Dat [B] haar sollicitatieverplichting is nagekomen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Stukken waaruit dat blijkt zijn niet overgelegd. Dit terwijl reeds tijdens de toelatingszitting de inspanningsverplichting en de gevolgen van het niet nakomen ervan, uitgebreid is besproken. Ook gelet hierop dient de schuldsaneringsregeling beëindigd te worden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schuldsaneringsregelingen tussentijds beëindigd dienen te worden op grond van artikel 350 derde lid onder c Faillissementswet
Gebleken is dat er geen baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350 vijfde lid Faillissementswet niet van toepassing en zullen de schuldsaneringsregelingen eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en diens salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregelingen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.468,50 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van € 5,14 en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
Gewezen door mr. J.M. Marsman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2016 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak moet kennisnemen. (Art. 351 jo 361 Fw)