ECLI:NL:RBOVE:2016:5295

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 december 2016
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
184858 FT RK 16.449
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsanering in gemeenschap van goederen

Op 27 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsanering door een verzoekster, gehuwd in gemeenschap van goederen. De verzoekster had op 26 mei 2016 een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. In een tussenvonnis werd zij opgedragen om uiterlijk 9 juni 2016 te berichten of zij haar verzoek wilde handhaven of intrekken. De zaak werd behandeld op 13 december 2016, maar de verzoekster verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft geconstateerd dat het verzoek van haar echtgenoot, met wie zij in gemeenschap van goederen is gehuwd, eerder was afgewezen. Dit zou betekenen dat, indien de verzoekster werd toegelaten tot de schuldsanering, haar echtgenoot nog steeds aansprakelijk zou zijn voor de gemeenschappelijke schulden, wat de effectiviteit van de schuldsanering voor de verzoekster zou ondermijnen.

De rechtbank ontving verschillende brieven van de verzoekster waarin zij om uitstel vroeg om de uitkomst van het hoger beroep van haar echtgenoot af te wachten. Ondanks deze verzoeken heeft de rechtbank geen reactie van de verzoekster ontvangen op de herhaalde oproepen om te reageren op haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij in staat was om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, met name de informatieverplichting. Daarom werd het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om het verzoek af te wijzen, en de verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, mits dit gebeurt via een door een advocaat ondertekend verzoekschrift.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 184858 FT RK 16.449
datum vonnis: 27 december 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] .

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Op 26 mei 2016 is een tussenvonnis gewezen waarin [verzoekster] is opgedragen om uiterlijk
9 juni 2016 te berichten of zij haar wsnp-verzoek wenst te handhaven dan wel wil intrekken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 december 2016. Hoewel behoorlijk opgeroepen is [verzoekster] niet verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
Bij tussenvonnis van 26 mei 2016 is [verzoekster] opgedragen om te berichten of zij haar wsnp-verzoek wenst te handhaven. Gebleken is dat het wsnp-verzoek van haar echtgenoot, met wie ze in gemeenschap van goederen is gehuwd, bij vonnis van 26 mei 2016 is afgewezen door de rechtbank. Als [verzoekster] wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsanering kan zij in aanmerking komen voor een schone lei voor haar (gemeenschaps-)schulden, maar haar echtgenoot niet. Hierdoor blijven de (gemeenschaps-) schuldeisers verhaal kunnen houden op het tot de huwelijksgoederengemeenschap behorende vermogen en inkomen van de echtgenoot van [verzoekster] met als gevolg dat door [verzoekster] mogelijk de te verkrijgen schone lei als het ware geen betekenis zou hebben.
Op 8 en 10 juni 2016 is door de rechtbank een brief van [verzoekster] ontvangen waarin ze uitstel vraagt om zo de beslissing af te wachten van het hoger beroep dat haar echtgenoot heeft ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 26 mei 2016.
Op 22 augustus 2016 is door de rechtbank een brief van [verzoekster] ontvangen waarin ze uitstel vraagt om de uitspraak van de Hoge Raad af te wachten omtrent het verzoek van haar echtgenoot.
Bij brief van 23 augustus 2016 is aan [verzoekster] uitstel verleend voor twee weken om de uitspraak van het door haar echtgenoot ingestelde cassatieberoep af te wachten.
Op 18 oktober 2016 is een herinneringsbrief gestuurd waarin [verzoekster] gevraagd wordt om een reactie of zij haar wsnp-verzoek wil handhaven dan wel wil intrekken.
Bij brief van 11 november 2016 is [verzoekster] opgeroepen om te worden gehoord of zij haar wsnp-verzoek wil handhaven of intrekken.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] dient te worden afgewezen nu [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het vonnis van 26 mei 2016 is [verzoekster] gewezen op de consequenties die er zijn voor haar eventuele schone lei wanneer zij wordt toegelaten tot de wsnp. Het verzoek van haar echtgenoot, met wie ze in gemeenschap van goederen is gehuwd, is afgewezen. Op 8 juni 2016, 10 juni 2016 en 22 augustus 2016 heeft [verzoekster] uitstel gevraagd.
Bij brieven van 23 augustus 2016, 18 oktober 2016 en nogmaals bij brief van 11 november 2016 is [verzoekster] opgedragen om te reageren of zij haar wsnp-verzoek wenst te handhaven dan wel in wil trekken. De rechtbank heeft tot op heden niets ontvangen. Ook is [verzoekster] niet verschenen op de terechtzitting waarvoor zij is opgeroepen. Nu [verzoekster] meermalen is gevraagd om te reageren en zij dit heeft nagelaten is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is de verplichtingen, met name de informatieverplichting, uit de wettelijke schuldsaneringsregeling na te komen.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c Faillissementswet.

De beslissing:

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. J.M. Marsman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 december 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenares heeft gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.