ECLI:NL:RBOVE:2016:5295
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering in gemeenschap van goederen
Op 27 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsanering door een verzoekster, gehuwd in gemeenschap van goederen. De verzoekster had op 26 mei 2016 een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. In een tussenvonnis werd zij opgedragen om uiterlijk 9 juni 2016 te berichten of zij haar verzoek wilde handhaven of intrekken. De zaak werd behandeld op 13 december 2016, maar de verzoekster verscheen niet op de zitting. De rechtbank heeft geconstateerd dat het verzoek van haar echtgenoot, met wie zij in gemeenschap van goederen is gehuwd, eerder was afgewezen. Dit zou betekenen dat, indien de verzoekster werd toegelaten tot de schuldsanering, haar echtgenoot nog steeds aansprakelijk zou zijn voor de gemeenschappelijke schulden, wat de effectiviteit van de schuldsanering voor de verzoekster zou ondermijnen.
De rechtbank ontving verschillende brieven van de verzoekster waarin zij om uitstel vroeg om de uitkomst van het hoger beroep van haar echtgenoot af te wachten. Ondanks deze verzoeken heeft de rechtbank geen reactie van de verzoekster ontvangen op de herhaalde oproepen om te reageren op haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij in staat was om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen, met name de informatieverplichting. Daarom werd het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om het verzoek af te wijzen, en de verzoekster heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, mits dit gebeurt via een door een advocaat ondertekend verzoekschrift.