ECLI:NL:RBOVE:2016:5293

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 oktober 2016
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
08/770000-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met minderjarige door gelijke ontwikkelingsniveaus en affectieve relatie

Op 7 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man die werd beschuldigd van ontucht met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft de man vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij niet was gebleken van dwang, geweld of bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau hadden, wat bijdroeg aan de conclusie dat zij min of meer gelijkwaardige partners waren.

De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat plaatsvond op de openbare terechtzittingen van 24 juni en 23 september 2016. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf en jeugddetentie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de ontuchtige handelingen.

De rechtbank heeft ook gekeken naar het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, maar concludeerde dat dit, in combinatie met hun ontwikkelingsniveaus, niet leidde tot een dominante positie van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770000-16
Datum vonnis: 7 oktober 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2016 en 23 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een minderjarige, tussen de 12 en 16 jaar oud, ontucht heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na vordering wijziging - dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2014 tot en met
31 oktober 2014 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum 2] 1999, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het sexueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
  • door één of meermalen zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen/drukken en/of
  • door één of meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te duwen/drukken en/of
  • door één of meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] te duwen/drukken en/of
  • door één of meermalen zijn, verdachtes, penis in en/of tegen de anus van die [slachtoffer] te drukken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit, op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de Jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Voorts dient de civiele vordering van het slachtoffer te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld - overeenkomstig de inhoud van het aan de rechtbank overgelegde requisitoir - dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] , onder meer bestaande uit geslachtsgemeenschap en pijpen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit seksuele contact ontuchtig was. Niet alleen was sprake van een fors leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] ; er was ook een verschil in sociaal-emotionele ontwikkeling. De destijds 20-jarige verdachte was bovendien in een andere levensfase dan [slachtoffer] . Hij woonde in een groep en werkte in de groenvoorziening, terwijl [slachtoffer] nog thuis woonde en naar het speciaal onderwijs ging. Tot slot heeft verdachte [slachtoffer] onder druk gezet dan wel gedwongen om seksueel contact met hem te hebben en is hij ook ruw geweest tijdens de seks.
De raadsman van verdachte heeft - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota - bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde ontucht omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbreekt. Er was sprake van een affectieve relatie, seksueel contact vond plaats zonder dwang en met wederzijds goedvinden. Bovendien functioneren verdachte en [slachtoffer] geestelijk en qua ontwikkeling op ongeveer hetzelfde niveau en is er geen sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf en meer subsidiair voor oplegging van de leerstraf “So-Cool” verlengd (50 uur).
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de handelingen zoals omschreven onder de gedachtestreepjes 1 t/m 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden nu verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat er in de periode van 24 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 in Hengelo sprake is geweest van seksueel contact met [slachtoffer] , waarbij tevens sprake was van seksueel binnendringen.
Vervolgens ligt de vraag voor of deze handelingen kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in zijn algemeenheid niet te geven. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen heeft gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, in belangrijke mate aankomt op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval. De seksuele handelingen die tussen (de aanvankelijk 19- en later 20-jarige) verdachte en (de toen 15-jarige) [slachtoffer] hebben plaatsgevonden dienen binnen dit kader te worden beoordeeld.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de toen 15-jarige [slachtoffer] nabij haar huis contact heeft gelegd met de toen 19-jarige verdachte . Kort daarna is een affectieve relatie tussen beiden ontstaan. Zo bevinden zich bij de stukken kopieën van door [slachtoffer] geschreven liefdesbrieven gericht aan verdachte, gedateerd 24 maart 2014 en heeft ook verdachte ter zitting verklaard dat hij verliefd was op [slachtoffer] . De affectieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer] heeft uiteindelijk geresulteerd in seksueel contact, waarbij sprake was van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
Dwang/ geweld/bedreiging
Voor de beantwoording van de vraag of de seksuele handelingen ontuchtig waren, is mede van belang of in de seksuele relatie sprake is geweest van dwang, bedreiging of geweld van de zijde van verdachte. Wanneer daarvan sprake is geweest, zou dit een sterk redengevende omstandigheid kunnen zijn voor het aannemen van het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen.
Volgens [slachtoffer] was er in het begin van de relatie sprake van vrijwillig seksueel contact tussen haar en verdachte, maar heeft verdachte haar na de zomervakantie tot seks gedwongen en haar bedreigd met een mes. Ook zou verdachte tot vier keer toe geprobeerd hebben haar te wurgen en zou hij haar hebben geslagen en geschopt.
Verdachte ontkent stellig dat hij [slachtoffer] heeft gedwongen tot seks, dat hij geweld heeft gebruikt tijdens de seks en ook dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] over de dwang, de bedreigingen en het geweld onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Weliswaar hebben de moeder en pleegzus van [slachtoffer] verklaard over blauwe plekken die in de ten laste gelegde periode in de hals en op de scheenbenen van [slachtoffer] te zien waren, er zijn geen aanwijzingen dat deze blauwe plekken door verdachte zijn veroorzaakt. Ander steunbewijs voor de door [slachtoffer] gestelde dwang, bedreigingen en geweld ontbreekt.
Dit maakt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen vindt dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot seks, dat hij geweld jegens haar heeft gebruikt en dat hij haar heeft bedreigd. Voorts heeft de rechtbank in het dossier geen bewijs aangetroffen voor onvrijwillig seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] .
Leeftijdsverschil
De rechtbank dient ook te onderzoeken of [slachtoffer] zich, gelet op het leeftijdsverschil tussen hen beiden, ten opzichte van verdachte in een zodanig ondergeschikt(e) niveau/positie bevond dat zij zich daarom in redelijkheid niet aan de seksuele handelingen heeft kunnen onttrekken. Het dossier bevat (weliswaar beperkte) informatie over het ontwikkelingsniveau van aangeefster. Volgens haar pleegzus is [slachtoffer] verstandelijk beperkt ter wereld gekomen. [slachtoffer] volgt speciaal onderwijs bij “De Brug” in Almelo en heeft volgens haar pleegzus een IQ van 58.
De rechtbank constateert op basis van de informatie in het dossier dat, hoewel verdachte in kalenderjaren (bijna) vijf jaar ouder is dan [slachtoffer] , de werkelijke leeftijd waarop verdachte functioneert, veel lager ligt. Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat verdachte wat betreft algemene cognitieve vaardigheden functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau (Totaal IQ 59). Zijn emotionele ontwikkeling is het meest passend bij de eerste individuatie fase (ontwikkelingsleeftijd 18-36 maanden). Daarnaast laat hij ook enkele gedragingen zien die passen bij de eerste socialisatie fase (ontwikkelingsleeftijd 6-18 maanden) en de eerste identificatiefase (ontwikkelingsleeftijd 3-7 jaar).
Zoals hiervoor overwogen kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken, wanneer bijvoorbeeld die handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschilden. Ook andere aspecten kunnen een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of in casu sprake is van een ontuchtig karakter.
De rechtbank acht, zoals boven overwogen, onvoldoende bewijs aanwezig voor onvrijwillig seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] . Zij constateert voorts dat er in kalenderjaren een leeftijdsverschil van ruim vijf jaren was. Daarnaast is evenwel komen vast te staan dat in ieder geval verdachte functioneert op een leeftijd ver beneden zijn kalenderleeftijd. Het dossier bevat sterke aanwijzingen dat ook [slachtoffer] functioneert beneden haar kalenderleeftijd. De rechtbank kan op grond van de sociaal-emotionele ontwikkeling van verdachte niet vaststellen dat sprake was van een verschil in functioneren waardoor verdachte een dominante positie heeft ingenomen ten opzichte van [slachtoffer] .
Conclusie
Gelet op de vaststelling dat sprake was van een affectieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer] , de omstandigheid dat niet is gebleken dat in deze relatie sprake is geweest van dwang, bedreiging of geweld, gelet op het sterk achtergebleven ontwikkelingsniveau van verdachte en het eveneens beperkte niveau van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen ontbreekt nu de facto sprake was van min of meer gelijkwaardige partners.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De schade van benadeelden

6.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. T.G. Lautenbach, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. Lautenbach is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.