Op 7 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man die werd beschuldigd van ontucht met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft de man vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij niet was gebleken van dwang, geweld of bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau hadden, wat bijdroeg aan de conclusie dat zij min of meer gelijkwaardige partners waren.
De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat plaatsvond op de openbare terechtzittingen van 24 juni en 23 september 2016. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf en jeugddetentie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, maar concludeerde dat dit, in combinatie met hun ontwikkelingsniveaus, niet leidde tot een dominante positie van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken.