ECLI:NL:RBOVE:2016:5291

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
C/08/179097 / HA ZA 15-611
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over schilderij in het kader van strafrechtelijk beslag

In deze zaak vordert eiser, die stelt eigenaar te zijn van een schilderij dat mogelijk een voorstudie is van 'De Oogst' van Vincent van Gogh, de teruggave van het schilderij dat door het Openbaar Ministerie in beslag is genomen in het kader van een strafzaak tegen gedaagde. Eiser heeft het schilderij aan gedaagde gegeven met de bedoeling het te verkopen, maar aangezien het schilderij niet is verkocht, heeft eiser gedaagde verzocht het schilderij terug te geven. De rechtbank heeft eerder in een strafrechtelijke procedure het klaagschrift van eiser ongegrond verklaard, omdat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat eiser de eigenaar was. De rechtbank oordeelt dat de eigendomsvraag in deze civiele procedure moet worden beantwoord, maar dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen over de vordering van eiser. De rechtbank heeft daarom besloten dat eiser zich moet uitlaten over de juridische uitkomst van zijn klaagschrift en de feitelijke gevolgen daarvan. De beslissing op de overige vorderingen van eiser wordt aangehouden totdat er meer duidelijkheid is over de eigendomssituatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/179097 / HA ZA 15-611
Vonnis van 7 september 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. M.G.F.A. Janssen te Assen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde,
laatstelijk advocaat mr. J.J.M. Pinners te Zwolle (onttrokken).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte niet-dienen voor antwoord aan de zijde van gedaagde
- het afgewezen verzoek van [eiser] om de zaak naar de parkeerrol te verwijzen
- het verleende uitstel rolhandeling
- de advocaatonttrekking aan de zijde van [gedaagde]
- het telefonische verzoek van [eiser] om vonnis te wijzen.
1.2.
Op de roldatum van 13 juli 2016, waarop het verleende uitstel van 3 maanden na de roldatum 13 april 2016 is verstreken, is geen rolhandeling verricht. [eiser] , door de rolgriffier op 8 augustus 2016 benaderd in verband met het verstreken zijn van de uitstelperiode, heeft telefonisch verzocht om de zaak op de rol te plaatsen voor vonnis.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] stelt eigenaar te zijn van een schilderij dat is gesigneerd met “Vincent” (hierna te noemen het schilderij). Het schilderij is mogelijk een voorstudie van het schilderij “De Oogst” van Vincent van Gogh dan wel geen echte Van Gogh.
2.2.
[eiser] heeft het schilderij afgegeven aan zijn zwager, [gedaagde] , en hem volmacht dan wel last gegeven om het schilderij voor hem te verkopen.
2.3.
Aangezien het schilderij niet is verkocht, heeft [eiser] [gedaagde] verzocht dat aan hem terug te geven.
2.4.
Het schilderij is in het kader van een strafzaak tegen [gedaagde] door het Openbaar Ministerie in beslag genomen.
2.5.
De raadkamer van de Afdeling Strafrecht van deze rechtbank van 4 november 2015 (parketnummer 08/963565-115, Klaagschriftnummer RK 15/712) heeft bij beschikking van 4 november 2015 een klaagschrift ex artikel 552a Wetboek van Strafvordering (Sv) van [gedaagde] ter zake van het uitblijven van een last tot teruggave van het schilderij aan hem ongegrond verklaard.
2.6.
[eiser] heeft op 27 oktober 2015 onder de Staat der Nederlanden, Ministerie van Veiligheid en Justitie (meer in het bijzonder het arrondissementsparket van het Openbaar Ministerie, althans de Landelijke Eenheid Dienst Landelijke Recherche) conservatoir derdenbeslag doen leggen op het schilderij, voorzien van voorwerpnummer LERBC15003_ 283856 en IBN-code GRAV19.01.
2.7.
[eiser] heeft op 27 oktober 2015 een klaagschrift ex artikel 552a Sv ingediend bij deze rechtbank, Afdeling Strafrecht, strekkende tot opheffing van het (strafrechtelijk) beslag met de last tot teruggave van het schilderij aan hem.
2.8.
[eiser] is opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de raadkamer op 9 december 2015 teneinde aanwezig te zijn bij de behandeling zijn klaagschrift.

3.Het geschil

[eiser] vordert:
I te verklaren voor recht dat [eiser] eigenaar is van het schilderij dat door het Openbaar Ministerie is voorzien van voorwerpnummer LERBC15003_283856 en IBN-code GRAV19.01, welk schilderij wordt toegeschreven aan Vincent van Gogh;
II [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf werkdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, aan [eiser] af te geven het schilderij dat door het Openbaar Ministerie is voorzien van voorwerpnummer LERBC15003_283856 en IBN-code GRAV19.01, welk schilderij wordt toegeschreven aan Vincent van Gogh, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere dag gedurende welke [gedaagde] in gebreke blijft om aan het voorgaande te voldoen, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom;
III [gedaagde] te veroordelen om te betalen een bedrag ad € 19.293,51, althans een in goede justitie te bepalen bedrag ter zake van de buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
IV [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten;
V [gedaagde] te veroordelen in de nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert (onder meer) van [gedaagde] afgifte van het schilderij aan hem. De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van het procesdossier niet tot een beoordeling van en een beslissing op deze vordering kan komen bij gebreke van informatie. Niet gebleken is of [gedaagde] als gevolg van teruggave door het Openbaar Ministerie het schilderij daadwerkelijk weer in bezit heeft dan wel of het schilderij mogelijk reeds aan [eiser] is teruggegeven. De rechtbank zal [gedaagde] niet tot het onmogelijke kunnen veroordelen.
[gedaagde] is door [eiser] gedagvaard vóórdat de aangezegde behandeling van het in de dagvaarding gemelde klaagschrift van [eiser] in de strafraadkamer heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat, teneinde zich een oordeel over de vordering sub II van het petitum te kunnen vormen, [eiser] zich bij akte uitlaat omtrent de juridische uitkomst en de feitelijke gevolgen van de beslissing op zijn klaagschrift artikel 552a Sv, alsmede omtrent mogelijke (andere) nadere ontwikkelingen gedurende de uitsteltermijn.
4.2.
Gezien de samenhang van de overige vorderingen van [eiser] met de in de vorige rechtsoverweging bedoelde vordering, zal de rechtbank de beslissing op die vorderingen eveneens aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
alvorens verder te beslissen
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 21 september 2016voor akte uitlating aan de zijde van [eiser] ter zake van rechtsoverweging 4.1,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2016.