Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 1 augustus 2016 en de herziene versie van het verzoekschrift van 11 augustus 2016
- het verweerschrift, ontvangen op 26 september 2016.
2.De feiten
Positieve afwijking wachtgeldregeling
3.Het verzoek en het verweerschrift / tegenverzoek
subsidiaireen schadevergoeding van € 21.986,00 bruto wegens schending van artikel 7:611 BW;
Solis in het nieuwe zorglandschap) met daarin onder meer opgenomen de wachtgeldregeling (artikel 6.13.1);
4.De beoordeling
Transitievergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst
nawerking).
uitsluitende doelom goedkoper uit te zijn door [verzoeker] haar recht op de transitievergoeding te onthouden, is niet gesteld en ook niet uit de stukken gebleken. Solis is vanaf het moment dat zij de arbeidsovereenkomst opzegde transparant geweest over haar handelwijze en heeft aan [verzoeker] toegezegd de gefixeerde schadevergoeding te voldoen. Zij heeft die vergoeding ook voldaan, behoudens het gedeelte waarop [verzoeker] in deze procedure aanspraak heeft gemaakt. Dat Solis de medewerkers in de tweede tranche van de reorganisatie gelijk wilde behandelen met de medewerkers uit de eerste tranche is een begrijpelijk en redelijk standpunt, te meer nu de reorganisatie na de tweede tranche is beëindigd en een derde tranche niet meer nodig is gebleken. De redenen van Solis om tot onregelmatige opzegging over te gaan ten opzichte van het geschade belang van [verzoeker] doordat hij de transitievergoeding is misgelopen, leiden niet tot een dermate onevenredigheid tussen de wederzijdse belangen dat daardoor van misbruik sprake is. Bovendien geldt dat Solis niet – zoals in de door [verzoeker] aangehaalde zaak (Kantonrechter Rechtbank Zeeland-West-Brabant, JAR 2016/189) – [verzoeker] iedere vergoeding heeft willen onthouden. [verzoeker] is voor de gevolgen van zijn ontslag gecompenseerd door de regelingen uit de CAO VVT in combinatie met het Sociaal Plan. Dat die vergoeding lager is dan de hoogte van de transitievergoeding levert geen misbruik van recht op. De situatie dat collectieve afspraken leiden tot een lagere uitkering dan de transitievergoeding is door de wetgever voldoende onderkend en om praktische redenen in stand gelaten bij de totstandkoming van het overgangsrecht. De conclusie is dat van misbruik van recht in de onderhavige situatie niet kan worden gesproken. Ook op die grond bestaat daarom geen recht op de transitievergoeding.