3.2.1Juridisch kader
Artikel 1.1.3, tweede lid van de Web bepaalt: De bepalingen vastgesteld bij of krachtens de artikelen 1.3.6, 1.3.8, 1.3.9, 1.7.1, 2.1.9, 2.8.1 tot en met 2.8.3, 3.2.1, 4.1.1, 4.1.2, 4.1.4, 4.1.5, eerste lid, 4.1.6 tot en met 4.2.5, 6.4.1 tot en met 6.4.4, hoofdstuk 7, met uitzondering van artikel 7.4.7 en met uitzondering van titel 6, de artikelen 8.1.1, 8.1.1a, 8.1.2, eerste lid, 8.1.3 tot en met 8.2.1, 8.4.1, 8.4.2, 8.5.1, 8.5.2, 9.1.1, 9.1.3, eerste lid, 9.1.4, 9.1.7 en 9.1.8, alsmede de bepalingen vastgesteld in hoofdstuk 8a voor zover zij de instellingen betreffen, zijn voorwaarden voor bekostiging voor bijzondere instellingen voor educatie en beroepsonderwijs.
De omvang van het praktijkdeel
Ingevolge artikel 7.2.2, tweede lid, aanhef en onder b van de Web bestaat de in het eerste lid bedoelde opleidingen uit een beroepsbegeleidende leerweg, omvattend een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur.
De inrichting van de beroepsopleiding
Ingevolge artikel 7.2.7, eerste lid van de Web, zoals dat luidde tot 1 januari 2012, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat de opleidingen zodanig zijn ingericht dat de deelnemers de eindtermen binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken.
Sedert 1 januari 2012 luidt dat voorschrift: Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat beroepsopleidingen zodanig zijn ingericht dat deelnemers, ongeacht of zij eerst worden ingeschreven voor een opleidingsdomein of voor een kwalificatiedossier, de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel omvat het in instellingstijd verzorgde onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid (voor opleidingen in de beroepsopleidende leerweg), alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag.
De beroepspraktijkvorming
Ingevolge artikel 7.2.8, eerste lid van de Web maakt onderricht in de praktijk van het beroep van elke beroepsopleiding deel uit. De beroepspraktijkvorming kan op grond van dit artikellid voor een deel plaatsvinden in de periode waarin de deelnemer is ingeschreven voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier.
Het tweede lid van dit artikel schrijft voor, dat de beroepspraktijkvorming wordt verzorgd op grondslag van een overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 genoemde partijen. De
overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van partijen en omvat met inachtneming van het dienaangaande bij of krachtens deze wet bepaalde, ten minste bepalingen over:
a. a) de aanvangsdatum en einddatum van de beroepspraktijkvorming, alsmede het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar,
b) de begeleiding van de deelnemer,
c) dat deel van de kwalificatie dat de deelnemer tijdens de beroepspraktijkvorming dient te behalen, en de beoordeling daarvan, en
d) de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.
Op grond van het derde lid van dit artikel draagt het bedrijf dat of de Organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt, zorg voor de begeleiding van de deelnemers binnen het bedrijf. Het bevoegd gezag beoordeelt of de deelnemer het in het tweede lid, onder c, bedoelde deel van de kwalificatie heeft behaald. Het bevoegd gezag betrekt bij die beoordeling het oordeel van het bedrijf onderscheidenlijk de Organisatie, met inachtneming van de desbetreffende in de onderwijs- en examenregeling op te nemen regels.
De eindbeoordeling van de beroepspraktijkvorming
Artikel 7.4.3 van de Web, zoals dat luidde tot 1 januari 2012, bepaalt dat het examen van een beroepsopleiding niet met gunstig gevolg is afgelegd dan na een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.8, derde lid (als hiervoor aangehaald) van de Web.
Sedert 1 januari 2012 luidt dat voorschrift: Het examen van een beroepsopleiding is eerst dan met goed gevolg afgesloten wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten.
Artikel 4.2.1 van de Web stelt vereisten aan de benoeming en tewerkstelling van docenten door het bevoegde gezag.
Artikel 4.2.4 van de Web bevat bepalingen voor de geschiktheidsverklaring voor zijinstroom in het beroep van docent.
Het onderwijsprogramma en examens
Ingevolge artikel 7.4.8, eerste lid van de Web zorgt het bevoegd gezag voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering.
3.2.3De beroepspraktijkvorming – artikel 7.2.8 van de Web
Dit artikel bepaalt dat onderricht in de praktijk deel uitmaakt van de beroepsopleiding, waarbij leerinhoud aan de beroepspraktijkvorming wordt gegeven. De rechtbank volgt verweerder in zijn uitleg van deze bepaling, die op overtuigende wijze is gemotiveerd in het bestreden besluit en nog van een nadere toelichting is voorzien in het verweerschrift.
De inspectie heeft in haar rapport opgetekend dat niet is gebleken dat er in het kader van de beroepspraktijkvorming door de deelnemers werd gewerkt aan het ontwikkelen van de in het kwalificatiedossier aangegeven competenties:
- voor het leren in de praktijk zijn geen leerdoelen en leeractiviteiten geformuleerd;
- over de in de studiehandleiding aangegeven onderdelen van de opleiding heeft geen onderricht in de praktijk plaatsgevonden;
- er zijn geen opdrachten aangetroffen die tijdens werktijd (de voor de beroepspraktijkvorming bestemde tijd) uitgevoerd moesten worden. De praktijkopdrachten, doorgaans tijdens de dagelijkse beroepspraktijk te maken, worden door de deelnemers tijdens de praktijkdag gemaakt. De praktijkdag betreft een lesdag bij eiseres of op een vergaderlocatie van leerbedrijf Connexxion en maakt geen onderdeel uit van de beroepspraktijkvorming. De opdrachten worden begeleid door de docenten en vervolgens door de praktijkopleider van eiseres van commentaar voorzien. Deze praktijkopleider kent de deelnemers veelal niet. Connexxion is hierbij niet betrokken.
- deelnemers hebben zelf verklaard dat zij tijdens hun werk niet bezig waren met opdrachten voor de opleiding;
- de formulieren ‘leerwerkafspraken/verbeterpunten’ zijn niet ingevuld.
Verder komt uit het rapport naar voren dat niet is gebleken dat er (dagelijkse) begeleiding van de deelnemers heeft plaatsgevonden door een daartoe aangewezen praktijkopleider van het leerbedrijf. Connexxion heeft de begeleiding belegd op vestigingsniveau, terwijl de praktijkopleider de deelnemer op de werkvloer dient te begeleiden. De in de praktijkovereenkomst genoemde praktijkopleider bleek voor alle deelnemers (in cohort 2010-2011 meer dan duizend deelnemers) de praktijkopleider te zijn en deze vervulde daarmee slechts een coördinerende rol tussen Connexxion en eiseres. De geïnterviewde deelnemers hebben verklaard dat de begeleiding door het bedrijf niet anders was dan de reguliere vraag gestuurde ondersteuning tijdens hun (reguliere) werk. Zij waren niet op de hoogte van het bestaan van een praktijkopleider van eiseres, hetgeen eveneens is gebleken uit de verklaring van Connexxion dat de begeleiding bestond uit de reguliere personeelsbegeleiding, alsmede uit het feit dat alle relevante informatie over de deelnemers alleen werd opgeslagen in hun personeelsdossiers, waar de praktijkopleider van eiseres evenals de inspectie geen toegang toe heeft gekregen.
De inspectie maakt er verder melding van dat de inhoud van de opdrachten onvoldoende passend was voor een kwalificerende beroepsopleiding. De inspectie constateert voorts dat geen sprake was van een beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.8, derde lid, van de Web.
Eiseres bestrijdt dat zij de wettelijke normen niet heeft nageleefd, maar ze weerlegt niet de feitelijke bevindingen van de inspectie.
Anders dan eiseres meent zijn de conclusies van de inspectie niet enkel gebaseerd op de uitlatingen van vier deelnemers, maar liggen daaraan meer en andere onderzoeksactiviteiten ten grondslag. Zie hierover ook r.o. 3.1.
De door eiseres overgelegde dossiers van [naam 1] [naam 2] en [naam 3] , wat daar ook van zij, zijn onvoldoende om de bevindingen van de inspectie opzij te zetten.
Nu de rechtbank de uitleg die verweerder geeft aan deze bepaling volgt, is de conclusie gerechtvaardigd dat eiseres niet aan de wettelijke vereisten voor de beroepspraktijkvorming heeft voldaan.
3.2.4De beroepsbegeleidende leerweg – artikel 7.2.2 van de Web
Op grond van deze bepaling omvat een beroepsbegeleidende leerweg een praktijkdeel van 60% of meer van de studieduur. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, omdat de beroepspraktijkvorming in de zin van artikel 7.2.8 van de Web ontoereikend is, ook niet is voldaan aan artikel 7.2.2 van de Web.
Volgens de inspectie is er feitelijk geen uitvoering van de beroepspraktijkvorming in het kader van de Cov-opleiding bij Connexxion geconstateerd. In de praktijk is er geen verschil tussen werknemers met of zonder deelname aan de Crebo-opleiding.
Uitgaande van de bevindingen van de inspectie over de beroepspraktijkvorming volgt de rechtbank verweerder in de conclusie dat ook artikel 7.2.2 van de Web niet is nageleefd.
Daarbij geldt dat het verwijt dat verweerder eiseres maakt, dat in strijd met artikel 7.2.2, tweede lid, sub b, van de Web zou worden gehandeld, niet eerst in bestreden besluit 3 is neergelegd, maar reeds in het primaire besluit.
Eiseres verwijst verder naar het ECBO rapport, waaruit zou volgen dat zij deze bepaling wel degelijk heeft nageleefd. Nu het ECBO geen onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke uitvoering van de opleiding, kan de rechtbank aan het standpunt van het ECBO niet de door eiseres gewenste betekenis toekennen.
3.2.5Het onderwijsprogramma – artikel 7.2.7, eerste lid, van de Web
Volgens de inspectie is de Cov-opleiding door eiseres niet zo ingericht dat deelnemers de kwalificatie dan wel eindtermen binnen de vastgestelde studieduur (studie-uren) kunnen bereiken.
De inspectie heeft geconstateerd dat er geen inhoudelijke verbinding is tussen het opleidingsmateriaal dat de deelnemers tijdens de modules gebruiken en het kwalificatiedossier. Het is niet bij alle modules duidelijk wat de relatie is met het kwalificatiedossier. Het programma wordt in de studiehandleiding weliswaar door middel van een kruistabel aan het kwalificatiedossier gekoppeld, maar de inhoud van de modules is niet direct te koppelen aan de inhoud van de kerntaken en werkprocessen van het kwalificatiedossier. Er is voorts onvoldoende invulling gegeven aan Nederlands en rekenen. Er is één module van acht uur verzorgd, waarin tevens de toetsing van beide vakken plaatsvond. Voor Engels staat in de opleidingsgids 32 uur gepland, terwijl deelnemers in de praktijk 8 uur Engels en een niveautoets krijgen. Er werd geen vervolg gegeven aan de resultaten van de toets. Bij een onvoldoende score werden geen extra lessen of begeleiding verzorgd. De deelnemers konden dan ook geen kwalificatie behalen met het volgen van de opleiding zoals de instelling in de verschillende cohorten aanbood. Het lesprogramma bevatte niet alle benodigde onderwijsactiviteiten. De inspectie heeft daarbij nog gesteld dat de opleiding wel voorzag in een optimale aansluiting op de nascholing voor de Code 95, een aantekening die voor buschauffeurs vanaf 2008 verplicht is en die elke vijf jaar verlengd moet worden door middel van nascholing. Verweerder stelt op grond van deze bevindingen dat eiseres artikel 7.2.7, eerste lid, van de Web niet heeft nageleefd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder een redelijke en navolgbare invulling heeft gegeven van deze bepaling. Nu eiseres de constateringen van de inspectie niet feitelijk heeft weersproken, komt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres artikel 7.2.7, eerste lid, van de Web heeft geschonden.
3.2.6Examinering en diplomering – artikel 7.4.3 van de Web
Uit dit artikel volgt dat een goede beoordeling van de beroepspraktijkvorming vereist is voor het afronden van de beroepsopleiding.
Uit het onderzoek van de inspectie komt naar voren dat in geen van de steekproefsgewijs getrokken deelnemersdossiers een eindbeoordeling van de beroepspraktijkvorming is aangetroffen. Er zijn wel documenten aangetroffen van andere examenonderdelen zoals het formulier van de proeve van bekwaamheid, het criteriumgerichte interview en de taaltoetsen. Verder geven de examenregelingen en de zak- en slaagregeling geen informatie over de wijze van beoordelen en de voorwaarden voor diplomering. Nu een eindbeoordeling ontbreekt, kan de opleiding ook niet met goed gevolg worden afgesloten. Volgens verweerder is aldus artikel 7.4.3 van de Web niet nageleefd.
Dit geldt te meer nu uit het inspectierapport ook naar voren komt dat andere onderdelen van het kwalificatiedossier evenmin op een goede manier werden beoordeeld.
De rechtbank ziet in de bevindingen van de inspectie voldoende grond om aan te nemen dat eiseres artikel 7.4.3 van de Web niet in acht heeft genomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder uit het ontbreken van eindbeoordelingen van de beroepspraktijkvorming in de steekproefsgewijs getrokken dossiers mocht concluderen dat ook de eindbeoordelingen zelf ontbraken, te meer nu zich in de dossiers (deels) wel andere documenten bevonden. Los daarvan heeft eiseres ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat zij deze bepaling wel is nagekomen. Verweerder heeft er voorts terecht op gewezen dat de Proeve van Bekwaamheid en het criteriumgerichte interview onderdeel vormden van het examen en dus niet tegelijkertijd als een eindbeoordeling van de beroepspraktijkvorming kunnen gelden.