In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man, die tot 18 februari 2013 gehuwd waren in gemeenschap van goederen. De man heeft de verplichting om de hypothecaire lasten van de voormalig echtelijke woning te dragen, maar is er niet in geslaagd om de woning op eigen naam te financieren. De vrouw heeft de mogelijkheid tot onderhandse verkoop van de woning gevorderd, zodat zij kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet in staat is om de woning binnen een redelijke termijn aan zichzelf toe te delen, en heeft daarom de onderhandse verkoop van de woning bevolen met ingang van 1 april 2017. De vrouw wordt gemachtigd om de woning te bewonen tot de datum van levering, mits zij alle lasten van de woning draagt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man de woning moet verlaten en dat partijen moeten meewerken aan de onderhandse verkoop. De netto opbrengst van de verkoop zal gelijkelijk worden verdeeld tussen de partijen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.