4.6.De voorzieningenrechter ziet aanleiding om onder deze omstandigheden een voorziening te treffen die zoveel als mogelijk in lijn ligt met de tussen partijen gesloten samenlevingsovereenkomt. Daarin is, voor zover hier van belang, bepaald:
‘Artikel 2 – Draagplicht van de kosten van de huishouding
1. De kosten van de gemeenschappelijk gevoerde huishouding moeten door beide partners worden betaald naar evenredigheid van hun inkomens. Voor zover die inkomens ontoereikend zijn, komen die kosten ten laste van de inkomsten uit vermogen, naar evenredigheid van die inkomsten. Voor zover ook die inkomsten ontoereikend zijn, komen die kosten ten laste van de vermogens, naar evenredigheid van die vermogens.
(…)
Artikel 6 – Woning in gemeenschappelijke eigendom
(…)
2. Alle investeringen, kosten en lasten met betrekking tot de gemeenschappelijke woning, die niet onder de kosten van de huishouding vallen (zoals de hoofdsom van de in lid 5 bedoelde hypothecaire lening, de aflossing daarvan en de premies voor het spaargedeelte van de levensverzekering), komen voor rekening van beide partners naar evenredigheid van hun aandeel in de woning, terwijl zij ook ieder in die verhouding delen in de gevolgen van een waardevermeerdering of waardevermindering van de woning.
(…)
5. a. Als voor de financiering van die gemeenschappelijke woning een hypothecaire lening wordt aangegaan, worden de rentelasten beschouwd als kosten van de gemeenschappelijke huishouding en overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 gedragen.
Artikel 10 – Einde overeenkomst
Deze overeenkomst is ontbonden:
(…)
d. als uit feitelijke omstandigheden blijkt dat de samenwoning is geëindigd;
(…)
Artikel 12 – Einde van de samenleving anders dan door overlijden
(…)
2. a. In onderling overleg zal worden uitgemaakt wie daarna in redelijkheid de meeste aanspraken heeft om de woning te blijven bewonen. In geval van een huurwoning zal zo nodig een beslissing van de kantonrechter worden gevraagd.
b. Als een woning gemeenschappelijk eigendom is, zal bij de verdeling de woning worden toebedeeld tegen een waarde in onbewoonde staat, aan degene die de woning blijft bewonen, onder verplichting de eventuele geldlening(en), aangegaan voor de financiering van de woning, geheel over te nemen en de eventuele vordering wegens overbedeling te voldoen. De verdeling van de gemeenschappelijke woning zal pas worden voltooid nadat de vertrekkende partner door de hypothecaire financier(s) van die woning van iedere aansprakelijkheid voor de desbetreffende lening(en) is ontslagen.
(…)’