ECLI:NL:RBOVE:2016:493

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
08/996021-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van invoer van verboden groeihormonen uit China

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw die werd verdacht van het invoeren van verboden groeihormonen voor dieren, specifiek 17 beta-oestradiol, uit China. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar handelingen heeft verricht die verband houden met de invoer van deze stof, maar dat er onvoldoende bewijs is om haar betrokkenheid bij het strafbare feit vast te stellen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een geldboete van € 14.500 en een taakstraf van 180 uren. De verdediging heeft echter betoogd dat er geen sprake was van een gezamenlijk plan en dat de handelingen van de verdachte niet voldoende waren om te spreken van medeplegen.

De rechtbank heeft de bewijsoverwegingen uitvoerig besproken en geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte opzet had op het plegen van het tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een ondersteunende rol heeft gespeeld, maar dat er geen bewijs is dat zij op de hoogte was van de inhoud van het pakket dat werd afgehaald. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 14.500 aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/996021-13
Datum vonnis: 15 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 oktober 2014 en 1 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw mr. S.C. Sassen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
al dan niet in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk handelingen heeft verricht met de bedoeling ongeveer 5 kilogram van een diergeneesmiddel, te weten 17 beta-oestradiol, in Nederland te brengen en/of te vervoeren en/of te ontvangen en/of voorhanden of in voorraad te hebben;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij in of omstreeks de maand(en) oktober 2013 en/of november 2013, althans in 2013, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een handeling / handelingen heeft verricht die ertoe strekte / strekten een diergeneesmiddel / diergeneesmiddelen, te weten ongeveer 5 kilogram, althans een hoeveelheid, 17 beta-oestradiol, in Nederland te brengen en/of te vervoeren en/of te ontvangen en/of voorhanden of in voorraad te hebben, bestaande die handeling(en) uit (onder meer) (zakelijk
weergegeven)
- het maken van afspraken met de leverancier of handelaar van die 17 beta-oestradiol over het vervoer van een zending naar Nederland per koeriersdienst en/of
- het maken van afspraken met de leverancier of handelaar over de feitelijke omschrijving, te weten een monster Potassium Carbonate, op de factuur of andere documenten die zich bij de zending bevonden of bij de zending hoorden en/of
- het afhalen van de verpakking met daarin 17 beta-oestradiol bij een depot van de/een koeriersdienst te Roden, terwijl bovengenoemde handeling(en) niet waren (was) toegestaan krachtens een vergunning als bedoeld artikel 2.19, eerste lid van de Wet dieren;

3. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren; tot een geldboete van € 14.500,-- en tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte inverzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het onder verdachte inbeslaggenomen geld, te weten € 14.500,--, dient volgens de officier van justitie, aan haar te worden teruggegeven.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich samen met haar vader aan het ten laste gelegde feit heeft schuldig gemaakt, zij het dat de betrokkenheid van verdachte bij dat feit minder groot is dan die van haar vader. Door de handelingen die verdachte heeft verricht, zoals die door de officier van justitie in zijn schriftelijke requisitoir zijn weergegeven, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van dat feit.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld, overeenkomstig de door haar ter zitting overgelegde pleitnota, dat verdachte van het haar tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft betoogd dat uit alle door haar genoemde omstandigheden in het geheel niet blijkt dat er sprake is geweest van een gezamenlijk plan om de stof 17 beta-oestradiol in te voeren. De door verdachte verrichte handelingen zijn van volstrekt onvoldoende gewicht en kaliber om van medeplegen te kunnen spreken. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag aan haar terug te geven.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte weliswaar handelingen heeft verricht die zien op het tenlastegelegde feit, maar daarmee staat betrokkenheid bij het strafbare feit nog niet vast..
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit wettige bewijsmiddelen niet dat de dochter enig opzet (al of niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad op het plegen of medeplegen van het tenlastegelegde feit, niet toen zij haar vader vergezelde bij een beursbezoek, niet bij het door hem laten afhalen van een pakje en ook niet op enig ander moment. Verdachte heeft een ondersteunende rol gespeeld bij het afhalen van het pakket bij [bedrijf] , maar het ontbreekt aan overtuigend en sluitend bewijs, dat deze verdachte op dat moment de inhoud van het pakket kende en dat haar bemoeienissen verder gingen dan hiervoor omschreven.
Van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het plegen van het tenlastegelegde feit, is dan ook niet gebleken.
5.2
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geld, te weten € 14.500,--, (zegge: veertienduizend vijfhonderd euro) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2016.