ECLI:NL:RBOVE:2016:4906

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
08/770129-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit met schietincident in Hengelo

Op 13 juni 2016 heeft verdachte meerdere malen met een vuurwapen op een woning geschoten in Hengelo, waar zich verschillende personen, waaronder drie kinderen, bevonden. Dit leidde tot grote angst en schrik bij de bewoners. De rechtbank heeft de zaak behandeld na openbare terechtzittingen op 26 september en 22 november 2016. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging tot doodslag. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wapenbezit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], kreeg een schadevergoeding van €3.000,-- toegewezen, terwijl een deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770129-16
Datum vonnis: 13 december 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in het HvB te Zutphen, Ooyerhoekseweg 21.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 september 2016 en 22 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.A. Reah en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. N. Levinsohn, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair:heeft geprobeerd om, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en hun drie kinderen van het leven te beroven dan wel
subsidiair:heeft geprobeerd om, al dan niet met voorbedachten rade, die personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel
meer subsidiair:die personen heeft bedreigd;
feit 2:een pistool en patronen in zijn bezit heeft gehad.
voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen heeft geschoten op/door de ramen en/of rolluiken van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in genoemde
woonkamer lag te slapen) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen heeft geschoten op/door de ramen en/of rolluiken van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in genoemde
woonkamer lag te slapen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
-meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen heeft geschoten op/door de
ramen en/of rolluiken van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of de drie (3) kinderen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in genoemde woonkamer lag te slapen);
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een of meer
wapens van categorie III, te weten een pistool (kaliber 7.62 mm), en/of
munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen (kaliber 7.62
mm), voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, in de tweede plaats (poging tot doodslag op [slachtoffer 1] ) en het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de officier van justitie toewijzing verzocht van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] tot een bedrag van € 2.200,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van het overige deel van de vordering verzoekt de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

4.De voorvragen

De raadsvrouw heeft geconcludeerd tot partiële nietigheid van feit 1 voor zover dit feit betrekking heeft op [slachtoffer 2] en haar kinderen, waartoe de raadsvrouw aanvoert dat de tekst van de tenlastelegging ten aanzien van deze personen onvoldoende feitelijk is.
De rechtbank overweegt daartoe dat de opgave van feit 1 voldoende feitelijk en duidelijk is omschreven en voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte heeft begrepen wat hem in genoemd feit wordt verweten en hij heeft zich naar behoren tegen de aanklacht kunnen verdedigen. Genoemd verweer dient dus te worden verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 1] en het onder 2 tenlastegelegde bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaringen van aangever, de getuige [slachtoffer 2] , het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , alsmede het resultaat van het forensisch onderzoek en met name het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op de kolf en de trekker/slede van het vuurwapen. Wat betreft het onder 1 primair tenlastegelegde is volgens de officier van justitie sprake van voorwaardelijk opzet.
5.1.2.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wegens gebrek aan bewijs van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw voert daartoe aan dat de verdenking tegen verdachte is gebaseerd op twee bewijsmiddelen te weten de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] en het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op het wapen waarmee geschoten zou zijn. Uit onderzoek blijkt dat sprake is van een mengprofiel van minimaal vier personen op de kolf en van minimaal twee personen op de trekker van het wapen. Dat verdachte het wapen heeft aangeraakt maakt nog niet dat hij ermee heeft geschoten. Kijkend naar de plaats waar het wapen is aangetroffen is het waarschijnlijker dat een ander dan verdachte het wapen daar heeft neergelegd. Op de handen van verdachte zijn ook geen schotresten aangetroffen. Aldus moet aan het DNA op het wapen een andere waarde worden toegekend dan de officier van justitie doet. De verklaring van de getuige [slachtoffer 2] is onvoldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te gebruiken aangezien zij niet vanuit haar eigen waarneming maar vanuit haar gevoel lijkt te hebben verklaard. Als de rechtbank bewezen acht dat verdachte de schutter is geweest dan stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad. Voor wat betreft het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit refereert zij zich. Voor het onder 2 tenlastegelegde feit is er onvoldoende bewijs. De vordering benadeelde partij moet naar het oordeel van de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard gelet op de partiële nietigheid van de dagvaarding, subsidiair moet het verzoek om immateriële schadevergoeding gematigd worden en het verzoek om materiële schadevergoeding moet worden afgewezen, omdat het onvoldoende is onderbouwd.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 13 juni 2016 omstreeks 03.39 uur wordt bij de politie Twente melding gemaakt van het schieten met een vuurwapen op een woning aan de [adres 1] te Hengelo. Melder is [slachtoffer 2] , zijnde de partner van [slachtoffer 1] , die zich op dat moment, samen met [slachtoffer 1] en hun drie kinderen in genoemde woning bevindt.
Terwijl de agenten aanrijdende zijn krijgen zij van de meldkamer te horen dat er op genoemd adres een zogenaamde “afspraak op locatie” is in verband met een conflict tussen [slachtoffer 1] en [betrokkene] enerzijds en verdachte anderzijds, dat de spanningen stijgen en dat vuurwapengeweld niet uitgesloten is. Uit gegevens over de melding blijkt dat om 03.42 uur de naam van verdachte genoemd wordt. Voor de woning worden door de verbalisanten vier hulzen aangetroffen; één op het trottoir en drie op straat. Verbalisanten zien dat er drie gaten in de rolluiken voor de ramen van de woning zitten. In de woning zien zij dat er drie kogelgaten in het raam zitten en er kogels zijn afgeketst op de muren van de woning. [slachtoffer 2] , die samen met haar drie kinderen boven lag te slapen, heeft verklaard dat zij twee schoten hoorde en dat toen zij ging kijken zij een man zag staan die vervolgens tijdens het wegrennen nog een schot in de richting van de woning loste. [slachtoffer 2] heeft herhaaldelijk tegenover de politie verklaard die persoon voor 100% te herkennen als [verdachte] . Bij de rechter commissaris heeft [slachtoffer 2] haar eerder afgelegde verklaring, wat betreft de herkenning van verdachte, bevestigd en heeft zij nog verklaard dat zij verdachte recht in het gezicht heeft gezien. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij, in verband met incidenten in de voorafgaande periode waarvan hij verdachte verdacht, die nacht beneden op de bank in de woning lag te slapen. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer 2] hem, toen hij, nadat er geschoten was naar boven ging, onmiddellijk vertelde dat degene die geschoten had verdachte was. Omstreeks 04.40 uur wordt verdachte aangehouden in de [straat 1] te Hengelo. Door een speurhond wordt op 13 juni 2016 te 08.25 uur bij een elektriciteitshuisje, gelegen bij de kruising [straat 2]/[straat 1], een plastic tas met daarin een vuurwapen gevonden. Uit onderzoek blijkt dat hulzen die zijn aangetroffen bij het huis aan de [adres 1] te Hengelo, een kaliber van 7.62 mm hebben en dat het aangetroffen vuurwapen een pistool betreft met het kaliber van 7.62 mm en, evenals de munitie, onder categorie III van de Wet wapens en munitie valt. De kolf, de slede en het magazijn van het wapen zijn aan een DNA onderzoek onderworpen. Bij nader onderzoek wordt op de kolf een mengprofiel van minimaal drie personen waaronder DNA materiaal van verdachte aangetroffen. Op de trekker/slede wordt bij nader onderzoek DNA materiaal van verdachte en een onbekend persoon aangetroffen.
Uit door het NFI geformuleerde hypotheses komt samengevat naar voren
- dat de hypothese dat de bij de woning aangetroffen hulzen verschoten zijn met het in de tas aangetroffen vuurwapen, zeer veel waarschijnlijker tot extreem veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat de hulzen zijn verschoten met een ander vuurwapen;
-dat de hypothese dat in de woning aangetroffen kogelmantels of een deel daarvan is afgevuurd met het aangetroffen vuurwapen, iets waarschijnlijker tot veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat de kogels zijn afgevuurd met een ander vuurwapen.
Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht omstreeks 02.53 naar een vriend is gegaan die in de buurt van [slachtoffer 1] woont en dat hij, omdat die vriend niet thuis was, vervolgens naar zijn vriendin is gegaan. De naam van die vriendin wil verdachte niet noemen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
Het betoog van de raadsvrouw van verdachte dat de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] , waarin zij zegt [verdachte] voor 100% te hebben herkend als de schutter, onbetrouwbaar is en derhalve dient te worden uitsloten van het bewijs, wordt door de rechtbank verworpen,
waartoe de rechtbank het volgende overweegt.
De bij de politie en rechter-commissaris afgelegde verklaringen van [slachtoffer 2] zijn consistent en gedetailleerd en worden op essentiële punten ondersteund door zowel de verklaring van [slachtoffer 1] , daar waar hij bij herhaling heeft verklaard dat [slachtoffer 2] aan hem onmiddellijk nadat er geschoten was heeft verteld dat zij de schutter heeft herkend als verdachte, als het technisch onderzoek. Dat [slachtoffer 2] een reden zou hebben om in strijd met de waarheid belastend over verdachte te verklaren is niet aannemelijk geworden. Het feit dat [slachtoffer 2] tegenover verbalisant [verbalisant 3] niet direct de naam van verdachte heeft genoemd, acht de rechtbank, gelet op de op dat moment bij die getuige aanwezige gemoedstoestand, alleszins verklaarbaar en begrijpelijk. Bovendien wordt in de melding die bij de politie Twente binnen is gekomen op 13 juni 2016 om 03.39 uur en die afkomstig is van [slachtoffer 2] , om 03.42 uur al wel de naam van verdachte genoemd.
Verklaring verdachte
Verdachtes heeft verklaard dat hij ten tijde van de schietpartij bij zijn vriendin verbleef. Van verdachte mag verwacht worden dat hij, gelet op de ernstige verdenking tegen hem, zijn opgegeven alibi nader concretiseert, temeer nu, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op die ernstige verdenking, de eventuele gevolgen voor verdachtes vriendin bij het noemen van de naam van die vriendin door verdachte, in geen verhouding staan tot de belangen van verdachte bij het hebben van een alibi ten tijde van de schietpartij. Verdachte wenst, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe, de naam van die vriendin niet te noemen. Om die reden zal de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt als onvoldoende aannemelijk ter zijde stellen.
De rechtbank acht op basis van vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die op 13 juni 2016 meerdere malen met een vuurwapen op de woning aan de [adres 1] te Hengelo heeft geschoten.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood of zware mishandeling van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de drie kinderen.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood of het zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard (vgl. HR 30 december 2012, LJN BX5396 en 25 maart 2003, LJN AE9049).
De vraag die voorligt is of uit het handelen van verdachte op de wijze zoals hiervoor is vastgesteld, kan worden afgeleid dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hun kinderen zou doden of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De rechtbank overweegt dat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor het bij verdachte aanwezige (voorwaardelijk) opzet op het doden van genoemde personen dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die personen. Het tijdstip waarop verdachte op de woning heeft geschoten en het feit dat hij niet op de bovenverdieping, waarvan mag worden verondersteld dat daar personen liggen te slapen, maar op de benedenverdieping heeft geschoten, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake was van een - naar algemene ervaringsregels te beoordelen -
aanmerkelijkekans dat iemand zou worden gedood of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Dat in de onderhavige zaak [slachtoffer 1] ten tijde van het schietincident op de begane grond in de woonkamer op de bank lag te slapen doet aan dit oordeel niet af nu het moet gaan om een kans die naar
algemene ervaringsregelsaanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft meermalen geschoten op een woning waarin een persoon verbleef waarmee hij gedurende langere tijd een conflict had. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte opzet heeft gehad op het veroorzaken van angst bij [slachtoffer 1] en andere in de woning aanwezige personen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de onder 1 meer subsidiair tenlastelegging genoemde personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en dat hij het in feit 2 genoemde vuurwapen voorhanden heeft gehad.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de drie kinderen van die
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen met een vuurwapen geschoten op/door de
ramen en rolluiken van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] en de drie (3) kinderen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 1] op de bank in genoemde woonkamer lag te slapen);
2.
hij op 13 juni 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een wapen van categorie III, te weten een pistool (kaliber 7.62 mm), en munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen (kaliber 7.62 mm), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij op de openbare weg in de nachtelijke uren meerdere malen met een vuurwapen op een woning heeft geschoten, waarin zich verschillende personen, waaronder drie kinderen, bevonden. Hij heeft daarmee enorme schrik en angst aangejaagd aan de bewoners van het pand en het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat door gedragingen als deze grote gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid ontstaan, met name bij omwonenden van de woning waarop geschoten is. De angst bij de zich in de woning bevindende slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is mede ingegeven door hun bekendheid met de criminele reputatie van verdachte. Verdachte is bovendien bij het plegen van het feit geheel voorbij gegaan aan de mogelijke traumatische gevolgen van zijn daad voor de in de woning aanwezige minderjarige kinderen.
Het onderhavige schietincident onderstreept verder nog eens de noodzaak dat krachtig dient te worden opgetreden tegen het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, nu vuurwapens in handen van onbevoegden grote risico’s voor de veiligheid van anderen met zich meebrengen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het uittreksel uit het documentatieregister van 7 oktober 2016 waaruit blijkt dat verdachte in het verleden herhaaldelijk ter zake van onder meer geweldsdelicten is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank rekening met de overige ter zitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de inhoud van een reclasseringsrapport van
2 september 2016, uit welk rapport volgt dat geen begeleidingstraject vanuit de reclassering wordt geadviseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte die, gelet op zijn proceshouding, geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor de door hem gepleegde feiten, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur dient te worden opgelegd. Een lagere straf zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 11.220,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • 3 rolluiken erker € 700,--;
  • binnendeur € 360,--;
  • reparatie kast € 200,--;
  • dichten gaten binnenmuren € 50,--;
  • raamscherm/versiering € 10,--
  • ramen € 900,--
  • immateriële schade € 9.000,--
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de verdachte te veroordelen tot betaling van de proceskosten van € 286,-- (twee maal oproeping verhoor in Almelo ad € 143,--).
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade acht de rechtbank deels toewijsbaar. De rechtbank overweegt dat, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier, voldoende vast staat dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen en naar billijkheid begroten op € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke kan rechter kan aanbrengen.
Materiële schade
De gestelde materiële schade is, ook voor zover deze ziet op de door de benadeelde partij gevorderde kosten die zijn opgevoerd onder de omschrijving proceskosten, door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van het strafproces, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 meer subsidiair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , voornoemd, van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 juni 2016;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 8.506,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente met nummer ON2R016063 van
26 september 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 13 juni 2016, pagina 101, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 13 juni 2016, omstreeks 03:39 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het verzoek om te gaan naar de woning aan de [adres 1] te Hengelo. Aldaar zou men met een vuurwapen schoten hebben gelost op de woning van melder.
Tijdens het aanrijden naar de woning kregen wij van OC Hengelo te horen dat er een
afspraak op locatie was gevestigd. Wij kregen door: conflict gaande op dit adres
tussen [verdachte] en de families [slachtoffer 1] / [betrokkene] . Spanningen stijgen,
vuurwapengeweld niet uitgesloten.
Ter plaatse aangekomen aan de [adres 1] , zagen wij, verbalisanten, dat er hulzen voor de woning lagen. Ook zagen wij dat er gaten aan de voorzijde van het rolluik zaten. Wij, zagen dat er drie (3) gaten in het rolluik zaten.
De voordeur werd open gedaan door [slachtoffer 1] . Wij hoorden hem zeggen: “Er is op mijn woning geschoten, terwijl ik beneden op de bank lag”. Wij zijn door [slachtoffer 1] de woning ingelaten. In de woning zagen wij drie kogelgaten in het raam zitten. Wij zagen dat de kogels dwars door het rolluik en de voorruit waren gegaan. Ook zagen wij dat de kogels afgeketst waren op de muren van de woning en dat in de deur tussen de hal en de woonkamer een kogelgat zat. In de woning hebben wij drie, vermoedelijk resten van de kogel, gevonden.
Wij hoorden melder [slachtoffer 2] zeggen: “Ik lag boven op de slaapkamer te
slapen. Mijn slaapkamer kijkt uit op de [adres 1] . Ik hoorde twee schoten die ik kon
plaatsen als een pistoolschot. Ik ben toen gelijk opgestaan en naar het slaapkamerraam gelopen om te kijken wat er was gebeurd. Ik zag toen een man met lang haar tot in zijn nek, donkere trui en een spijkerbroek, wegrennen in de richting van de [straat 3] . Tijdens het weglopen van de man, die ik honderd procent (100%) herkende als zijnde [verdachte] , loste hij nog een schot. Ik zag dat hij richting onze woning met een pistool schoot. Ik hoorde vier schoten”.
Wij, verbalisanten, hebben vier hulzen gevonden voor de woning. Wij zagen dat één huls op het trottoir lag. Wij zagen dat de andere drie hulzen op straat lagen.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten een melding van 13 juni 2016 om 03.39 uur, pagina 99, voor zover inhoudende:
Datum/Tijdstip melding: u: IS OP HUI 03:39 u
Centralist(en):
GMS122 RTIC [centralist 1]
GMS123 [centralist 2]
GMS56 [centralist 3]
GMS57 [centralist 4]
GMS-PROD
Datum/Tijdstip melding: 13-06-2016 03:39 u
Incident: 66000
Plaats melder: HENGELO OV
Naam melder : [slachtoffer 2]
MELDER: [telefoonnummer]
03:39 u: VSI
INCIDENTLOCATIE GEWIJZIGD IN [adres 1] HENGELO OV.
MELDER HEEFT 4 SCHOTEN GEHOORD
IS IEMAND WEGGEREND RI [straat 3]
03:41 u: PCD [postcode] [huisnummer]
03:42 u: ADRES TUSSEN [verdachte] EN DE FAMILIES
[slachtoffer 1] / [betrokkene] . SPANNINGEN STIJGEN.
VUURWAPENGEWELD NIET UITGESLOTEN
ZOU INDERDAAD OM [verdachte] GAAN
RAAM IS STUK
3.
Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 13 juni 2016, pagina’s 37 t/m 39), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 13 juni 2016, omstreeks 03.39 uur, kregen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , het verzoek om te gaan naar de woning gelegen aan de [adres 1] . Aldaar zou men met een vuurwapen schoten hebben gelost op de woning van de melder.
Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat er een langlopend conflict gaande is
tussen [verdachte] , en de families [slachtoffer 1] en [betrokkene] . Men zou nog grote bedragen
geld aan elkaar schuldig zijn. Ter plaatse aangekomen, zag ik, verbalisant [verbalisant 5] , een gat van ongeveer 9 millimeter in het rolluik aan de voorzijde van de woning zitten.
Wij, verbalisanten, hebben de plaats delictbeveiliging overgedragen aan collega's en zijn vervolgens naar het adres [adres 2] te [woonplaats] gegaan. Het is ons, verbalisanten, bekend dat op dit adres [verdachte] woonachtig is. Omstreeks 03.55 uur kregen wij, verbalisanten, mee van collega's dat zij de witte Caddy Volkswagen, waarvan ons bekend is dat [verdachte] daar gebruik van maakt, hadden aangetroffen aan de [straat 1]. Wij, verbalisanten, zijn vervolgens ter plaatse gegaan. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , ben vervolgens naar het voertuig gelopen.
Ik, verbalisant, voelde vervolgens aan de motorkap en voelde dat deze nog warm was.
Wij, verbalisanten, hoorden vervolgens van de collega's op de plaats delict dat de aangever aangifte had gedaan van poging tot doodslag en had gezien dat het [verdachte] betrof. Wij hoorden tevens dat, mochten wij de verdachte [verdachte] aantreffen, hij aangehouden kon worden. Wij, verbalisanten, hebben enige tijd post gevat bij genoemde voertuig en woning aan de [adres 3] . Op 13 juni 2016 omstreeks 04.35 uur zagen wij, verbalisanten, een manspersoon aan komen lopen vanuit de richting Uitslagsweg. Wij, verbalisanten, zagen dat het om de ons ambtshalve bekende [verdachte] ging. Wij, verbalisanten, hebben vervolgens de verdachte aangehouden om 04.40 uur.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 13 juni 2016, pagina’s 108 t/m 111, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
(V=verbalisant)
(A=aangever)
Ik woon samen met mijn vriendin [slachtoffer 2] en onze drie kinderen aan de [adres 1] te [woonplaats] . De eerste problemen zijn op 1 december 2015 begonnen.
V: Met wie zijn de problemen begonnen?
A: De problemen zijn begonnen met de broer van mijn zwager te weten [betrokkene] .
V: Waarom zijn toen problemen ontstaan?
A: Ze hebben elkaar bestolen.
V: Wie heeft wie bestolen?
A: [betrokkene] heeft [verdachte] bestolen, dat zegt [verdachte] .
V: Hoe heeft [verdachte] van de achternaam?
A: [verdachte]
V: Hoe ben jij hier in betrokken geraakt?
A: [verdachte] denkt dat ik met [betrokkene] en nog drie anderen onder één hoedje heb
gespeeld.
V: Wat gebeurde hierna ?
A: [verdachte] kwam op vrijdag 18 december 2015 bij mij thuis aan de deur. Ik hoorde dat
[verdachte] zei:" Je hebt mijn wiet gestolen, ik ga je helemaal kapot maken".
V: Wat is er vanmorgen gebeurd ?
A: Ik zat op de bank te wachten totdat er weer iets zou gebeuren. Er zijn de
afgelopen week tot twee keer toe stenen tegen ons rolluik gegooid en één keer is er
een steen tegen de voordeur gegooid. Ik had gisteren ook al gepost omdat ik dacht dat
er wel weer iets zou gebeuren.
Ik viel in slaap en ik werd wakker door een schot. Een eerder schot bleek
later op de auto geweest te zijn. Het tweede schot was op de woning en de kogel kwam
door het rolluik en het raam heen. Meteen na het tweede schot ben ik van de bank op de grond gaan liggen. Hierna is nog twee maal op de woning geschoten. Ik ben een paar tellen blijven liggen voordat ik uiteindelijk naar boven ben gegaan. Mijn vriendin en kinderen lagen boven te slapen. Toen ik boven kwam was de schutter al weg. Ik zag dat [slachtoffer 2] bij het raam stond. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei:" dat was hem, dat was hem". Ik vroeg haar toen wie heb je gezien hem of één van zijn broers. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] zei: "Het was [verdachte] ".
V: Hoe voel je je?
A: Mijn gevoel is onbeschrijfelijk. De veiligheid van mijn gezin is zwaar beschadigd.
5.
Het proces-verbaal forensisch en technisch onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] van 13 juni 2016, pagina’s 173 en 174, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op maandag 13 juni 2016, omstreeks 07.00 uur stelde ik, verbalisant, een onderzoek in bij een woning aan de [adres 4] te Hengelo. Op deze woning was vermoedelijk geschoten met een vuurwapen. Een getuige had de dader weg zien lopen in de richting van de [straat 4] te Hengelo.
Vervolgens bleek dat op de [straat 1] te Hengelo een verdachte was aangehouden. Hierop besloot ik om de omgeving van deze aanhouding af te zoeken met de politiespeurhond [speurhond] . lk zag dat [speurhond] een volle verwijzing gaf op een blauwe plastic zak welke naast een elektriciteitskastje lag.
Dit elektriciteitskastje stond tegenover de woning [straat 1] [huisnummer] en aan de zijkant van de woning gelegen aan de [straat 2] [huisnummer] te Hengelo. De plastic zak en het wapen zijn veiliggesteld.
6.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 6 september 2016, voor zover inhoudende, de verklaring van de getuige [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
In de nacht van het schieten dacht ik bij de 2e knal dit is geen gewoon vuurwerk.
Het ging gelijk door mijn hoofd dat ik een knal van een pistool hoorde.
Op de vraag welke kant de schutter uit rende antwoord ik: kijkend uit mijn raam naar links,
richting de [straat 3] . Ik stond toen in de kamer van mijn dochter.
Toen ik keek vuurde hij het laatste schot en daarop zag ik hem wegdraaiend wegrennen.
Ik heb de schutter in het gezicht gezien. Ik heb [verdachte] daar zien
schieten op mijn raam. Ik heb er helemaal niks aan om iemand te laten opsluiten die niks
gedaan heeft. Hier zou ik niet mee kunnen leven.
Ik keek de schutter recht in zijn gezicht, van bovenaf. Ik heb hier een heel duidelijk beeld van. Ik heb dus wel degelijk zijn gezicht gezien. Ik zag hem vanaf een meter of drie.
De schutter stond drie meter op de stoep, gerekend vanaf mijn voordeur. Ik zag hem vanaf een meter of drie hoog.
De mevrouw van de politie heeft nog aan mij gevraagd of ik het heel zeker wist dat het
[verdachte] was geweest. Op de vraag hoe ik nou 100% zeker kan zijn dat het [verdachte] was
antwoord ik: ik weet wie ik heb gezien, 100% zeker. Ik wist direct dat het [verdachte] was. Ik heb tegen mijn partner gezegd toen hij boven kwam: "het was die hond". Als ik zeg hond dan weet mijn partner gelijk wie ik bedoel. Op de vraag hoe vaak ik [verdachte] zag antwoord ik: de zeven maanden voorafgaand aan het schietincident meerdere keren per week. Hij is bij mij aan de deur geweest en heeft voor mijn raam gestaan. [verdachte] rijdt langs mijn woning, hij rijdt langzaam langs mijn woning. Ik heb hem echt vaak gezien.
7.
Het rapport van N.M van der Geest, rapporteur bij het Nederland Forensisch Instituut (NFI)
van 2 augustus 2016, pagina’s 357 t/m 361, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die rapporteur:
Naar aanleiding van een schietincident in Hengelo op 13 juni 2016 is een DNA onderzoek uitgevoerd.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAIT5451NL#01 bemonstering (magazijn)
AAIT5452NL#01 bemonstering (kolf)
AAIT5453NL#01 bemonstering (trekker slede)
AAJQ3780NL#01 bemonstering (tas)
AA3C23781NL#01 bemonstering (hengsels tas)
Resultaten, interpretatie en conclusie
Het DNA-profiel van [verdachte] REH602 (geboren op [geboortedag] 1969) is betrokken bij het
vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-
onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op
basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Het is niet mogelijk om een 'standaard' statistische berekening uit te voeren voor het
vaststellen van de bewijskracht van de gevonden overeenkomst van het DNA-profiel van de
verdachte [verdachte] met het DNA-profiel van het spoor AAIT5453NL#01, omdat niet alle
DNA-kenmerken van alle celdonoren zichtbaar zijn. De ordegrootte van de bewijskracht
wordt daarom berekend met specialistische software.
AAIT5453NL#01bemonstering (trekker slede)
Er is aangenomen dat de bemonstering AAIT5453NL#01, DNA bevat van twee personen en
dat deze personen onderling niet verwant zijn. Onder deze aannames zijn de resultaten van
het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
hypothese I: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende
persoon.
hypothese II: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn minimaal één miljard keer
waarschijnlijker als hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is.
De hierboven beschouwde hypothesen zijn opgesteld naar aanleiding van de gevonden
overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en het DNA-mengprofiel van het
sporenmateriaal. Andere hypothesen zijn vooralsnog niet beschouwd. Op basis van
contextinformatie uit het strafdossier kan echter blijken dat bepaalde aannames en daarmee
andere hypothesen relevant zijn. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan aannames over
een bijdrage van celmateriaal van een bekende donor of een bijdrage van celmateriaal van
een aan de persoon in kwestie verwante persoon. In dat geval kunnen de resultaten van het
DNA-onderzoek in het licht van andere hypothesen worden beschouwd. Andere hypothesen
kunnen leiden tot een andere bewijskracht.
8.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 14 juni 2016, pagina’s 232 t/m 236, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op maandag 13 juni 2016, werd door ons, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , een forensisch
onderzoek naar sporen verricht in en rondom een woning gelegen aan de [adres 1] te Hengelo.
Door ons verbalisanten werden vier hulzen waargenomen op de [adres 1] , die zich bevonden in de nabijheid van perceelnummer [huisnummer] . De waargenomen hulzen werden door ons
veiliggesteld en de hulzenkokers werden door ons gewaarmerkt middels SIN-stickers. Wij zagen dat er vier hulzen waren. Door ons verbalisanten werden er in de woning meerdere projectielen waargenomen, deze projectielen werd door ons veiliggesteld en gewaarmerkt met een SIN-sticker.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Sporendrager(s)
SIN : AAIT5449NL
Object : Munitie;
SIN : AAIT5450NL
Object : Munitie;
SIN : AAIW8802NL
Object : Munitie
SIN : AAIW8801NL
Object : Munitie .
9.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van 15 juni 2016, pagina’s 293 t/m 296, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Op 13 juni 2016 te 08:25 uur, werd door ons, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , in verband met een schietincident aan de [adres 1] te Hengelo, een forensisch onderzoek naar sporen verricht op de openbare weg gelegen aan de kruising [straat 2] met de Weusthagtstraat te Hengelo (O).
Op de hoek van een appartementencomplex gelegen aan de kruising [straat 2] /
Weusthagtstraat zagen wij naast een buitenschakelkast een blauwe plastic
'AH' boodschappentas liggen. In deze plastic tas zagen wij een vuurwapen met daarin een
patroonmagazijn voorzien van drie patronen. Wij zagen dat de bodemstempels van de aangetroffen patronen in het patroonmagazijn, in de kamer en op de locatie aan de [adres 1] te Hengelo hetzelfde waren. Het vuurwapen en de patroonhouder werden verpakt in een papierenzak, verzegeld en gewaarmerkt met een SIN-sticker.
Het volgende spoor/stuk van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN : AAJG5359NL
Object : Vuurwapen (pistool).
10.
Het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige TMFI van verbalisant [verbalisant 8] van
25 juni 2016, pagina’s 326 t/m 332, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op 13 juni 2016 omstreeks 03:40 uur, komt een melding binnen van een schietincident aan de [adres 1] te Hengelo. Uit sporenonderzoek blijkt dat er één maal op het voertuig van aangever geschoten was en drie maal op de voorruiten (erker) van de woning. Tijdens het forensisch onderzoek werden op de openbare weg 4 hulzen aangetroffen
(AAIW8798NL, AAIW8795NL, AAIW8797NL en AAIW8803NL).
Het vuurwapen werd door speurhondenbegeleider [verbalisant 6] ongeveer tegenover de woning van de verdachte aangetroffen. Bij het veilig maken van het vuurwapen werden drie patronen uit de patroonmagazijn veiliggesteld (AAIT5079NL, AAIT5070NL en AAIT5077NL) en één uit de kamer (AAIT5084NL).
11.
Het rapport van W. Kerkhoff, rapporteur bij het Nederland Forensisch Instituut (NFI)
van 29 augustus 2016, pagina’s 379 t/m 387, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die rapporteur:
Zaakgegevens
Verdachte [verdachte]
Er zijn aanwijzingen gevonden dat de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit
vuurwapen (AA3G5359NIA). De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder
toegelicht.
Hulzen
Voor elk van de vier hulzen (AAIW8795NL, -8797NL, -8798NL, -8803NL), kaliber
7,62mm Tokarev, en vuurwapen (AAJG5359NL) zijn de volgende hypothesen
beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn voor de drie hulzen
(AAIW8795NL, -798NL en -803NL) extreem veel waarschijnlijker wanneer
hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn voor de huls (AAIW8797N1.)
zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2
waar is.
Kogels
Voor elk van de vier kogels, waar de drie kogelmantels (AAIT5450NL, AAIW8801NL
en -02NL) en het kleinere kogelmanteldeel (AAIT5449NL) van afkomstig zijn, en
vuurwapen (AA3G5359NL) zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met
dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn voor de drie kogelmantels
(AAIT5450NL, AAIW8801NL en -02NL) veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3
waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn voor het kleinere
kogelmanteldeel (AAIT5449NL) iets waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is,
dan wanneer hypothese 4 waar is.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] van 15 juni 2016, pagina 305 t/m 308, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op woensdag 15 juni 2016 kreeg ik van de brigadier van politie, [verbalisant 10] , het verzoek een
aantal foto's te onderzoeken. Op deze foto's zijn een plastic Albert Heijn tas zichtbaar en een
voorwerp dat op een vuurwapen lijkt.
Aan de hand van de foto's is het vuurwapen geïdentificeerd.
Juridische definitie vuurwapen
Het betreft in dit geval een vuurwapen omdat het voorwerp geschikt is om projectielen of
stoffen door een loop af te schieten en de werking berust op teweegbrengen van een
scheikundige ontploffing.
Soort wapen : pistool
Categorie
III onder 1
Verbodsartikel: 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie
Strafartikel : 55 lid 3 onder a Wet Wapens en Munitie
Soort munitie : volmantel patroon
Categorie : III
Verbodsartikel: 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie
Strafartikel : 55 lid 1 Wet Wapens en Munitie.