Op 8 december 2016 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel een beslissing genomen in een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.J. Franssen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A. Oosterveld, de bestuursrechter die belast was met de behandeling van een andere zaak van verzoekster. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een zitting op 24 oktober 2016, waar de gemachtigde van verzoekster zich onheus bejegend voelde door mr. Oosterveld. De gemachtigde stelde dat de opmerkingen van de rechter een zekere vooringenomenheid lieten zien, wat leidde tot het verzoek tot wraking. Mr. Oosterveld heeft echter aangegeven dat zijn opmerkingen niet bedoeld waren om partijdig te zijn en dat hij enkel de procedureregels uitlegde.
De wrakingsprocedure is bedoeld om de onpartijdigheid van rechters te waarborgen. De wrakingskamer oordeelde dat de klachten van verzoekster over de bejegening door mr. Oosterveld niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat er sprake was van een onbegrijpelijke bejegening. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.