ECLI:NL:RBOVE:2016:4884

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
12 december 2016
Zaaknummer
08.760135-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door bedreiging en geweld tegen meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 8 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte heeft in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 juni 2016 geprobeerd om drie verschillende slachtoffers te dwingen tot betaling van hoge bedragen, variërend van 40.000 tot 400.000 euro. De verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van bedreigingen en geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers op ontoelaatbare wijze onder druk heeft gezet, onder andere door hen te bedreigen met geweld en hen te dwingen om geld te betalen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op de verklaringen van de slachtoffers, getuigen en de inhoud van sms-berichten en telefoongesprekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging waar de verdachte van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760135-16 (P)
Datum vonnis: 8 december 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging aan de verdachte luidt - na wijziging conform artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering -, dat:
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 24 juni 2016 te Deventer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro,in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, tezamen met een of meer mededader(s):
-die [slachtoffer 1] (meerdere malen) heeft gesmst en/of gebeld en/of opgezocht en hem (daarbij) (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: 'Dan leen je het maar, en als je zielig gaat lopen doen dan geef ik je een paar tikken en sla je tanden uit je bek' en/of 'Je zorgt maar dat het je lukt! Geen kut smoesjes meer!!' en/of andere (meerdere) woorden en/of zinnen van dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of
-(daarbij) die [slachtoffer 1] (dreigend) te verstaan heeft gegeven dat hij geld moest betalen, want anders 'ging hij eraan' en/of zouden ze hem 'te grazen nemen' en/of 'kapot maken' terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 24 juni 2016 te Deventer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dtilden, te weten afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, waartoe die [slachtoffer 1] is gedwongen, door;
- - die [slachtoffer 1] (meerdere malen) te sms-en en/of te bellen en/of op te zoeken en hem (daarbij) (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘Dan leen je het maar, en als je zielig gaat lopen doen dan geef ik je een paar tikken en sla je tanden uit je bek’ en/of ‘Je zorgt maar dat het je lukt! Geen kut smoesjes meer!!’ en/of andere (meerdere) woorden en/of zinnen van dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (dreigend) te verstaan te geven dat hij geld moest betalen, want anders ‘ging hij eraan’ en/of zouden ze hem ‘te grazen nemen’ en/of ‘kapot maken’
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot en met 24 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 100.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, tezamen met een mededader:
-(met een dreigende houding) die [slachtoffer 2] heeft opgezocht op haar kantoor en/of
-die [slachtoffer 2] en/of haar werknemer (daarbij) (dreigend) te verstaan heeft gegeven dat die [slachtoffer 2] geld moest betalen en/of
-(daarna) die [slachtoffer 2] heeft gebeld en haar (daarbij) (nogmaals) (dreigend) te verstaan heeft gegeven (op agressieve toon) dat zij geld moest betalen en/of
-de broer van die [slachtoffer 2] heeft gebeld over het geld dat betaald moest worden en/of
-(waarbij) hij de broer van die [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: 'Ik weet waar je woont' althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarna) de broer van die [slachtoffer 2] een (tekst)bericht heeft gestuurd (met een dreigende toon) over het te betalen geldbedrag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 mei 2016 tot en met 24 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten afgifte van een geldbedrag van 100.000 euro in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, waartoe die [slachtoffer 2] is gedwongen, door;
- ( met een dreigende houding) die [slachtoffer 2] op te zoeken op haar kantoor en/of die [slachtoffer 2] en/of haar werknemer (daarbij) (dreigend) te verstaan te geven dat die [slachtoffer 2] geld moest betalen en/of
- ( daarna) die [slachtoffer 2] te bellen en haar (daarbij) (nogmaals) (dreigend) te verstaan te geven (op agressieve toon) dat zij geld moest betalen en/of
- de broer van die [slachtoffer 2] te bellen over het geld dat betaald moest worden en/of (daarbij) de broer van die [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen: ‘ik weet waar je woont’ althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( daarna) de broer van die [slachtoffer 2] een (tekst)bericht te sturen (met een dreigende
toon) over het te betalen bedrag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3. primair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Houten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 400.000 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, tezamen met een mededader:
-die [slachtoffer 3] heeft opgezocht in zijn (eigen) huis en/of
-hem (daarbij) op dreigende wijze te verstaan heeft gegeven dat hij geld moest betalen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 3] heeft geduwd (waardoor deze [slachtoffer 3] ten val kwam)
en/of
-die [slachtoffer 3] heeft geschopt/getrapt tegen diens (scheen)be(e)n(en) en/of
-op dreigende wijze heeft gesproken over de kinderen van die [slachtoffer 3] , diens
huis en diens auto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Houten, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 3] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten afgifte van een geldbedrag van 400.000 euro in elk geval geldbedrag, in elk geval enig goed, waartoe die [slachtoffer 3] is gedwongen, door;
-die [slachtoffer 3] op te zoeken in zijn (eigen) huis en/of hem (daarbij) op dreigende wijze te verstaan te geven dat hij geld moest betalen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 3] te duwen (waardoor deze [slachtoffer 3] ten val kwam)
en/of
-die [slachtoffer 3] te schoppen/trappen tegen diens (scheen)be(e)n(en) en/of
-op dreigende wijze te spreken over de kinderen van die [slachtoffer 3] , diens huis en
diens auto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken en op de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de voetnoten zijn genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft daarbij - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
Afgezien van de omstandigheid dat voor elk feit voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, kan het bewijs van elk feit afzonderlijk mede worden aangenomen op grond van de andere feiten nu er telkens van eenzelfde modus operandi sprake is.
De raadsman heeft zich - conform de inhoud van een op schrift gesteld pleidooi - op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - kort samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
Wat betreft het onder 1 primair ten laste gelegde feit bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor het verwijt van aangever [slachtoffer 1] dat verdachte zou hebben geprobeerd hem door bedreiging met geweld tot afgifte van het geldbedrag te dwingen. Wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde zijn de feitelijkheden niet van zodanige aard dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte de bedoeling heeft gehad aangever te dwingen het geldbedrag af te geven.
Wat betreft het onder 2 primair ten laste gelegde is niet gebleken dat er op enig moment bedreigingen jegens [slachtoffer 2] , dan wel haar broer of personeelsleden, zijn geuit waardoor zij zou zijn gedwongen tot afgifte van het geldbedrag. Wat betreft het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit geldt hetzelfde als hiervoor ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd.
Wat betreft het onder 3 primair ten laste gelegde volgt enkel uit de verklaring van aangever [slachtoffer 3] dat er door verdachte en/of de persoon die bij verdachte aanwezig was bedreigingen zijn geuit en geweld is gebruikt, terwijl daarvoor verder onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Wat betreft het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit geldt hetzelfde als hiervoor ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd.
Verder is er ten aanzien van de drie feiten geen sprake van een zelfde modus operandi omdat de onderlinge verschillen in de wijze waarop de feiten zich hebben afgespeeld te groot zijn. Een schakelbewijsconstructie voor deze feiten biedt aldus geen soelaas.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit:
Verdachte wordt verweten - kort samengevat - dat hij in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 juni 2016, al dan niet tezamen met anderen of een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] door middel van geweld of bedreiging met geweld, dan wel door (bedreiging met) enige andere feitelijkheid, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van
€ 40.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] allereerst wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van [getuige 2] . Behalve deze verklaringen wordt de aangifte op punten bevestigd door de sms-berichten die in het dossier zijn gevoegd [2] , het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [3] , de weergave van de telefoongesprekken die tussen [slachtoffer 1] en verdachte zijn gevoerd, alsmede de printgegevens waarin de data en tijdstippen zijn vermeld waarop deze gesprekken hebben plaatsgevonden [4] . Verdachte heeft daarbij zelf ter zitting ook verklaard dat hij op 24 juni 2016 telefonisch met [slachtoffer 1] heeft gesproken. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en geloofwaardig en zal van de juistheid daarvan uitgaan. Op grond van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die aangever meerdere keren in persoon, via de sms-berichten en telefonisch heeft geprobeerd te dwingen geld, het bedrag van € 40.000,--, te betalen. De rechtbank overweegt daarbij dat de inhoud van het in de tenlastelegging beschreven smsje - bezien in de context van de reeds daarvoor door verdachte verbaal geuite bedreigingen met geweld - eveneens als bedreigend kan worden aangemerkt. De primair ten laste gelegde poging tot afpersing is derhalve wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte van het medeplegen moet worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er verschillende personen bij het feit betrokken dan wel aanwezig zijn geweest, maar ten aanzien van geen van deze personen kan worden vastgesteld dat er van opzet op het delict en van een nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit:
Verdachte wordt verweten - kort samengevat - dat hij in de periode van 18 mei 2016 tot en met 24 mei 2016, al dan niet tezamen met anderen of een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer 2] door middel van geweld of bedreiging met geweld, dan wel door (bedreiging met) enige andere feitelijkheid, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 100.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] allereerst wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 3] en de verklaring van [getuige 4] . Behalve deze verklaringen wordt de aangifte op punten bevestigd door de “saldilijst debiteuren” [5] en het visitekaartje van “Black&Yellow Incasso Bureau”, welke stukken door verdachte aan [slachtoffer 2] , dan wel haar ouders, zijn afgegeven. Tevens vindt de aangifte steun in het sms-bericht dat door verdachte naar [getuige 4] is verzonden [6] en de printgegevens waarin de data en tijdstippen zijn vermeld waarop er gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. [7] Gezien deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd door middel van (bedreiging met) feitelijkheden [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 100.000,--. De feitelijkheden zoals ten laste gelegd, zijn naar het oordeel van de rechtbank - in onderling verband en samenhang bezien - van zodanige aard dat zij in de gegeven omstandigheden kunnen leiden tot een dusdanige psychische druk dat aangeefster hieraan geen weerstand had kunnen bieden. Het subsidiair ten laste gelegde is derhalve wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte van het medeplegen moet worden vrijgesproken. Hoewel uit de bewijsmiddelen blijkt dat behalve verdachte een ander persoon bij het feit betrokken dan wel aanwezig is geweest, kan op basis van dit dossier ten aanzien van deze persoon niet worden vastgesteld dat er van opzet op het delict en van een nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest.
Feit 3
Verdachte wordt verweten - kort samengevat - dat hij op 19 mei 2016, al dan niet tezamen met anderen of een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer 3] door middel van geweld of bedreiging met geweld, dan wel door (bedreiging met) enige andere feitelijkheid te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 400.000,--.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 3] allereerst wordt ondersteund door de verklaring van [betrokkene] en de printgegevens waarin is vermeld dat er op 19 mei 2016 tussen [slachtoffer 3] en verdachte gesprekken zijn gevoerd [8] . Daarnaast heeft verdachte ter zitting zelf verklaard dat hij bij [slachtoffer 3] is geweest. Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd door middel van geweld en bedreiging van geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van het geldbedrag van € 400.000,--. Hoewel alleen uit de verklaring van aangever blijkt dat er geweld is uitgeoefend en dat hij is bedreigd, ziet de rechtbank geen aanleiding op dit punt aan de aangifte te twijfelen. De rechtbank overweegt daarbij dat gezien de hiervoor bewezenverklaarde feiten is gebleken dat verdachte bij zijn pogingen om bij zijn slachtoffers geldbedragen te innen in staat is hen (met geweld) te bedreigen. De omstandigheid dat verdachte en/of de persoon die bij hem aanwezig was, over het huis, de auto en de kinderen van aangever heeft/hebben gesproken, kan - bezien in de context van het tegen [slachtoffer 3] uitgeoefende geweld - eveneens als bedreigend worden aangemerkt. Uit de bewijsmiddelen blijkt daarbij dat tussen verdachte en de persoon die bij hem was, gezien de gezamenlijke uitvoering van het delict van een bewuste en nauwe samenwerking sprake is geweest. Het medeplegen kan derhalve eveneens bewezen worden verklaard.
4.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 juni 2016 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 40.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
-die [slachtoffer 1] heeft gesmst en gebeld en opgezocht en hem (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: 'Dan leen je het maar, en als je zielig gaat lopen doen dan geef ik je een paar tikken en sla je tanden uit je bek' en 'Je zorgt maar dat het je lukt! Geen kut smoesjes meer!!' en
- die [slachtoffer 1] dreigend te verstaan heeft gegeven dat hij geld moest betalen, want anders 'ging hij eraan' en zouden ze hem 'te grazen nemen' en 'kapot maken' terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op tijdstippen in de periode van 18 mei 2016 tot en met 24 mei 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , door enige andere feitelijkheid en door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten afgifte van een geldbedrag van 100.000 euro, waartoe die [slachtoffer 2] is gedwongen, door;
- met een dreigende houding die [slachtoffer 2] op te zoeken op haar kantoor en die [slachtoffer 2] en/of haar werknemer dreigend te verstaan te geven dat die [slachtoffer 2] geld moest betalen en
- daarna die [slachtoffer 2] te bellen en haar daarbij nogmaals dreigend te verstaan te geven op agressieve toon dat zij geld moest betalen en
- de broer van die [slachtoffer 2] te bellen over het geld dat betaald moest worden en daarbij de broer van die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: ‘ik weet waar je woont’ althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking en
- daarna de broer van die [slachtoffer 2] een tekstbericht te sturen met een dreigende
toon over het te betalen bedrag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3. primair
hij op 19 mei 2016 te Houten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 400.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 3] , tezamen met een mededader:
-die [slachtoffer 3] heeft opgezocht in zijn eigen huis en
-hem daarbij op dreigende wijze te verstaan heeft gegeven dat hij geld moest betalen en
-vervolgens die [slachtoffer 3] heeft geduwd waardoor deze [slachtoffer 3] ten val kwam
en
-die [slachtoffer 3] heeft geschopt/getrapt tegen diens scheenbenen en
-op dreigende wijze heeft gesproken over de kinderen van die [slachtoffer 3] , diens
huis en diens auto,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 juncto artikel 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair

Het misdrijf: poging tot afpersing

2 subsidiair

Het misdrijf: poging tot een ander door enige andere feitelijkheid en door bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

3 primair

Het misdrijf: medeplegen van poging tot afpersing

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
De verdediging heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
De eis van de officier van justitie is, mede gezien de omstandigheid dat het drie pogingen betreft, hoog. De verdediging verzoekt de rechtbank in de strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de zorg voor zijn ernstig zieke moeder heeft. Daarnaast dient verdisconteerd te worden dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat verdachte als enige verantwoording voor deze feiten moet afleggen. De verdediging kan zich vinden in de door de reclassering voorgestelde (deels) voorwaardelijke straf met als voorwaarde reclasseringstoezicht.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft geprobeerd om, al dan niet tezamen met een ander, drie verschillende personen te dwingen om een oninbare schuld aan hem te betalen, waarbij het telkens ging om zeer hoge bedragen. Verdachte heeft deze personen op ontoelaatbare wijze onder druk gezet door hen te bedreigen en zelfs door tegen een van hen geweld te gebruiken. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers als gevolg van dergelijke feiten nog langdurig last hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven en heeft ook geen verantwoordelijkheid voor de feiten genomen.
Verdachte is blijkens de justitiële documentatie van 17 augustus 2016 vanaf 1992 regelmatig met politie en justitie in aanraking geweest. Hij is laatstelijk in 2015 en 2016 voor het plegen van vermogensdelicten veroordeeld. Reclassering Nederland heeft op 14 november 2016 in het kader van een mogelijke schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis een rapport over verdachte opgemaakt. Blijkens het rapport zijn door de reclassering problemen op diverse gebieden, zoals inkomen, schulden en werk gesignaleerd. Omdat betrokkene zwijgt over de feiten, heeft de reclassering geen verband tussen de persoon van verdachte, zijn omstandigheden en de delicten kunnen leggen. Voor verdachte is het meest belangrijk dat hij in staat wordt gesteld om zijn ernstig zieke moeder te kunnen verzorgen en te ondersteunen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij bereid is zich aan reclasseringstoezicht te houden. Hij heeft daar echter aan toegevoegd dat hij zelf van mening is dat hij geen begeleiding nodig heeft.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor feiten als in de onderhavige context zijn geen oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank zal in beginsel aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten met betrekking tot een straatroof, waarbij sprake is van een licht geweld of een verbale bedreiging. Hierbij wordt een gevangenisstraf van zes maanden als oriëntatiepunt genomen. De rechtbank houdt aan de ene kant rekening met de strafverzwarende omstandigheid dat twee van de feiten zich over een langere periode hebben afgespeeld en de omstandigheid dat de feiten alle betrekking hadden op de afgifte van zeer hoge bedragen. Aan de andere kant heeft verdachte geen relevante documentatie en is het bij alle drie de feiten bij een poging gebleven. De rechtbank merkt op dat van de door de verdediging gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel niet is gebleken. De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend. Een (deels) voorwaardelijke straf acht de rechtbank, mede gezien verdachtes proceshouding en het feit dat hij zelf geen begeleiding wenst, niet opportuun.
7.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het onder verdachte inbeslaggenomen telefoontoestel, I-Phone Apple, zal worden teruggeven aan de verdachte nu het belang van strafvordering zich hier niet tegen verzet.
De verdediging heeft verzocht een mes dat eveneens onder verdachte in beslag zou zijn genomen aan verdachte terug te geven. Nu er zich in het dossier geen beslaglijst bevindt waaruit blijkt van een inbeslaggenomen mes, zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1. primair

Het misdrijf: poging tot afpersing

2 subsidiair

Het misdrijf: poging tot een ander door enige andere feitelijkheid en door bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

3 primair

Het misdrijf: medeplegen van poging tot afpersing

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- bepaalt dat het inbeslaggenomen telefoontoestel, I-Phone Apple, wordt teruggeven aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. G.A. Versteeg en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van politie Oost Nederland Recherche Deventer, nr. 2016309378. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.1
Een proces-verbaal van aangifte van verhoor van [medeverdachte] , pagina 51 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
V: wat is uw telefoonnummer
A: [telefoonnummer 1]
(..)
V: wie maken er gebruik van dit telefoonnummer?
A: ik en mijn vrouw
(..)
Er is een aangifte gedaan door de aangever [slachtoffer 1] en zodoende bent ii
aangehouden ter zake verdenking van afpersing/afdreiging en dwang.
V: Wat kunt u daarover verklaren.
A: Door wie was het?
V: [slachtoffer 1] , zegt u dat iets.
(..)
A: Ik ken hem.
V: Waarvan kent u hem?
(..)
V: Wat is de voornaam van deze aangever [slachtoffer 1] ?
A: [voornaam slachtoffer 1]
V: Waar woont deze aangever [slachtoffer 1] ?
(..)
A: Ik weet dat hij in [woonplaats 1] woont.
V: Hoe kent u meneer [slachtoffer 1] , in wat voor omstandigheden?
A: Het was het vriendje van mijn zusje. (..)
1.2
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2] , pagina 84 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Hoe was uw dagindeling vanochtend ongeveer?
A: Gisteravond werd ik gevraagd door [verdachte] of ik hem vandaag naar Deventer wilde
brengen met de auto. Dat ging via de whatsapp. Het was tegen een uur of 9 à 10 ‘s avonds die app.
V: Is hij een vriend van u?
A: Het is een goede kennis. Ik ken hem al wel 15 jaar. Ik ken hem vanuit de Molukse
gemeenschap. (..)
V: Heeft u regelmatig contact met hem?
A: (..) Vervolgens zijn we afgelopen woensdagochtend of in de middag naar Deventer gereden. Ik dacht, dat we tegen een uur of twaalf of een in de middag in Deventer waren.
V: Waarom moest hij in Deventer zijn?
A: Hij zei alleen, dat hij een afspraak in Deventer had, verder niets. Ik zou hem
eerst afzetten in het centrum van Deventer, maar het was zo warm, dat ik met hem mee
ben gaan lopen.
D: Waar had u de auto geparkeerd?
A: Onder de brug waar de hoeren vroeger waren, bij die parkeergarage. Vanaf daar zijn
we de stad ingelopen via de Brink. Bij Bakker Bart kwamen we een andere man tegen wat
kennelijk ook een kennis of vriend van [verdachte] was. [verdachte] had kennelijk met die man daar
afgesproken of hij is hem daar toevallig tegen gekomen. (..) Van hieruit (Bakker Bart) zijn we met zijn drieën naar een tattooshop gelopen in de binnenstad. Het was in een klein steegje. [verdachte] vertelde dat hij daar een afspraak had met iemand. Bij die tattooshop aangekomen kwam er een man vanuit die shop naar buiten gelopen. Het was een Nederlandse man, een beetje dik, iets groter dan ik, verder weet ik niet zoveel bijzonderheden van die man. Ze spraken met zijn tweeën. Die andere man bemoeide zich er verder ook niet mee, met dit gesprek.
V: Hoe ging dat gesprek?
A: Het was volgens mij niet plezierig, maar er was ook geen ruzie. Ik hoorde wel iets
over schulden, maar waar het precies over ging, dat weet ik niet.
V: Toen dat gesprek was afgelopen, hoe ging het toen verder?
A: Na 5 minuten was het gesprek afgelopen (..)
(..)
V: Ik vroeg straks hoe uw dagindeling vanochtend was. Gisteravond heft [verdachte] u gevraagd
of u hem vandaag naar Deventer wilde brengen. Hoe ging dat vanochtend?
A: Ik heb hem opgehaald in het centrum van [woonplaats 2] . Daar woon ik. Hij stond ergens op
een plekje en daar heb ik hem opgepikt.
V: Heeft hij gezegd wat de bedoeling was van het ritje naar Deventer?
A: Hij zei, dat hij daar weer een afspraak had.
V: Heeft hij nog gezegd met wie die afspraak was?
A: Weer met die jongen.
(..)
V: Hoe ging dat vervolgens in Deventer?
A: Op dezelfde plek de auto geparkeerd en met zijn tweeën de binnenstad weer
ingelopen, de Brink op.
(..)
V: Hoe ging dat verder in Deventer. Heeft [verdachte] nog telefonische contacten gehad?
A: Ja, volgens mij wel. Ik krijg daar verder niets van mee, wat er gezegd werd. Ik ben
op een gegeven moment alleen de markt opgelopen. Op een bepaald moment zei ik, dat ik weg wilde want ik had ‘s middags een afspraak met mijn dochter om naar dat popfestival
te gaan. Hij zei van nog even 5 minuten wachten en toen liepen we weer naar de parkeergarage. Ik vond dat prima, want ik wilde toch die kant op. Vervolgens werden we
vlakbij de parkeergarage aangehouden dor de politie.
(..)
0: De aangever heeft verklaard dat volgens de schuldeiser hij een schuld van 40.000 euro zou hebben en daarop afgelopen woensdag is bezocht door 3 mannen bij de Tattooshop aan de [adres 1] in Deventer. De aangever heeft verklaard dat hij geen schulden heeft en tevens geen geld heeft.
V: Wat kunt u daarover verklaren.
A: Ik heb niks gehoord, ik heb alleen over schulden gehoord onder elkaar dacht ik.
Als het goed is.
(..)
V: Wist jij dat er afgelopen vrijdag wederom een afspraak was met deze Nederlandse man
die jij hebt omschreven in jouw vorige verklaring.
A: Ja toen ik in de auto zat, toen vroeg ik waar we heen gingen. Ik wist dat we naar Deventer gingen en toen vroeg ik wat er ging gebeuren. Ik hoorde van [verdachte] dat hij een gedeelte van zijn schuld kreeg. Ik zei dat is goed, dat gaan we maar snel omdat ik een afspraak had met mijn dochter.
V: Van wie zou [verdachte] deze gedeelte van de schuld krijgen.
A: Van die Hollandse jongen.
(..)
1.3
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2] , pagina 95 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
0: Wij tonen je een aantal foto’s. Deze worden bij dit verhoor gevoegd.
V: Ken jij de persoon op foto 1?
A: Dat is [verdachte] . Hem ken in van vroeger. Ik kende zijn vader al. Ik ken [verdachte] sinds een
jaar of 10 denk ik.
(..)
1.4
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 101 e.v., onder meer inhoudende:
Ongeveer een ander half jaar of 2 jaar geleden kwam [medeverdachte] bij mij en zei toen dat hij nog geld van mij kreeg. Ik woonde toen nog aan de [adres 1] te [woonplaats 1] . Ze waren met 3 personen. De 2 personen die bij hem waren ken ik niet. [medeverdachte] zei dat ik een kwekerij van hem zou hebben geript. Deze kwekerij zou ergens in Arnhem hebben gestaan. Ik heb echter geen kwekerij geript en vertelde hem dat ook. [medeverdachte] vertelde dat hij getuigen had die dat wisten. Hij vertelde niet wie die getuigen waren. Hij noemde toen nog geen bedrag. Ik zei tegen hem dat ik niets ging betalen omdat ik niets had geript. Een half jaar daarna kwam hij weer bij mij thuis dat was nog in de [adres 1] te [woonplaats 1] . Er werd aangebeld bij mij en ik deed het raam open om te kijken wie er belde. Ik woonde toen op een boven woning. Hij was toen weer met 2 andere mannen. Ik weet niet of het dezelfde mannen waren als een half jaar eerder. Ik dacht van niet. Ook deze mannen kende ik niet. Ik sprak [medeverdachte] aan. Hij zei: “Doe even open.” Ik heb dit niet gedaan. Ik zag namelijk dat de 2 andere mannen naast de deur tegen de muur aanstonden. Als ik naar beneden was gelopen en de deur had geopend dan had ik alleen [medeverdachte] voor de deur zien staan. Ze stonden dus verdekt opgesteld. Daarom opende
ik de deur niet. [medeverdachte] zei toen weer: “Ik krijg geld van je.” Hij zei er niet meer
bij dat het voor een geripte kwekerij was. Ik zei tegen hem dat het grote onzin was en er niets van waar was en dat ik ook geen geld zou betalen. (..) Hij zei toen: “Dan krijg ik je nog wel.” Het bleef vervolgens een hele tijd stil tot ergens in april van dit jaar. Ik ben in september/oktober 2015 verhuist naar de [adres 2] te [woonplaats 1] . Hetgeen ik hiervoor vertelde was één van de redenen dat ik ben verhuist. Eigenlijk de grootste reden. Ik dacht dat ze dan niet wisten waar ik woon. Op een donderdagavond ergens in april kwamen er 2 mannen naar mij toe in de [adres 1] . Ik was daar in een tattooshop van een vriend van mij. Ik ben daar regelmatig. (..) Toen die mannen daar aankwamen stond ik buiten de tattooshop. Ze kwamen lopend mede doordat je daar niet met een auto kunt komen. Mijn vriendin, [getuige 1] en haar broertje [broertje getuige 1] waren daar ook. Ze stonden buiten bij mij. Die twee mannen kwamen op mij af en vroegen aan mij ben jij [voornaam slachtoffer 1] . Ik zei ja. Ze zeiden wij komen in naam van [medeverdachte] . [medeverdachte] krijgt nog 40.000 euro van je. Ik zei: “Dat is niet waar.” Wat er toen werd gezegd door die twee weet ik niet. ze zeiden wel
dat ik met hen mee moest. Ik ben toen met hen meegelopen. Mijn vriendin zei tegen mij
dat ik niet mee moest lopen. Ik liep echter met één van die mannen mee. De ander
bleef iets achter. (..) Ik liep met die eerste man de hoek om de [straat] in en we liepen richting de Brink. Halverwege de [straat] bleven we staan. Die tweede man kwam er toen ook bij. Ik was op dat moment doodsbang dat ze mij iets aan zouden doen. Ze zeiden tegen mij dat ik moest betalen anders ging ik eraan. Ik zei toen tegen hen:
Willen jullie alsjeblieft rustig doen. Mag ik alstjeblieft mijn verhaal doen.” Ze zeiden: “Nee, we willen weten. Ga je betalen of niet.” Ik zei toen smekend alsjeblieft luister want het is niet waar. Ze zeiden echter steeds hetzelfde: Dat ik moest betalen. Toen zei één van die mannen: “Wat wil je dan vertellen? Ik heb toen verteld dat het niet waar was dat ik een kwekerij had geript en dat [medeverdachte] zelf zijn hok had geript. (..) Die mannen vertelden toen tegen mij dat ze het zouden uitzoeken. Ik zou dezelfde week nog door die mannen worden gebeld. Ze belden 7 dagen hierna op. Ik ging er van uit dat het één van dezelfde mannen was die mij belde. Ze hadden [medeverdachte] ’s verhaal gehoord en ze wilden een afspraak maken. Er werd een
afspraak gemaakt. De afspraak werd gemaakt de andere dag samen te komen bij Mc
Donalds te Deventer. Dit was op mijn verzoek. Ze wilden eerst bij mij thuis komen. Ik
heb dat geweigerd. Ik kreeg de andere dag een sms dat er iets was tussen gekomen en dat de afspraak niet doorging. Ze zouden contact met me zoeken. Tot 6 juni 2016 heb ik niets van hen gehoord. Ik kreeg toen een sms. Daarin stond: “Kerel kan je ff contact opnemen met mij!! Ik ben terug van vakantie.. Dus wil zo snel mogelijk ff met je afspreken. Morgen ff tijd? Ik werd ontzettend bang en heb helemaal niet gereageerd. Ik wist dat het die mannen
waren omdat ik hun nummer al had opgeslagen in mijn telefoon onder Gast Satudara.
Dit heb ik voordat ik bij u zat in de hal van het politiebureau gewijzigd in Gasten Mc.
Ik was doodsbang dat er iets zou gebeuren. Gisterenmiddag omstreeks een uur of twee kwamen 3 mannen bij de tattooshop aan de [adres 1] . Eén van hen was dezelfde
als degene die in april bij mijn kwam. Ze kwamen binnen In de tattooshop. (..)
Het was zo één van die mannen kwam binnen en vroeg aan mij of ik even mee wilde lopen naar buiten. Ik liep met hem mee naar buiten en zag toen nog twee mannen staan. De man van april deed weer het woord. Hij zei tegen mij: “Ik heb [medeverdachte] ’s verhaal aangehoord en ik geloof hem. Dus je gaat dit regelen.” Het kwam niet als een vraag over. Ik probeer weer uit te leggen dat het niet waar is maar gelogen. Hij zei tegen mij dat dat punt niet meer ter sprake was en dat ik moet gaan betalen. Ik zei tegen hem: “ Het is niet waar en ik heb geen geld. Ik heb bescherming bewind en krijg 50 euro in de week. Ik zei ook: “Afgezien van dat het niet waar is, ik kan het niet betalen.” Hij zegt tegen mij: “Dat interesseert mij niet. Je bent toch een kwekertje. dus je hebt wel geld” Ik zei tegen hem: “Ik heb helemaal niets en probeer
een rustig leven te leiden om, mijn zaakjes op orde te krijgen. Hij zei toen: “Dat interesseert me ook niet, dan leen je het maar en als je zielig gaat lopen doen dan geef ik je een paar tikken en sla je tanden uit je bek.” Er werden vervolgens meerdere bedreigingen gedaan. Ze zouden me te grazen nemen en me kapot zouden maken. Ik moest morgenavond (dus vanavond) geld betalen en al was het maar 500 euro. Ik moet gaan betalen al was het uit goede wil maar 500 euro. Ik moest verder een regeling met hen treffen voor de rest van het geld. Ik gaf weer aan dat ik geen geld heb en dat het verhaal echt niet klopt. Vervolgens
komen er weer bedreigingen en hij zei: “Morgenavond om 10 uur ben je er.” Ze wilden
eerst weer bij mij thuis komen om het geld op te halen. Ik zei toen niet bij mijn
huis. Hij zei toen: “Dan kom je naar de Mac”. Ik kreeg vanochtend een sms bericht dat het 2000 euro moest zijn wat ik moest betalen.
De sms van vanochtend om 09.53 is als volgt:
Kerel vanavond 22.00 bij mac.. Ik heb overlegt .. 2000 mot vanaaf brengen!! Je
zorgt maar dat het je lukt! Geen kut smoesjes meer!! Tot vanavond.
De mannen die buiten [medeverdachte] contact met mij zochten ken ik niet. Volgens mij zijn ze
lid van een motorclub. Dat hebben ze me verteld. Ze zeiden dat ze van motorclub
Satudara waren. Gisteren had één van hen ook een T-shirt aan waar dit op stond. Ik
ben doodsbang dat ze me afmaken. Ik ben zelfs bang om deze naam in mijn aangifte te
noemen. Een omschrijving (signalement) van deze mannen kan ik ook niet geven. Ik kan
ze niet eens meer voor mijn geest halen zo bang ben ik. Ik weet dat eén van hen licht
getint was en een nadere iets donkerder van huidskleur. De derde weet ik niet. Die kan
hier nu binnenstappen en zou hem niet herkennen.
(..)
1.5
Een proces-verbaal van aangifte van [getuige 1] , pagina 108 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Ik heb sinds drie jaar een relatie met [slachtoffer 1] . (..)Ik weet niet precies wat er allemaal heeft gespeeld in zijn verleden, maar door de problemen waar hij nu in zit, heeft hij mij wel verteld zoals het volgens hem zit: [medeverdachte] is zijn ex-zwager. Hij heeft een lange tijd geleden een relatie gehad met een zusje van [medeverdachte] . Hun of hij of iemand had wiet. Er is toen iets mis gegaan met die wiet en toen is die [medeverdachte] doorgedraaid. Hij beschuldigde [voornaam slachtoffer 1] ervan dat hij zijn wiet had. Zo is [medeverdachte] erbij gekomen dat [voornaam slachtoffer 1] een schuld van hem heeft. [voornaam slachtoffer 1] zegt echter dat dit helemaal niet klopt.
(..)
Ik heb geen idee hoe hoog de schuld is. Ik weet alleen dat sinds ik met [voornaam slachtoffer 1] ben die [medeverdachte] elk jaar wel een keer langs is geweest. Het begon met 20.000, toen werd het 40.000 en nu moest hij ineens 2.000 euro betalen. (..) Ik ben er de eerste keer bij geweest dat [medeverdachte] met twee mannen aan onze deur stond. Wij waren toen nog niet zo lang bij elkaar. Het zal iets van twee jaar geleden zijn. Toen woonden wij nog aan de [adres 1] . Ik weet nog dat ze onderaan het raam stonden en dat ze zeiden dat [voornaam slachtoffer 1] naar beneden moest komen. [voornaam slachtoffer 1] bleef heel rustig en zei dat hij niet zou komen. Hij zei tegen [medeverdachte] dat hij maar een keer alleen langs
moest komen en dat ze er dan over konden praten. De mannen zijn toen weggegaan.
Daarna hebben [voornaam slachtoffer 1] en [medeverdachte] nog een keer met elkaar gebeld. Ik heb toen nog gezegd dat
ze het uit moesten praten en [voornaam slachtoffer 1] stelde dat ook voor. [medeverdachte] wilde dit echter niet.
Ik weet van [voornaam slachtoffer 1] dat hij daarna nog een keer een mannetje van [medeverdachte] heeft getroffen.
Deze man had tegen hem gezegd dat [voornaam slachtoffer 1] aan [medeverdachte] geld moest betalen. Ik weet niet meer
precies wanneer dit was en of dit klopt. Het is in mijn herinnering in ieder geval zo
gegaan. In april dit jaar, het was op een donderdagavond want het was koopavond, was ik samen met [voornaam slachtoffer 1] , mijn broertje [broertje getuige 1] en een meisje uit de straat in de [adres 1] . [voornaam slachtoffer 1]
woonde daar toen al niet meer, maar we waren daar bij de tattooshop. We stonden
buiten voor de shop te roken en te kletsen. Ik zag op een gegeven moment dat er een donkere man aan kwam lopen met een Nederlandse man. Die donkere man had een briefje bij zich en vroeg aan [voornaam slachtoffer 1] of hij [voornaam slachtoffer 1] was. [voornaam slachtoffer 1] zei toen dat inderdaad zo heette en toen zei die donkere man dat [voornaam slachtoffer 1] met hem mee moest lopen. Die Nederlandse man stond er stoer naast, maar zei op dat moment helemaal niets. Ik zag dat ze drie meter verderop gingen staan, voor de telefoonwinkel. Ik ging een klein beetje dichterbij staan, omdat ik wilde weten wat er werd gezegd. Ik hoorde die donkere man tegen [voornaam slachtoffer 1] zeggen dat ze ook al op de [adres 2] waren geweest. Dit is dus het nieuwe adres van [voornaam slachtoffer 1] . Ik was doodsbang en voelde dat het niet goed zat. De mannen kwamen ook nogal dreigend op mij over.
Ik kon niet goed horen wat er precies werd gezegd, maar ik hoorde wel dat het over
geld ging. Ik hoorde die donkere man zeggen dat [voornaam slachtoffer 1] mee moest lopen met hen. Ik denk
dat ze verderop wilden gaan staan, omdat ze midden in de [adres 1] stonden.
(..)
Ongeveer 10 minuten later kwam [voornaam slachtoffer 1] terug. Hij vertelde mij toen dat dit weer van die
[medeverdachte] kwam. [voornaam slachtoffer 1] zei dat hij gebeld zou worden en wist niet zo goed wat hij moest
doen. We hebben het er toen wel over gehad om de politie te bellen, maar we waren
veel te bang dat ze nog bozer zouden worden. [voornaam slachtoffer 1] hoopte dat hij een goed gesprek had
gehad met die donkere man en ze nog een keer met [medeverdachte] zouden gaan praten. We
hadden heel erg de hoop dat het hierbij zou blijven. Ongeveer een week later werd [voornaam slachtoffer 1] gebeld door die donkere man. Die zei dat ze nu beide kanten van het verhaal aan hadden gehoord en dat bij en zijn compagnon nog een keer wilden praten met [voornaam slachtoffer 1] . Ze wilden hiervoor naar het huis van [voornaam slachtoffer 1] komen, maar nadat ik was bedreigd wilde [voornaam slachtoffer 1] dit niet hebben. Hij stelde toen voor om elkaar in de MacDonalds te ontmoeten. Deze afspraak werd door die donkere man afgebeld. Ze zouden er nog op terugkomen, maar dit gebeurde niet. Het leek wel een beetje te verwateren. Tot afgelopen woensdag. Die donkere man is toen samen met twee andere donkere mannen naar de tattooshop in de [adres 1] gegaan. [voornaam slachtoffer 1] vertelde dat iemand van hun een shirtje van de Satudarah aanhad. Ik weet niet wie dit was. Ze zeiden tegen [voornaam slachtoffer 1] dat ze het verhaal van [medeverdachte] geloofden en dat [voornaam slachtoffer 1] de volgende
dag bij de MacDonalds moest komen om 2.000 euro te betalen. [voornaam slachtoffer 1] belde mij nadat ze
waren geweest en zei tegen mij dat hij onmiddellijk naar het politiebureau ging om
aangifte te doen. Ik ben ontzettend bang dat het nu nog niet klaar is. [voornaam slachtoffer 1] heeft hun nu wel echt boos gemaakt ben ik bang. Ik ben gewoon bang in mijn eigen huis. Eerst had ik het idee dat ze alleen voor [voornaam slachtoffer 1] kwamen en dat ze mij niets aan zullen doen, maar nu ben ik echt
bang dat ze in alle staten zijn.
2.1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 112 e.v., onder meer inhoudende:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd [adres 3] te
[vestigingsplaats 1] . Ik heb in het verleden een asbestsanering bedrijf gehad welk was genaamd [bedrijf 2] . In dit bedrijf had ik werknemers aan het werk die ik inhuurde via een uitzendbureau. Dit uitzendbureau was genaamd [uitzendbureau 1] gevestigd in leiden. De projectievoerder van het bedrijf is [projectievoerder] . (..)
In 15 januari 2015 is mijn bedrijf [bedrijf 2] failliet gegaan.
(..)Doordat ik failliet ben gegaan met het bedrijf [bedrijf 2] heeft [projectievoerder]
een rechtzaak tegen mij aangespannen. [projectievoerder] heeft in deze rechtszaak aangegeven dat ik hem een bedrag 100 000 euro verschuldigd zou zijn. Omdat [projectievoerder] door diverse leugens had verzonnen en ik alle papieren van het bedrijf met daarin de correspondentie en de facturen had bewaard, heeft de rechter op 9 mei 2016 de uitspraak gedaan dat ik van alle schulden werd vrijgesproken en dat ik [projectievoerder] geen geld verschuldigd was.
(..)
Op 18 mei 2016 was ik aan het werk en was ik met mijn boekhouder in gesprek.
Op een geven moment kwam een van mijn man mijn kantoor binnen en die zie tegen mij
dat ik in het kantoor moest blijven zitten en niet naar buiten moest gaan. Hij zei
meteen dat er twee mannen binnen in de hal zaten en dat dit dezelfde mannen waren als
vorig jaar. Deze mannen zouden van het incasso bureau Black & Yellow zijn en dat ze
geld kwamen halen namens [projectievoerder] . Door het Faillissement heb ik al eerder problemen gehad met Black & Yellow. Ik had in 2015 had ik ook problemen met het [uitzendbureau 2] . De eigenaar van dit uitzendbureau wilde toen ook geld van mij hebben en hij heeft toen ook via Black & Yellow mensen naar mij toe gestuurd om te zorgen dat ik dit geld zou betalen.
De eigenaar van [uitzendbureau 2] heeft mij in die tijd ook verteld dat de mensen die voor
black en Yellow incassobureau werkten, leden zijn van de motorclub SATUDARAHA
Nijmegen. Omdat deze mensen van Black & Yellow zo vaak langs kwamen en mij intimideerde heb ik de eigenaar van het [uitzendbureau 2] een bedrag van ongeveer 16000 euro gegeven. In de hoop dat ik voorgoed af was van Black & Yellow.
Mijn collega [getuige 3] is toen naar deze twee mannen toegelopen die in de hal zaten. [getuige 3]
heeft toen deze twee mannen het vonnis van de rechter gegeven. Ze heeft tegen de twee
mannen gezegd dat ik vrij was gesproken en dat ik [projectievoerder] geen geld verschuldigd was.
Omdat ik eigenwijs was ben ik toch de hal in gelopen vanuit de vergader zaal. Ik heb
toen in de hal de twee mannen zien zitten. Ik heb de twee mannen zelf niet gesproken maar [getuige 3] wel. [getuige 3] heeft de twee mannen ook het vonnis gegeven waarin stond dat ik niemand geld schuldig was. [getuige 3] heeft van de twee mannen een brief gehad met daarop het geldbedrag staan wat ik volgens hen schuldig zou zijn. Dit zou een bedrag zijn van ongeveer 100 000 euro, De twee mannen die aangaven van het bedrijf Black en Yellow waren kwamen erg dreigend over. Het waren twee manen die een groot en breed postuur hadden. Beide waren erg gespierd. Ze hadden beide een houding waardoor ik de indruk kreeg dat ze elk moment ons wilden gaan slaan. Op het moment dat ze bij ons in de zaak stonden was ik echt heel bang dat deze twee mannen mij en mijn personeelsleden iets aan zouden doen.
Ik kreeg ook het idee dat ze op welke wijze dan ook het geld van ons wilde hebben en
hadden totaal geen boodschap aan wat wij hen vertelde.
Een van de twee mannen herkende ik nog van vorig jaar. Ik weet dat deze man [verdachte]
heet. Ik vermoed dat de andere man die daarbij was ook dezelfde man was als vorig
jaar maar dat weet ik niet zeker. (..)
Op dinsdag 24 mei 2016 werd ik gebeld door een voor mij onbekend nummer, dit nummer
betreft [telefoonnummer 2] . Toen ik de telefoon opnam hoorde ik de man zeggen :“ hallo met [verdachte] .
Ik kreeg meteen het vermoeden dat dit [verdachte] was. [verdachte] wilde eerst mijn broer
spreken maar ik ben het gesprek met hem aangegaan. Drong [verdachte] aan dat we om de tafel moesten zitten. hij vertelde mij dat ik de man gedupeerd zou hebben en dat ik hem geld
verschuldigd was. Hij zei tegen mij dat de man hiermee bedoelde hij [projectievoerder] geld moest
geven. Ik zei tegen hem dat er via een rechtelijke uitspraak is bewezen dat ik [projectievoerder] geen
geld schuldig was en dat ik hem niets hoefde te betalen. Ik zei tegen [verdachte] dat hij mij nu aan het afpersen was. Ik hoorde dat [verdachte] hier niet op in ging. Wel kreeg ik het idee dat [verdachte] gaande het gesprek steeds agressiever werd.
Doordat [verdachte] en die andere man hij mij op het bedrijf zijn geweest, en omdat [verdachte] mij
heeft gebeld ben ik bang voor die twee. De twee mannen zagen er zo imposant, groot en
gespierd uit dat ik mij heel erg geïntimideerd voelde. Ik ben dan ook bang dat zij
geweld gaan gebruiken om te zorgen dat ik hun geld ga betalen.
Ik ben ook bang dat deze mannen net als de vorige keer bij mijn familie leden langs
gaan om daar het geld op te halen. Ik ben bang dat deze mensen mijn familie iets gaan
aan doen om te zorgen dat ik hun geld betaal.
2.2.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 133 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Gisteren om 12.58 uur werd ik gebeld door mijn broer [getuige 4] . Hij vertelde mij dat hij
gebeld was door de politie. De politie had hem gezegd dat er twee verdachte figuren
voor de woning [adres 4] te [plaats] stonden en hem verteld dat als er een
dreiging zou zijn hij terug moest bellen. Op [adres 4] wonen mijn ouders, mijn
broer woont er naast. Mijn ouders zijn op vakantie. Mijn broer lag te slapen en is
dus gaan kijken bij het huis van onze ouders nadat hij gebeld was door de politie.
Toen hij daar aan kwam waren de twee personen al reeds weg. Mijn broer is toen in
de brievenbus van mijn ouders gaan kijken en trof daar een visitekaartje en een
factuuroverzicht. Op de achterzijde van dit factuuroverzicht was met pen geschreven
“Hallo [getuige 4] , graag met spoed contact opnemen met [naam] of met Black en Yellow MC
i.v.m openstaande factuur. Grt [voorletter] .”
(..)
2.3
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , pagina 149 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Op 19 mei 2016 werd ik gebeld door een man. Hij zei: We moeten even praten
omdat iemand uit Rotterdam nog geld van mij kreeg. Hij wilde een regeling treffen
voor de betaling. Ik zei toen tegen hem dat ik niet over betalingen ga, maar dat mijn zus dat deed. Hij zei toen: “Daar heb ik niets mee te maken. Ik praat nu met jou.”
Ik zei tegen hem dat ik privé en werk gescheiden houd. Hij zei: “Dat maakt niet uit ik weet waar je woont.” Dit was ook het einde van het gesprek. Hij heeft niet gezegd dat dit gesprek een vervolg zou hebben. U laat mij nu een lijst zien waarop telefoongesprekken tussen die man en mijn nummer voorstellen.
Op die lijst staat ook dat ik het nummer van die man een keer gebeld heb. Dit was op
19 -05-2016. Dat kan wel kloppen. (..)
Op 23 mei 2016 heeft die man mij een berichtje gestuurd.
Dit bericht was als volgt:
Kerel beter dat we keer om de tafel gaan zitten. Want die man uit rdam is familielid
van 1 van ons. . . Ik weet hoe jullie het spelen altijd. Das jullie ding., geen
probleem. Dat mag best. Alleen deze man moet geholpen worden.. Heeft bijna niks
meer.. Beter gewoon net als met [naam] .. Om de tafel ... van mij part komt er een
schikking.. We maken we wat moois van., maar er gaat wat terug naar die man!! Dat
zwz. Ik hoor graag nog van je.. Beterschap met je been.
Aan het einde van het bericht zette hij: “Beterschap met je been.”
Ik had hem namelijk in het gesprek op 19 mei 2016 verteld dat ik iets aan mijn been
had. Ik hoorde later dat mannen bij mijn zus zijn geweest om geld te halen.
Ik weet ook niet hoe ze aan mijn telefoonnummer zijn gekomen. Ik heb na dat berichtje
geen contact meer gehad. Ze wilden van mijn zus geld. Zij heeft vervolgens aangifte gedaan bij de politie nadat deze mannen bij haar aan de zaak zijn geweest.
Ik voelde mij niet prettig de eerste dagen na deze telefoontjes. Ik keek om me heen
als ik naar mijn auto liep. Eigenlijk heb ik dat nu nog steeds.
(..)
2.4
Een proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , pagina 154 e.v., onder meer inhoudende:
Ik heb 24 jaar gewerkt bij de firma [slachtoffer 2] 3.V. uit [vestigingsplaats 1] . Ik heb daar gewerkt op
de administratie van dat bedrijf. (..) Vorig jaar januari is het bedrijf [bedrijf 2] failliet gegaan. Eén van de schuldeisers heeft toen alsnog een claim gelegd. Dit betreft dhr. [projectievoerder] van [uitzendbureau 1] uit [vestigingsplaats 2] .
Hij had een claim van ongeveer een ton. Er is een rechtzaak geweest over deze claim.
[projectievoerder] heeft deze zaak verloren bij de rechtbank. [slachtoffer 2] B.V. werd door de rechter in
het gelijk gesteld en hoefde aan [projectievoerder] niets te betalen. [projectievoerder] heeft vervolgens mensen van een motorclub, ik hoorde van de Satudarah, ingehuurd.
Op 18 mei 2006 was ik op kantoor aan de [adres 3] te [vestigingsplaats 1] . Er kwamen die
dag 2 mannen op het bedrijf. Ik was met [slachtoffer 2] en de boekhouder in gesprek. Een
medewerkster, genaamd [medewerkster] , kwam naar ons toe en zei dat er 2 mannen waren die met
de eigenaar, [getuige 4] , wilde spreken. Ze wilden een afspraak maken i.v.m. [uitzendbureau 1] .
Ik zei toen tegen [slachtoffer 2] : “Dat zijn mensen van incassobureau Zonder Kloppen.” Ik
doelde op een incassobureau die niet volgens de regels werkt. Ik ben toen naar die mannen toegelopen. Ze zeiden toen dat ze van incassobureau Black & Yellow waren en wilden een afspraak maken met grote [getuige 4] ( [getuige 4] , vader van [slachtoffer 2] ) om de betaling te regelen. Ze lieten een debiteurenlijst zien. De lijst die U mij nu laat zien is de lijst die die mannen bij zich hadden. Ik heb die mannen toen gezegd dat [slachtoffer 2] geen geld schuldig was aan [uitzendbureau 1] . Ik heb uitgelegd dat het door het gerecht is bevestigd.
Ze zeiden dat ze daar een andere mening over hadden. Ze wilden een afspraak om het te
regelen.
(..)
Door hun gedrag kwamen ze wel bedreigend en intimiderend over.
(..)
De man op foto 1 komt mij bekend voor. Deze zou de man kunnen zijn die in mei bij ons
op het bedrijf is geweest. Ik herken hem aan de gezichtsuitdrukking en aan zijn
tatoeage.
(..)
2.5
Een proces-verbaal van verhoor [projectievoerder] , pagina 159 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Ik heb een eigen bedrijf. Dat is een uitzendbureau. Het heet [uitzendbureau 1] .
(..)
V: Fa. [slachtoffer 2] zegt u dat iets.
A; ik heb heel lang geleden ik denk iets van 7 jaar of zo met hen samen gewerkt, Dat is begin 2015 gestopt.
V; waarom is dat gestopt?
A: omdat ze failliet zijn verklaard.
(..)
V: wanneer is de rechtzaak geweest?
A; dat was afgelopen februari/maart.
V; hoe is dat afgelopen?
A: wat denku u. Ik heb verloren. Maar de laatste twee facturen heb ik betaald gekregen, omdat ze ondanks het faillissement toch nog personeel van mij in dienst hadden.
V: hoeveel had u te vorderen?
A;dat was iets meer dan een ton.
(..)
V; die naam van aangeefster zegt u wel iets?
A: ja ik ken de hele familie. Ik ken papa [slachtoffer 2] , ik ken [slachtoffer 2] en nog anderen.
(..)
O: op 18 mei 2016 komen er twee mensen van incassobureau Black & Yellow bij de Fa. [slachtoffer 2] . Zij zeiden dat ze geld kwamen halen namens [projectievoerder] .
(..)
O: de mensen van Black&Yellow hadden deze lijst in hun bezit..
A: (..) Dat is mijn administratie. (..)
3.1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 169 e.v., onder meer inhoudende:
(..)
Ik heb in het verleden een bedrijf gehad welke failliet is gegaan. Er waren een
aantal schuldeisers in die periode. Eén van de schuldeisers is ene [betrokkene] uit
[woonplaats 3] . Ik ben door deze [betrokkene] vanaf 2013 t/m eind 2015 gedreigd te betalen. Hij
maakte mij duidelijk dat ik moest betalen hij vertelde ook dat hij wist dat ik een
vrouw en kinderen heb. Ik heb het telefoonnummer van [betrokkene] eind 2015 geblokkeerd.
Ik heb toen geen last meer van [betrokkene] gehad.
Op 19 mei 2016 omstreeks 12.00 uur werd ik gebeld. Ik was te laat met opnemen. Ik heb
terug gebeld. Er werd opgenomen door een man die zich [verdachte] noemde. Deze belde met het
telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Hij wou een afspraak maken. Ik zei dat dit niet hoefde.
Ik zou wel naar hem toe lopen. Ik ben naar voren gelopen en zag twee mannen. In
persoon vertelde één van hem mij dat hij was gestuurd door [betrokkene] . Ik bevond
mij op dat moment in mijn tuin achter het huis. Ik ben via de achterzijde van mijn
woning weggelopen en ben om de woning van mijn buurman naar de straat gelopen. Ik zag
toen ik de straat weer inliep die 2 grote onfrisse mij onbekende mannen
(sportschooltype’s) staan. Ze wilden bij mij naar binnen om met mij te praten. Ik heb dat geweigerd. Ze wilden een gesprek over openstaande posten met [betrokkene] en dat ik een regeling tot betaling met hen zou treffen.
Ik herinner mij dat de mannen vertelden dat zij gestuurd waren door [uitzendbureau 3] , een Turks
uitzendbureau. Deze zou volgens hen een vordering hebben van 400.000 euro op mij. Zij
zouden de papieren gaan halen en daarna bij mij terug komen. Ik heb hen gezegd dit
niet te doen. Zij moesten zich melden bij de curator en niet bij mij.
vervolgens werd er door één van de mannen geduwd. Ik kreeg een duw en viel in de tuin
bij de buren. Ook werd ik geschopt. Ik werd tegen mijn scheenbenen geschopt. Ik heb
ze nog verteld dat dat het een zaak is dat binnen het faillissement viel en dat ze
bij de curator moesten zijn. Ze gingen vervolgens weg en zeiden dat ze het uit
zouden zoeken. Ze zouden terug komen omdat er moest worden gepraat over een
oplossing. Ik voelde mij op dat moment bedreigd omdat ze ook zeiden:
Je hebt een mooi huis en een mooie auto. Ook hadden ze het over mijn kinderen.
Ik ben bang dat de mannen terug komen en mijn vrouw, mijn kinderen of mij iets
aandoen. Ik heb daarom ook nadat die mannen weg waren meteen een camera en alarm op mijn woning laten zetten.
(..) Eén van de mannen had trouwens een Moluks uiterlijk. Deze man stelde zich voor als
[verdachte] . De andere man was blank en Nederlands. Hij was van het type “Hagenaar”. Beide
mannen hadden een kaal hoofd.
Ik merk hierbij op dat de man die mij duwde de Nederlandse man was.
Opmerking verbalisant:
Wij toonden aangever een drietal foto’s.
Aangever verklaarde wijzend op foto nummer 1 de man die zich [verdachte] noemde)
Die was er zeker bij. Dat was [verdachte] .
(..)
3.2
Een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] , pagina 177 e.v., onder meer inhoudende:
V: Kent [slachtoffer 3] uit [woonplaats 4] ?
A: Ja die ken ik wel. Ik heb zaken met hem gedaan. Hij was eigenaar van [bedrijf 3]
. Hij is toen failliet gegaan. Ik heb met hem zaken gedaan. Ik heb denk ik
500.000 euro bij hem uitstaan. Hij is privé ook aansprakelijk gesteld wegens
onrechtmatig gedrag.
(..)
0: Op 19 mei 2016 komen er twee mensen bij [slachtoffer 3] uit [woonplaats 4] . Dit was op liet
huisadres van hem. Zij zeiden dat ze geld kwamen halen namens [betrokkene] . Het zou
gaan om een bedrag van 400.000 euro.
V: Hoe zit dat?
A: Ik doe inderdaad zaken met een incassobedrijf. Dat heet BLACK & YELLOW INCASSO
BUREAU. Zij kwamen bij mij aan de deur. Ik heb gebruik gemaakt van hun diensten. Dat
kostte mij 250 euro. (..)
0: Verdachte laat verbalisanten het visitekaartje zien van betreffend incassobureau.
Op de achterzijde staat geschreven: [verdachte] [telefoonnummer 2] .
V: Wie heeft dat telefoonnummer achter op het kaartje geschreven.?
A: Waarschijnlijk één van die mannen die bij mij aan de deur was.
V: Is het goed dat wij verbalisanten daar een fotokopie van maken?
A: Jazeker.
V: Heeft iemand of een bedrijf opdracht gegeven om bij [slachtoffer 3] geld op te
halen?
A: Ja BLACK & YELLOW incassobureau. (..)
(..)
V: Als u mensen die voor Black & Yellow werken heeft ingehuurd, dan moet u hen ook
betalen. Deze doen niets voor niets?
A: Ik heb 250 euro cash betaald. Dat zou een voorschot zijn. Er komt dus nog een
rekening.
(..)
3.3
een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 september 2016, onder meer inhoudende:
Door mij [verbalisant] , brigadier van politie Oost Nederland, wordt het volgende verklaard:
In het opgemaakte dossier van onderzoek STORE, bvh nr. 2016309378 zijn meerdere
personen gehoord.
Bij het verhoor van een aantal van deze personen zijn aan hen politiefoto’s getoond. Dit is in het
dossier abusievelijk vergeten te vermelden.
Het gaat om de volgende personen:
• Verdachte [getuige 2] (doss. pag. 84 e.v.) zijn de foto’s van [verdachte] , (foto 1)
getoond. (..)
• Getuige [getuige 3] (doss. pag. 154 e.v.) zijn de foto’s van [verdachte] (foto 1) en
(..) getoond.
• Aangever [slachtoffer 3] (doss. pag. 169 e.v.) zijn de foto’s van [verdachte] (foto 1) en
(..) getoond.
(..)
De door verdachte ter terechtzitting van 24 november 2016 afgelegde verklaring - zakelijk weergegeven - onder meer inhoudende:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is bij mij in gebruik. Ik heb op 24 juni 2016 telefonisch contact met [slachtoffer 1] gehad. Het klopt dat ik op enig moment bij [slachtoffer 2] op haar kantoor in Zaandam ben geweest. Het klopt dat ik op enig moment bij de woning van [slachtoffer 3] te Houten ben geweest.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Oost Nederland Recherche Deventer, nr. 2016309388, opgemaakt op (d.d.) 18 augustus 2016.
2.Weergave van sms-berichten, pagina 26 t/m 28.
3.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 30 en 31.
4.Weergave van gesprekken, pagina 16 t/m 25. Printgegevens m.b.t. de gesprekken tussen het telefoonnummer van [slachtoffer 1] en het telefoonnummer van verdachte, pagina 107.
5.Kopie van Saldilijst Debiteuren, pagina 144 en 156. Kopie van visitekaartje Black & Yellow Incassobureau, pagina 146.
6.Een weergave/foto van een sms-bericht, pagina 151.
7.Printgegevens m.b.t. de gesprekken tussen het telefoonnummer van [slachtoffer 2] en het telefoonnummer van verdachte, pagina 167.
8.Printgegevens m.b.t. de gesprekken tussen het telefoonnummer van [slachtoffer 3] en het telefoonnummer van verdachte, pagina 176.