Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- de ouders, beiden bijgestaan door hun advocaat,
- de heer J.J. de Vries, namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader, die de moeder wilde veroordelen tot het terugstorten van een bedrag van € 2.061,62 op de bankrekening van hun minderjarige dochter, [minderjarige 1]. De vader stelde dat de moeder in 2013 en 2014 zonder zijn toestemming bedragen van deze rekening had opgenomen voor eigen gebruik. De moeder verweerde zich door te stellen dat zij dit deed met instemming van de vader en dat er geen afspraak tot terugbetaling was gemaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over hun kinderen en dat er een echtscheiding heeft plaatsgevonden. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 maart 2016, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder brieven van de advocaten.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vader niet onder de geschillenregeling van artikel 1:253a BW valt, omdat het hier gaat om een vermogensrechtelijke kwestie. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van een geschil over de gezagsuitoefening en dat het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen tot terugbetaling van het bedrag moet worden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.