Op 6 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte stak tijdens een woordenwisseling op 24 oktober 2015 in Deventer het slachtoffer in de schouder met een mes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot doodslag, omdat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich melden bij de reclassering en zich laten behandelen. Daarnaast moet hij het slachtoffer een schadevergoeding van ruim €1.000 betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en putatief noodweer, omdat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde feit, dat onder de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht valt.