ECLI:NL:RBOVE:2016:4783

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
08.730178-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met taakstraf en schadevergoeding

Op 1 december 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur voor openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 februari 2016 in Deventer, waar de verdachte samen met een vriendin de aangeefster aanviel. De aanleiding voor de aanval was een beschuldiging van zakkenrollerij tegen de moeder van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte de aangeefster hebben geslagen en geschopt, maar sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde poging tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde openlijk geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Naast de taakstraf werd de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €400,- aan de aangeefster. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor twee jonge kinderen, en legde een onvoorwaardelijke werkstraf op in plaats van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730178-16 (P)
Datum vonnis: 1 december 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E.B. Rasing en van wat door de verdachte en diens raadsman
mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte primair
wordt verdacht van het feit dat zij op 7 februari 2016 te Deventer met voorbedachte raad, samen met een ander, geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan een vrouw en subsidiair dat zij in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op of omstreeks 7 februari 2016 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een vrouw ( [nummer aangever] ) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die vrouw in/op/tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of (terwijl die vrouw op de grond lag) meermalen, althans eenmaal,
in/op/tegen het gezicht en/of de borst en/of de rug, althans op/tegen het lichaam, heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
zij op of omstreeks 7 februari 2016 te Deventer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Diepenveenseweg, in elk geval op of aan een openbare weg in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een vrouw ( [nummer aangever] ), welk geweld bestond uit het opzettelijk slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht van die vrouw en/of (terwijl die vrouw op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, trappen en/of schoppen in/op/tegen het gezicht en/of de borst en/of de rug, althans op/tegen het lichaam, van die vrouw.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de veroordeling van verdachte gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit, nu hij dit wettig en overtuigend bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad en dat zijn cliënte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De uitlatingen van zijn cliënte in het tapgesprek getuigen volgens de raadsman van grootspraak en berusten niet op het weergeven van waargebeurde handelingen.
De raadsman acht het subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Aangeefster heeft op 29 februari bij de politie het volgende verklaard:
“Op zondag 7 februari 2016 was ik met twee vriendinnen in het [café 1] op de Brink in Deventer . Ik zag drie vrouwen, dit waren zigeunertypes, twee jonge vrouwen en een oudere vrouw, zij vielen op door hun kleding. Ik heb volgens mij tegen een van mijn vriendinnen gezegd dat de oudere vrouw aan het zakkenrollen was. Ik ben vervolgens naar buiten gegaan naar de beveiliging om te zeggen wat ik had gezien. Omstreeks 4:00 uur ben ik samen met mijn vriendinnen vanaf [café 1] lopend naar huis gegaan.
Op de Diepenveenseweg kwam ik een vriend tegen. Daar hebben we even mee gepraat
Nadat hij was weggereden, liepen wij een paar passen verder en stopte er een auto schuin voor mij. Ik zag dat twee vrouwen uitstapten, ik herkende deze als de twee jongere vrouwen die in [café 1] waren geweest. Ineens lag ik op de straat. Ik voelde dat ik geschopt werd. Ik heb mijzelf klein gemaakt, met mijn armen voor mijn gezicht en mijn handen boven mijn hoofd. Ik voelde dat ik meerdere keren geschopt werd. Ik voelde harde trappen op mijn rug, billen en gezicht. Dit werd met kracht gedaan en deed veel pijn. Volgens mij ben ik door beide vrouwen geschopt.
Ik heb over de mishandeling gesproken met een kennis. Deze kennis had de drie vrouwen de volgende dag in de stad gezien. Van mijn kennis hoorde ik dat de vrouwen vermoedelijk [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] heten en misschien wonen aan de [adres 2] te [woonplaats] .
Uit de letselrapportage d.d. 29 februari 2016, die is opgemaakt naar aanleiding van foto’s die door aangeefster zelf zijn genomen, blijkt het volgende.
Foto’s 1 en 2
Binnenzijde van het onderooglid is roodheid zichtbaar die wellicht zou kunnen passen bij een rode onderhuidse bloeduitstorting; gezien de kleur zou dit dat geen verse bloeduitstorting zijn.
De huid onder het onderooglid is een wigvormige scherpe roodheid zichtbaar; zou kunnen passen bij een onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur zou dit geen verse bloeduitstorting zijn.
Rechter ooglid, roodheid en enige zwelling zichtbaar, zou kunnen passen bij een rode onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur is het geen verse bloeduitstorting.
Rechter neusvleugel een puntvormige roodheid zichtbaar, zou kunnen passen bij een rode genezende neuswond.
Bloeduitstorting in het bindvlies van het oog.
foto 3
Linker ooglid, iets bruin verkleurd en is aan de gehele ooglid rand fors rood gekleurd, wellicht ook enige zwelling.
foto 4
Onscherp begrensde ovale paars-blauwe verkleuring zichtbaar met daarin 4 feller gekleurde blauwe streepvormige verdichtingen; rondom is een veel groter ook vaag begrensd gebied van geelheid te zien. Totale beeld zou kunnen passen bij een diepe onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur zou dit zeker geen verse bloeduitstorting zijn.
Ogen - letsel wordt vaak veroorzaakt door direct of indirect inwerkend stomp botsend geweld.
Foto 4 - letsel wordt vaak veroorzaakt door direct of indirect inwerkend stomp botsend geweld, gezien het patroon met blauwe strepen zou dit met een voorwerp met bijvoorbeeld harde hoeken randen of vergelijkbare uitsteeksels veroorzaakt kunnen worden.
De vriendin van aangeefster heeft op 4 maart 2016 in haar getuigenverklaring bij de politie de verklaring van aangeefster ondersteund met uitzondering van het schoppen in het gezicht. Over het schoppen in het gezicht heeft de getuige niets verklaard. De getuige heeft wel verklaard dat de twee vrouwen dezelfde vrouwen waren waar aangeefster eerder op de avond ruzie mee had gehad in het [café 1] op de Brink in Deventer .
Op 29 maart 0216 heeft medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verklaard dat zij in de nacht van 6 op 7 februari 2016 in [café 2] is geweest met haar moeder, de verdachte en diens moeder. De moeder van medeverdachte [medeverdachte] , [medeverdachte] en verdachte hadden hetzelfde jurkje aan. Voorts heeft zij verklaard dat het kan kloppen dat zij die nacht ook op de Brink is geweest. De medeverdachte ontkent elke betrokkenheid bij de vechtpartij en heeft zich verder beroepen op haar zwijgrecht.
Tevens overweegt de rechtbank dat beide verdachten zijn herkend door verbalisant [verbalisant 1] als de vrouwen die ruzie hadden met twee andere vrouwen op de Brink.
Uit een tapgesprek dat is opgenomen in een ander strafrechtelijk onderzoek, is op te maken dat verdachte samen met “ [medeverdachte] ” die zaterdag heeft geknokt achter het station. Verdachte heeft het slachtoffer naar eigen zeggen met haar auto klemgereden en zij hebben om de beurt klappen uitgedeeld en het slachtoffer in het gezicht geschopt.
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij met medeverdachte [medeverdachte] en haar moeder die avond op de Brink is geweest en daar aangeefster is tegengekomen. De aangeefster zou haar moeder die avond hebben uitgemaakt voor zakkenroller. Nadat verdachte haar moeder naar huis had gebracht is zij samen met nog iemand anders een eind met de auto gaan rijden. Het slachtoffer zijn zij toen toevallig tegengekomen achter het station. Verdachte heeft verklaard dat zij uit emotie reageerde, dat zij met het slachtoffer in gevecht is geraakt en dat zij het slachtoffer heeft geslagen. Verdachte ontkent het slachtoffer met opzet en voorbedachte raad te hebben geslagen. Wat zij in het opgenomen telefoongesprek heeft gezegd was stoerdoenerij.
Op 30 maart 2016 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat het zou kunnen zijn dat zij het slachtoffer heeft geschopt.
De bewijsoverwegingen
De aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte] ten tijde van het plegen van het delict
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster en de getuige hun aanvallers hebben herkend als de twee vrouwen waar zij eerder op de avond ruzie mee hadden in [café 1] op de Brink te Deventer . De getuige heeft voorts verklaard dat verdachte en medeverdachte ongeveer hetzelfde gekleed waren en op elkaar leken. Medeverdachte heeft verklaard dat zij en verdachte die avond hetzelfde jurkje droegen en dat zij samen met verdachte en diens moeder die avond op de Brink is geweest. Daarnaast heeft medeverdachte verklaard dat haar bijstaat dat er ruzie is geweest omdat de moeder van verdachte er op werd aangekeken dat zij een zigeunervrouw is. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij samen met een nader genoemde persoon in de auto aan het rijden was toen zij aangeefster achter het station te Deventer tegenkwamen. Uit het tapgesprek kan worden opgemaakt dat verdachte vergezeld werd door “ [medeverdachte] ” en dat zij aangeefster hebben geslagen en geschopt. Gezien het voornoemde acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat zij niet aanwezig is geweest bij de vechtpartij ongeloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte aangeefster hebben geslagen en geschopt.
De opzet op zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte en medeverdachte met het slachtoffer in een gevecht verwikkeld zijn geraakt en dat zij aangeefster op 7 februari 2016 te Deventer hebben geschopt en geslagen.
Nu aangeefster de enige is die verklaart over schoppen in het gezicht, terwijl zij tegelijkertijd verklaart dat zij haar armen voor haar gezicht heeft gehouden, en anderzijds de vriendin van aangeefster, die erbij stond, daarover niets heeft verklaard, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het slachtoffer in het gezicht is geschopt. De overige verweten handelingen leveren in de gegeven omstandigheden geen poging tot het (voorwaardelijk) opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Openlijk geweld, in vereniging
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt dat voor het bewezen verklaarde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.2
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat primair aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 7 februari 2016 te Deventer openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Diepenveenseweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een vrouw ( [nummer aangever] ), welk geweld bestond uit het opzettelijk slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht van die vrouw en (terwijl die vrouw op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, trappen en/of schoppen tegen de borst en de rug, van die vrouw.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een werkstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld een proeftijd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte twee kinderen heeft waar zij de zorg voor heeft en dat een werkstraf in dit geval de juiste strafmodaliteit is.
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdachten hebben op de openbare weg een confrontatie gehad met aangeefster. Aanleiding voor de confrontatie was een incident dat eerder die avond had plaatsgehad. Verdachten hebben aangeefster een lesje willen leren, omdat zij de moeder van verdachte betichtte van zakkenrollerij.
Verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het geweld door aangeefster ook te slaan en te schoppen. Aangeefster heeft als gevolg van het op haar uitgeoefende geweld forse bloeduitstortingen op het lichaam en in het gelaat opgelopen.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving en bezorgen directe getuigen gevoelens van angst. Uit de verklaring van de getuige alsmede de omstandigheid dat aangeefster en de getuige hun verklaring anoniem hebben afgelegd, blijkt dat daarvan in dit geval ook daadwerkelijk sprake is geweest.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte eerder voor het plegen van openlijk geweld is veroordeeld. De rechtbank zal dit, gezien de omstandigheid dat dit feit langer dan vijf jaar geleden is gepleegd, echter niet strafverhogend mee laten wegen.
De rechtbank heeft bij de het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor openlijk geweld waarbij enig lichamelijk letsel het gevolg is, wordt een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden als uitgangspunt genomen. De rechtbank is, gezien de leefsituatie van verdachte (zij draagt alleen de zorg voor twee jonge kinderen en kampt met problematiek waarvoor zowel verdachte als haar kinderen behandeld zullen moeten gaan worden) van oordeel dat kan worden volstaan met een werkstraf.
Gezien het voornoemde in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uren met aftrek van de periode die verdachte is voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van het gehele schadebedrag, te weten
€ 400,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijk rente, nu de vordering toewijsbaar is en voldoende is onderbouwd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd het schadebedrag hoofdelijk op te leggen. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 297,- , zijnde het door de rechtbank toegekende bedrag waar de benadeelde partij in haar voegingsformulier aan refereert. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen aannemelijke reden is het schadebedrag op te hogen naar € 400,-.
9.1
De vordering van de benadeelde partij
Benadeelde partij onder nummer [nummer aangever] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 400,- (vierhonderd) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen tot een bedrag van € 400,-, en hoofdelijk opleggen, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De rechtbank zal dit bedrag hoofdelijk toewijzen. Dat houdt in dat als de medeverdachte voornoemd bedrag betaalt, verdachte niet (ook) aan verdachte hoeft te betalen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2016.
Mr. S. Taalman voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016079307. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
 Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 februari 2016 onder nummer [nummer aangever] , inclusief fotobijlagen, pagina’s 31 tot en met 37.
 Letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 29 februari 2016, inclusief fotobijlagen, pagina’s 39 tot en met 42.
 Proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 4 maart 2016 onder nummer [nummer getuige] , pagina’s 43 tot en met 47.
 Proces-verbaal van bevindingen van de politie d.d. 29 maart 2016 inhoudende de weergave van het tapgesprek, pagina’s 66 tot en met 68.
 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 maart 2016, pagina’s 88 tot en met 90.
 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 29 maart 2016, pagina’s 91 tot en met 97.
 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 1 maart 2016, pagina 48.
 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2016, inzake de herkenning van verdachte en medeverdachte, pagina 62.