5.1De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangeefster heeft op 29 februari bij de politie het volgende verklaard:
“Op zondag 7 februari 2016 was ik met twee vriendinnen in het [café 1] op de Brink in Deventer . Ik zag drie vrouwen, dit waren zigeunertypes, twee jonge vrouwen en een oudere vrouw, zij vielen op door hun kleding. Ik heb volgens mij tegen een van mijn vriendinnen gezegd dat de oudere vrouw aan het zakkenrollen was. Ik ben vervolgens naar buiten gegaan naar de beveiliging om te zeggen wat ik had gezien. Omstreeks 4:00 uur ben ik samen met mijn vriendinnen vanaf [café 1] lopend naar huis gegaan.
Op de Diepenveenseweg kwam ik een vriend tegen. Daar hebben we even mee gepraat
Nadat hij was weggereden, liepen wij een paar passen verder en stopte er een auto schuin voor mij. Ik zag dat twee vrouwen uitstapten, ik herkende deze als de twee jongere vrouwen die in [café 1] waren geweest. Ineens lag ik op de straat. Ik voelde dat ik geschopt werd. Ik heb mijzelf klein gemaakt, met mijn armen voor mijn gezicht en mijn handen boven mijn hoofd. Ik voelde dat ik meerdere keren geschopt werd. Ik voelde harde trappen op mijn rug, billen en gezicht. Dit werd met kracht gedaan en deed veel pijn. Volgens mij ben ik door beide vrouwen geschopt.
Ik heb over de mishandeling gesproken met een kennis. Deze kennis had de drie vrouwen de volgende dag in de stad gezien. Van mijn kennis hoorde ik dat de vrouwen vermoedelijk [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] heten en misschien wonen aan de [adres 2] te [woonplaats] .
Uit de letselrapportage d.d. 29 februari 2016, die is opgemaakt naar aanleiding van foto’s die door aangeefster zelf zijn genomen, blijkt het volgende.
Foto’s 1 en 2
Binnenzijde van het onderooglid is roodheid zichtbaar die wellicht zou kunnen passen bij een rode onderhuidse bloeduitstorting; gezien de kleur zou dit dat geen verse bloeduitstorting zijn.
De huid onder het onderooglid is een wigvormige scherpe roodheid zichtbaar; zou kunnen passen bij een onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur zou dit geen verse bloeduitstorting zijn.
Rechter ooglid, roodheid en enige zwelling zichtbaar, zou kunnen passen bij een rode onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur is het geen verse bloeduitstorting.
Rechter neusvleugel een puntvormige roodheid zichtbaar, zou kunnen passen bij een rode genezende neuswond.
Bloeduitstorting in het bindvlies van het oog.
foto 3
Linker ooglid, iets bruin verkleurd en is aan de gehele ooglid rand fors rood gekleurd, wellicht ook enige zwelling.
foto 4
Onscherp begrensde ovale paars-blauwe verkleuring zichtbaar met daarin 4 feller gekleurde blauwe streepvormige verdichtingen; rondom is een veel groter ook vaag begrensd gebied van geelheid te zien. Totale beeld zou kunnen passen bij een diepe onderhuidse bloeduitstorting, gezien de kleur zou dit zeker geen verse bloeduitstorting zijn.
Ogen - letsel wordt vaak veroorzaakt door direct of indirect inwerkend stomp botsend geweld.
Foto 4 - letsel wordt vaak veroorzaakt door direct of indirect inwerkend stomp botsend geweld, gezien het patroon met blauwe strepen zou dit met een voorwerp met bijvoorbeeld harde hoeken randen of vergelijkbare uitsteeksels veroorzaakt kunnen worden.
De vriendin van aangeefster heeft op 4 maart 2016 in haar getuigenverklaring bij de politie de verklaring van aangeefster ondersteund met uitzondering van het schoppen in het gezicht. Over het schoppen in het gezicht heeft de getuige niets verklaard. De getuige heeft wel verklaard dat de twee vrouwen dezelfde vrouwen waren waar aangeefster eerder op de avond ruzie mee had gehad in het [café 1] op de Brink in Deventer .
Op 29 maart 0216 heeft medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verklaard dat zij in de nacht van 6 op 7 februari 2016 in [café 2] is geweest met haar moeder, de verdachte en diens moeder. De moeder van medeverdachte [medeverdachte] , [medeverdachte] en verdachte hadden hetzelfde jurkje aan. Voorts heeft zij verklaard dat het kan kloppen dat zij die nacht ook op de Brink is geweest. De medeverdachte ontkent elke betrokkenheid bij de vechtpartij en heeft zich verder beroepen op haar zwijgrecht.
Tevens overweegt de rechtbank dat beide verdachten zijn herkend door verbalisant [verbalisant 1] als de vrouwen die ruzie hadden met twee andere vrouwen op de Brink.
Uit een tapgesprek dat is opgenomen in een ander strafrechtelijk onderzoek, is op te maken dat verdachte samen met “ [medeverdachte] ” die zaterdag heeft geknokt achter het station. Verdachte heeft het slachtoffer naar eigen zeggen met haar auto klemgereden en zij hebben om de beurt klappen uitgedeeld en het slachtoffer in het gezicht geschopt.
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij met medeverdachte [medeverdachte] en haar moeder die avond op de Brink is geweest en daar aangeefster is tegengekomen. De aangeefster zou haar moeder die avond hebben uitgemaakt voor zakkenroller. Nadat verdachte haar moeder naar huis had gebracht is zij samen met nog iemand anders een eind met de auto gaan rijden. Het slachtoffer zijn zij toen toevallig tegengekomen achter het station. Verdachte heeft verklaard dat zij uit emotie reageerde, dat zij met het slachtoffer in gevecht is geraakt en dat zij het slachtoffer heeft geslagen. Verdachte ontkent het slachtoffer met opzet en voorbedachte raad te hebben geslagen. Wat zij in het opgenomen telefoongesprek heeft gezegd was stoerdoenerij.
Op 30 maart 2016 heeft de verdachte bij de politie verklaard dat het zou kunnen zijn dat zij het slachtoffer heeft geschopt.
De aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte] ten tijde van het plegen van het delict
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster en de getuige hun aanvallers hebben herkend als de twee vrouwen waar zij eerder op de avond ruzie mee hadden in [café 1] op de Brink te Deventer . De getuige heeft voorts verklaard dat verdachte en medeverdachte ongeveer hetzelfde gekleed waren en op elkaar leken. Medeverdachte heeft verklaard dat zij en verdachte die avond hetzelfde jurkje droegen en dat zij samen met verdachte en diens moeder die avond op de Brink is geweest. Daarnaast heeft medeverdachte verklaard dat haar bijstaat dat er ruzie is geweest omdat de moeder van verdachte er op werd aangekeken dat zij een zigeunervrouw is. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij samen met een nader genoemde persoon in de auto aan het rijden was toen zij aangeefster achter het station te Deventer tegenkwamen. Uit het tapgesprek kan worden opgemaakt dat verdachte vergezeld werd door “ [medeverdachte] ” en dat zij aangeefster hebben geslagen en geschopt. Gezien het voornoemde acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat zij niet aanwezig is geweest bij de vechtpartij ongeloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte aangeefster hebben geslagen en geschopt.
De opzet op zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte en medeverdachte met het slachtoffer in een gevecht verwikkeld zijn geraakt en dat zij aangeefster op 7 februari 2016 te Deventer hebben geschopt en geslagen.
Nu aangeefster de enige is die verklaart over schoppen in het gezicht, terwijl zij tegelijkertijd verklaart dat zij haar armen voor haar gezicht heeft gehouden, en anderzijds de vriendin van aangeefster, die erbij stond, daarover niets heeft verklaard, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat het slachtoffer in het gezicht is geschopt. De overige verweten handelingen leveren in de gegeven omstandigheden geen poging tot het (voorwaardelijk) opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Openlijk geweld, in vereniging
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt dat voor het bewezen verklaarde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.