ECLI:NL:RBOVE:2016:4749

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
30 november 2016
Zaaknummer
08.955076-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Het ongeval vond plaats op 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg, waarbij de bijrijder van de verdachte, [slachtoffer], letsel opliep. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag en het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol. De officier van justitie vorderde een werkstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor veertien maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd die tot de bewezenverklaring hebben geleid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf van 120 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten en dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955076-15
Datum vonnis: 29 november 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Nijpels en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. J.M. Veldman, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
als bestuurder van een personenauto , onder invloed van alcoholhoudende drank, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor een inzittende van zijn auto, te weten [slachtoffer], (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 2:
als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol houdende drank een personenauto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
gaande in de richting van Hardenberg, daarmee rijdende over de weg, De Esch zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
zeer snel met het motorrijtuig (personenauto) heeft geaccelereerd en/of
aldaar op die weg (De Esch) heeft gereden met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 km/u, althans gelet op de plaatselijke omstandigheden, een te hoge snelheid en/of
heeft hij, verdachte een voor hem, verdachte uit over die weg (De Esch) rijdend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) en/of twee daarvoor (voor dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) uit) rijdende fietsers ter linkerzijde ingehaald en/of
heeft hij, verdachte met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gezien zijn, verdachtes rijrichting, de aan de linkerzijde van die weg (De Esch) gelegen stoeprand geraakt, waardoor hij, verdachte dat motorrijtuig (personenauto) niet meer of in onvoldoende mate onder controle had en/of
heeft hij, verdachte zeer abrupt naar rechts gestuurd en/of
is hij, verdachte met dat door hem, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een gezien zijn, verdachte rijrichting rechts op of aan die weg (De Esch) geparkeerd staand ander motorrijtuig (bedrijfsauto, VW Transporter) gebotst en/of aangereden
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
terwijl hij, verdachte verkeerde in een toestand, als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van Hardenberg, daarmee heeft gereden over de weg, De Esch en
zeer snel met het motorrijtuig (personenauto) heeft geaccelereerd en/of
aldaar op die weg (De Esch) heeft gereden met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 km/u, althans gelet op de plaatselijke omstandigheden, een te hoge snelheid en/of
heeft hij, verdachte een voor hem, verdachte uit over die weg (De Esch) rijdend ander motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) en/of twee daarvoor (voor dat andere motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelbus) uit) rijdende fietsers ter linkerzijde ingehaald en/of
heeft hij, verdachte met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), gezien zijn, verdachtes rijrichting, de aan de linkerzijde van die weg (de Esch) gelegen stoeprand geraakt, waardoor hij, verdachte dat motorrijtuig (personenauto) niet meer of in onvoldoende mate onder controle had en/of
heeft hij, verdachte zeer abrupt naar rechts gestuurd en/of
is hij, verdachte met dat door hem, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een gezien zijn, verdachte rijrichting rechts op of aan die weg (de Esch) geparkeerd staand ander motorrijtuig (bedrijfsauto, VW Transporter) gebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg, als
bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf
jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart
2002 heeft plaatsgevonden;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van veertien maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en onder
2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, maar dat niet bewezen kan worden dat verdachte de aan de linkerzijde van De Esch gelegen stoeprand heeft geraakt en evenmin dat door het verkeersongeval aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken dient te worden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het requisitoir van de officier van justitie.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van Hardenberg, daarmee rijdende over de weg, De Esch zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
met het motorrijtuig (personenauto) heeft geaccelereerd en
aldaar op die weg (De Esch) heeft gereden met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte, geldende maximum snelheid van 50 km/u, en
een voor hem, verdachte, over die weg De Esch rijdend ander motorrijtuig (bestelbus) en twee daarvoor (voor dat andere motorrijtuig (bestelbus) uit) rijdende fietsers ter linkerzijde heeft ingehaald en
zeer abrupt naar rechts heeft gestuurd en
met dat door hem, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen een gezien zijn, verdachtes, rijrichting rechts op of aan die weg (De Esch) geparkeerd staand ander motorrijtuig (bedrijfsauto, VW Transporter) is aangereden
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2
hij op 20 december 2014 te Gramsbergen, gemeente Hardenberg, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank heeft geconstateerd dat het onder 2 bewezen verklaarde feit onderdeel is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en zal derhalve één strafbepaling toepassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft door zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag en terwijl hij onder invloed was van alcohol houdende drank een verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg van het ongeval heeft zijn bijrijder, [slachtoffer], zodanig letsel opgelopen dat hij tijdelijk verhinderd was zijn normale bezigheden uit te oefenen.
Nu ter zake de onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr zal de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat uitgaan van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, alcoholgebruik van meer dan 570 Ugl en waardoor het slachtoffer lichamelijk letsel dan wel een tijdelijke ziekte heeft bekomen, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van achttien maanden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2016, blijkt dat verdachte wel eerder met justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor een soortgelijk feit als het bewezenverklaarde.
De rechtbank weegt in positieve zin mee dat verdachte zich ter terechtzitting bewust heeft getoond van de ernst van zijn gedrag en oprecht spijt heeft betuigd.
Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn rijbewijs, doordat het Openbaar Ministerie niet binnen de wettelijke termijn van 10 dagen omtrent de inhouding van het rijbewijs had beslist, in eerste instantie heeft teruggekregen, terwijl hij deze vervolgens naar aanleiding van een door het CBR verricht onderzoek naar de geschiktheid om motorrijtuigen te besturen heeft moeten inleveren. Nu verdachte in dit kader al een lange periode (circa anderhalf jaar) niet heeft kunnen beschikken over zijn rijbewijs, is de rechtbank van oordeel dat het nu nog opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in dit geval noch vanuit oogpunt van generale noch van speciale preventie niet opportuun is. Daarbij overweegt zij dat zij de overtuiging heeft bekomen dat het ongeval en de hierna genomen maatregelen ten aanzien van het rijbewijs verdachte anders heeft leren doen kijken naar zijn verantwoordelijkheid als bestuurder van een motorrijtuig. De rechtbank zal verdachte, opdat hij zich bewuster zal blijven van zijn rijgedrag gedurende de op te leggen proeftijd, een geheel voorwaardelijke rijontzegging opleggen. Gelet op de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde nog maar net in het bezit van een rijbewijs was, zal de rechtbank een lange proeftijd gelasten. Om de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een werkstraf opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 55 91 Sr en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 194.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • ontzegtveroordeelde de
    bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
    12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met een
    proeftijd van drie jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die straf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. G. Edelenbos en
mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2016.
Buiten staat
Mr. G. Edelenbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar bijlagen, zijn dit bijlagen van het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummer PL0600-2014229336. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bijlagen inhoudende in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting de tenlastegelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1 primair en 2
1. het proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2014, bijlage 1;
2. het proces-verbaal rijden onder invloed van 23 december 2014, bijlage 4;
3. de ademanalyse van 20 december 2014, bijlage 5;
4. de letselrapportage van 2 april 2015, bijlage 9;
5. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 december 2014, bijlage 11;
6. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 23 december 2014, bijlage 12;
7. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 23 december 2014, bijlage 14;
8. het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] van 25 december 2014, bijlage 15;
9. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 december 2014, bijlage 16.