ECLI:NL:RBOVE:2016:4678

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
08/179645-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door onvoorzichtig handelen met brandbare vloeistof

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 24 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De verdachte had een zware jerrycan met thinner leeg laten stromen op een vuur in een tuinkachel, wat leidde tot een ongecontroleerde brand. Een vriend van de verdachte liep hierbij ernstige brandwonden op. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte, hoewel te verklaren als jeugdige overmoed, niet zonder risico's was en dat hij had moeten inzien welke gevaren hij met zijn handelen veroorzaakte. De verdachte had alcohol genuttigd, wat zijn inschatting van de situatie beïnvloedde, maar dit werd niet als verontschuldiging geaccepteerd. De rechtbank legde een werkstraf van 80 uren op, subsidiair 40 dagen hechtenis, en oordeelde dat de verdachte een aanmerkelijk verwijt kon worden gemaakt voor het ontstaan van de brand. De rechtbank hield rekening met de ernst van de verwondingen van het slachtoffer en de impact daarvan, zowel fysiek als psychisch. De uitspraak benadrukte de noodzaak van verantwoordelijk gedrag bij het omgaan met brandbare stoffen en open vuur.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/179645-15 (P)
Datum vonnis: 24 november 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 12 april 2015, in de gemeente Ommen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam vanuit een fles en/of jerrycan, een hoeveelheid thinner en/of wasbenzine, in elk geval een (zeer) brandbare en/of explosieve vloeistof in de schoorsteenpijp van een brandende kachel, in elk geval in die brandende kachel heeft gegoten en/of gegooid, althans gebracht en/of toen de vloeistof in die fles en/of jerrycan vlam had gevat en/of brandde, die brandende fles
en/of jerrycan heeft weggegooid en/of weggetrapt, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat de kleding van een persoon genaamd [slachtoffer] en/of tent geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand en/of ontploffing is ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor de kleding van die [slachtoffer] en/of voor het in de nabijheid van die kachel staande tent en/of meubilair en/of woning en/of overkapping, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een persoon genaamd [slachtoffer] en/of voor een/of meer zich in de nabijheid van die kachel bevindende perso(o)n(en), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] en/of die andere in de nabijheid van die kachel zich bevindende perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 12 april 2015, in de gemeente Ommen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
vanuit een fles en/of jerrycan, een hoeveelheid thinner en/of wasbenzine, in elk geval een (zeer) brandbare en/of explosieve vloeistof in de schoorsteenpijp van een brandende kachel, in elk geval in die brandende kachel heeft gegoten en/of gegooid, althans gebracht en/of toen de vloeistof in die fles en/of jerrycan vlam had gevat en/of brandde, die brandende fles
en/of jerrycan heeft weggegooid en/of weggetrapt, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige brandwonden over de gehele rug, althans het lichaam, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dat voor wat betreft het primair tenlastegelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 11 april 2015 tot en met 12 april 2015, in de gemeente Ommen, aanmerkelijk onvoorzichtig vanuit een jerrycan, een hoeveelheid thinner in de schoorsteenpijp van een brandende kachel, heeft gegoten en/of gegooid, en toen de vloeistof in die jerrycan vlam had gevat en brandde, die brandende jerrycan heeft weggegooid, ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat de kleding van een persoon genaamd [slachtoffer] en een tent gedeeltelijk zijn verbrand, en daardoor gemeen gevaar voor de kleding van die [slachtoffer] en voor de/het in de nabijheid van die kachel staande tent en meubilair en woning en overkapping, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer], ontstond.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 158 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: aan zijn schuld te wijten brand, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor
goederen ontstaat,
en
aan zijn schuld te wijten brand, terwijl daarvoor gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander ontstaat.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Dienaangaande overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
De omvang van de straf wordt vooral bepaald door de mate van schuld van verdachte aan het ontstaan van de brand, alsmede door de ernst van het letsel en het leed van [slachtoffer] als gevolg van die brand.
Wat betreft de mate van schuld overweegt de rechtbank dat verdachte, doordat hij een betrekkelijk zware jerrycan met thinner boven zijn macht heeft geheven en vervolgens van daaruit die gemakkelijk ontvlambare thinner vanaf een royale hoogte op het vuur heeft laten stromen, het risico heeft genomen dat hij de controle over zijn handelen zou verliezen. Het was een zeer ongebruikelijke manier om het vuur in de tuinkachel te laten oplaaien. Dat zijn gedrag kan worden verklaard als jeugdige overmoed, neemt niet weg dat verdachte had moeten doorzien welke risico’s hij nam door zo te manoeuvreren met licht ontvlambare vloeistof en open vuur. Dat hij de nodige alcoholische drank had genuttigd en daardoor misschien het gevaar van zijn handelen heeft onderschat, kan in het geheel niet als verontschuldiging dienen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het ontstaan van de brand een aanmerkelijk verwijt kan worden gemaakt.
Daarbij komt dat de gevolgen van de brand voor [slachtoffer] ernstig zijn geweest. Hij heeft 1e t/m 3e graads brandwonden opgelopen, die vermoedelijk blijvend zichtbare littekens hebben opgeleverd. Ook in psychisch opzicht moet het de nodige impact hebben gehad: hij heeft in brand gestaan met zijn kleding, heeft drie weken in het ziekenhuis gelegen en heeft veel pijn geleden. Hoewel het verheugend is dat de kameraadschap tussen verdachte en [slachtoffer] na verloop van tijd weer is hersteld, legt de ernst van het letsel en het ondergane leed bij het bepalen van de straf wel het nodige gewicht in de schaal, zij het dat deze daarin niet geheel en al tot uitdrukking kan worden gebracht, omdat het nu eenmaal niet de opzet van verdachte is geweest om dat letsel en dat leed toe te brengen.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend bij de mate van schuld en bij het letsel en het leed van [slachtoffer] als gevolg van die schuld. Het belang van deze straf is daarbij ook dat er een preventief signaal vanuit gaat voor verdachte en zijn kameraden, zodat dergelijk onverantwoord gedrag voortaan achterwege blijft.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 15 september 2016. Dat verdachte een first offender is, heeft een matigend effect op de straf.
De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. T.G. Lautenbach, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2016.
Buiten staat
Mr. T.G. Lautenbach is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600 2015176625. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal aangifte [1] , opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 23 april 2015, onder meer inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
2. Het letselrapport d.d. 19 mei 2015 [2] , opgemaakt door S.J.Th van Kuijk, forensisch arts GGD IJsselland;
3. De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 10 november 2016.

Voetnoten

1.Pagina 14 t/m 16
2.Pagina 19, 20