ECLI:NL:RBOVE:2016:4586

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
08.730576-15 en 08.770084-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging, mishandeling en poging tot diefstal door verdachte tegen zijn echtgenote en kinderen

Op 17 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft bedreigd, zijn kinderen heeft mishandeld en een poging tot inbraak heeft gepleegd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 5 september 2015 zijn echtgenote bedreigde met de dood door te dreigen met een vuurwapen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zijn kinderen meermalen heeft mishandeld in de periode van 22 oktober 2010 tot en met 6 september 2015. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder ontucht met zijn kinderen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting bij een forensische polikliniek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat zijn daden ernstig waren, vooral gezien de impact op zijn gezin. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportage en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, en besloot tot een combinatie van straffen om de verdachte te weerhouden van toekomstige delicten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.730576-15 en 08.770084-16 (P)
Datum vonnis: 17 november 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. J.A. van der Lem, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten 1 en 2 van parketnummer 08.770084-16 als feiten 5 en 6.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[echtgenote] heeft bedreigd;
feit 2:zijn echtgenote [echtgenote] heeft mishandeld;
feit 3:zijn kinderen [kind 1] en [kind 2] heeft mishandeld;
feit 4:heeft ingebroken in het huis van [schoonouder] en sleutels heeft gestolen dan wel heeft geprobeerd foto’s of andere goederen te stelen;
feit 5:ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige zoon [kind 1];
feit 6:ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige zoon [kind 2].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 05 september 2015 in de gemeente Deventer [echtgenote] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [echtgenote] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood, je weet dat ik over een vuurwapen kan beschikken" en/of "Ik vermoord je, ik knal je neer, ik schiet je overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2004 tot en met
24 augustus 2015 in de gemeente Deventer meermalen, althans éénmaal zijn echtgenoot, [echtgenote], heeft mishandeld door haar in het gezicht en/of tegen hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of bij de nek vast te pakken en/of een kettinkje met kracht van haar hals te trekken, waarbij zij een verwonding in haar nek/hals opliep;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 september 2005 tot en met
6 september 2015 in de gemeente Deventer zijn kinderen, [kind 1] en/of [kind 2], meermalen, althans éénmaal heeft mishandeld door voornoemde [kind 2] in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of bij zijn nek/hals en/of armen, althans het lichaam vast te pakken en/of tegen een deur aan te gooien en/of voornoemde [kind 1] in de billen te bijten en/of in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan en/of bij zijn gezicht en/of armen, althans het lichaam vast te pakken en/of met een petfles, althans een voorwerp tegen het hoofd te slaan;
4.
Primair
hij op of omstreeks 08 mei 2016 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] heeft weggenomen één of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [echtgenote] en/of [schoonouder], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutels onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2016 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straat] weg te nemen foto's en/of andere goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [echtgenote] en/of [schoonouder], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbeking een ruit van een deur van die woning heeft ingeslagen en/of een deur van die heeft geforceerd, waarna hij die woning is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met
30 juni 2014 te Deventer (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [kind 1], geboren op [geboortedag] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen: - zijn, verdachtes, hand in de onderbroek en/of luier van voornoemde [kind 1] heeft geduwd/gedrukt en/of (vervolgens) - het geslachtsdeel van voornoemde [kind 1] heeft betast en/of bevoeld en/of (vervolgens) - aan het geslachtsdeel en/of de teelballen van voornoemde [kind 1] heeft getrokken;
6.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 30 juni 2014 te Deventer (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [kind 2], geboren op [geboortedag] 2007, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen: - zijn, verdachtes, hand in de onderbroek en/of luier van voornoemde [kind 2] heeft geduwd/gedrukt en/of (vervolgens) - het geslachtsdeel van voornoemde [kind 2] heeft betast en/of bevoeld en/of (vervolgens) - aan het geslachtsdeel en/of de teelballen van voornoemde [kind 2] heeft getrokken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat zij voor het in de tenlastelegging van feit 2 opgenomen onderdeel “
bij de nek vast te pakken en/of een kettinkje met kracht van haar hals te trekken, waarbij zij een verwonding in haar nek/hals opliep”niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging, omdat dat deel van de tenlastelegging zou hebben plaatsgevonden op een tijdstip dat inmiddels verjaard is. Omdat de overige onder 2 tenlastegelegde geweldshandelingen niet bewezen kunnen worden, moet verdachte van het resterende deel vrijgesproken worden.
De officier van justitie heeft ook vrijspraak gevorderd voor het onderdeel
“[kind 1] in de billen te bijten”in de tenlastelegging van feit 3.
Voor de feiten 1, 3 -minus het bijten in de billen-, 4 primair, 5 en 6 heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij heeft ze als bijzondere voorwaarden gevorderd een meldplicht, een ambulante behandeling bij Transfore en een contactverbod met de drie slachtoffers, met daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt toegewezen aan [echtgenote] de materiële schade en € 750,- aan immateriële schade en aan elk kind een door de rechtbank te schatten bedrag aan immateriële schade van minimaal € 5.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie de teruggave van het geld aan verdachte en de verbeurdverklaring van de overige inbeslaggenomen goederen gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de rechtbank geconstateerd dat het recht tot strafvordering voor een deel van de tenlastegelegde periode is komen te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte het misdrijf van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht in verband met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht is ten laste gelegd. De tenlastelegging vermeldt dat verdachte aangeefster in een periode van 2004 tot en met 2015 heef mishandeld. Tot 1 februari 2006 bedroeg de strafbedreiging van (eenvoudige) mishandeling een gevangenisstraf van maximaal twee jaren. Artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde, voor zover hier van belang, dat de in artikel 300 bepaalde gevangenisstraf met een derde kan worden verhoogd ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote. Aangeefster was de echtgenote van verdachte.
Dat betekent dat, gelet op het bepaalde in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht de verjaringstermijn zes jaren bedraagt. In aanmerking genomen dat de in de tenlastelegging vermelde periode aanvangt op 1 mei 2004 en de datum waarop de dagvaarding aan verdachte is uitgebracht (= de datum waarop de verjaring is gestuit), is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging voor de periode, voor zover die gelegen is voor 21 oktober 2010. Datzelfde geldt ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit, nu de verjaringstermijn ook voor dat feit zes jaren bedraagt.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de officier van justitie voor het overige ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten 1, 3, 4 primair, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Van het resterende deel van feit 2 en het in feit 3 vermelde onderdeel ‘bijten in de billen’ moet verdachte worden vrijgesproken.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat haar cliënt moet worden vrijgesproken van het resterende deel van feit 2 en de feiten 4 primair, 5 en 6. Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde bekend, waardoor dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verweten geweldshandelingen, voor zover bewezen, in de verweten periode hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 3:
Van de verschillende tenlastegelegde geweldshandelingen heeft verdachte -ter terechtzitting- bekend dat hij zijn beide zoons zo af en toe in het gezicht sloeg als ze samen ruzie hadden of als ze anderszins niet te handelen waren. Gelet op de verklaring van verdachte heeft het slaan in het gezicht van zijn zoons gedurende de gehele tenlastegelegde periode plaatsgevonden. De andere geweldshandelingen heeft verdachte ten stelligste ontkend. Nu niet kan worden vastgesteld dat deze handelingen, zo de rechtbank deze bewezen acht, binnen de ten laste gelegde periode vallen, zal verdachte daarvan moeten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4 primair tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de sleutels heeft gestolen.
Verdachte heeft bekend ingebroken te hebben omdat hij op zoek was naar DVD’s en harde schijven maar heeft hij ontkend iets meegenomen te hebben. De rechtbank zal verdachte, wegens gebrek aan bewijs, van de (voltooide) diefstal van de sleutels vrijspreken. De poging tot diefstal uit de woning kan, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wel bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van de feiten 5 en 6:
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de feiten 5 en 6, omdat de rechtbank niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen jegens zijn zoons.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 1, 3 en 4 subsidiair, zoals hiervoor weergegeven, sprake is van een bekennende verdachte in de zin van
artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 4 primair, 5 en 6 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 05 september 2015 in de gemeente Deventer [echtgenote] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [echtgenote] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood, je weet dat ik over een vuurwapen kan beschikken" en "Ik vermoord je, ik knal je neer, ik schiet je overhoop";
3.
hij in de periode van 22 oktober 2010 tot en met 6 september 2015 in de gemeente Deventer zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2], meermalen heeft mishandeld door voornoemde [kind 2] in het gezicht te slaan en voornoemde [kind 1] in het gezicht te slaan;
4.
subsidiair
hij op 08 mei 2016 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat] weg te nemen foto's of andere goederen, toebehorende aan [echtgenote] en/of [schoonouder], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak een ruit van een deur van die woning heeft ingeslagen en een deur van die woning heeft geforceerd, waarna hij die woning is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 3 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285, 300, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair:
het misdrijf:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van een bedreiging, meerdere mishandelingen van zijn kinderen en een poging tot een woningbraak. Dit zijn kwalijke feiten. Wat betreft de woningbinbraak voegt de rechtbank daaraan toe dat het feit dat het de woning van zijn schoonouders betrof, alwaar zijn -toenmalige- echtgenote met hun kinderen haar toevlucht had gezocht, deze inbraak ernstig maakt. Niet alleen de uiterst brutale wijze waarop verdachte de woning is binnengekomen, namelijk door het forceren van de achterdeur en het inslaan van een ruit, en het daarna doorzoeken van de hele woning inclusief de spullen van zijn kinderen is laakbaar, maar met name het feit dat verdachte de woning is binnengedrongen waar de voormalige echtgenote haar toevlucht had gezocht en zij zich daar (van verdachte) veilig waande, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Deze inbraak moet voor haar en haar kinderen uiterst bedreigend zijn geweest. Uit de slachtofferverklaring van zijn voormalige echtgenote, voorgelezen ter terechtzitting, blijkt dat beide kinderen nog steeds zeer angstig zijn ten gevolge van de inbraak.
Door zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven dat hij geen enkel respect heeft voor zijn voormalig echtgenote en hun kinderen en de levenssfeer waarin zij zich bevinden. Bovendien heeft verdachte daardoor de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden overtreden.
In het kader van deze strafzaak is een psychologische rapportage (d.d. 6 juni 2106 en aangevuld op 20 oktober 2016) over de persoon van verdachte opgemaakt. GZ-psycholoog B.E.L. Spronk heeft geconstateerd dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een depressieve stoornis (matig en gedeeltelijk in remissie), welke stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen in zekere mate beïnvloed kan hebben. De psycholoog concludeert dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.
Voor de kans op recidive zijn factoren zoals depressie/instabiliteit, niet (h)erkennen van boosheid/insufficiënte coping, relationele problemen en onvoldoende steunend netwerk van belang. Gebrek aan openheid naar hulpverlening en sociaal wenselijk gedrag moeten daarbij in ogenschouw worden genomen. De psycholoog adviseert een ambulante forensische behandeling.
Naast voornoemde rapportages van de psycholoog heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 30 juni 2016. De reclassering adviseert verdachte een meldplicht op te leggen en hem onder behandeling te plaatsen van Transfore.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de behandeling bij Transfore inmiddels op vrijwillige basis is gestart.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist, zal de rechtbank verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Niet alleen komt de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie, maar ook de omstandigheden dat verdachte een baan heeft, een eigen huis heeft gekocht en vrijwillig bij Transfore met een behandeling is gestart wegen daarbij mee. Omdat de rechtbank van oordeel is dat verdachte wel doordrongen moet raken van de ernst van de door hem gepleegde delicten en om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke werkstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden en de door de officier van justitie gevorderde contactverboden ten aanzien van zijn voormalig echtgenote en hun kinderen.
Omdat de rechtbank er, mede gezien het feit dat uit het dossier blijkt dat verdachte het als schorsingsvoorwaarde opgelegde contactverbod in de periode daarna herhaaldelijk heeft overtreden, ernstig rekening mee houdt dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van zijn voormalig echtgenote of hun kinderen, zal de rechtbank bepalen dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat, in navolging van wat de officier heeft gevorderd en waarmee de verdediging heeft ingestemd, de inbeslaggenomen voorwerpen (nrs. 1 tot en met 33) genoemd op pagina 387 tot en met 395 van het dossier verbeurd moeten worden verklaard.
De rechtbank zal, in navolging van wat de officier heeft gevorderd, de teruggave aan verdachte gelasten van de bij hem inbeslaggenomen en aan hem toebehorende geld, genoemd op pagina 395 en 396 van het dossier (nrs. 34 en 35).

9.De schade van benadeelden

De vordering van de benadeelde partijen
[echtgenote], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 4.748,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kosten eigen risico à € 175,80;
  • aanschaf boek voor therapie à € 12,90;
  • reiskosten naar therapie à € 145,60;
  • korting op salaris à € 223,56;
  • camera tijdelijke woning à € 701,-;
  • vervangen bewegingsmelder à € 20,99;
  • nieuw slot en sleutels voor buren à € 91,50;
  • alarminstallatie eigen woning à € 1.498,-;
  • installeren alarmsysteem à € 225,-;
  • simkaart ten behoeve van alarm à € 14,95;
  • camera bij eigen woning à € 439,-;
  • immateriële schade van € 1.200,-.
De rechtbank is, gelet op vaste jurisprudentie, van oordeel dat vergoeding van de schade, voor zover die ziet op kosten voor een alarminstallatie, hang- en of sluitwerk of andere maatregelen, aangebracht naar aanleiding van de inbraak, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast ziet de vordering deels op feiten waarvan verdachte wordt vrijgesproken. Dat betekent dat (het restant van) de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor een behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[kind 1] en [kind 2], beide wonende te [woonplaats], hebben zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen allebei veroordeling van de verdachte tot betaling van een bedrag van € 12.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten 3, 5 en 6 zijn gepleegd. Deze schade bestaat geheel uit immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen, doordat zij mede zien op feiten waarvan verdachte wordt vrijgesproken, niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor een behandeling in het strafgeding.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen en bepalen dat zij de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 27, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet–ontvankelijk
- feit 2: voor de periode van 1 mei 2004 tot en met 21 oktober 2010;
- feit 3: voor de periode van 21 september 2005 tot en met 21 oktober 2010;
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2, 4 primair, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
[geboortedag]-2007, alle drie wonende te [woonplaats], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen
[echtgenote], [kind 1] en [kind 2], allen wonende te [woonplaats], in het geheel niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen, en dat zij de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de voorwerpen met volgnummer 1 tot en met 33, genoemd op pagina 387 tot en met 395 van het dossier;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de voorwerpen met volgnummer 34 en 35, genoemd op pagina 395 en 396 van het dossier;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2015633781 (1) of PL0600-2016225569 (2). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 november 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
het proces-verbaal van aangifte door [echtgenote] (pag. 14) (1);
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (pag. 217) (1);
het proces-verbaal van aangifte door [echtgenote] (pag. 19 en 20) (1);
het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (pag. 223) (1);
het proces-verbaal van aangifte door [echtgenote], mede namens [schoonouder] en [verhuurder] (pag. 4) (2).