Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- het tegen de man verleende verstek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om machtiging tot verkoop van de gezamenlijke woning. De partijen zijn in 2014 een geregistreerd partnerschap aangegaan, dat later is ontbonden. De vrouw heeft de man verzocht om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, maar de man is niet verschenen en heeft geen medewerking verleend. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij de verkoop van de woning, omdat er een hypotheeklasten zijn en de man de woning verwaarloost. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de gevorderde machtiging. De vordering om de woning te gelde te maken is toegewezen, evenals de vordering om de man te veroordelen de woning te verlaten binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. De overige vorderingen zijn afgewezen. De man is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 624,26.