ECLI:NL:RBOVE:2016:4511

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
08.950099.16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 6-jarig meisje. De tenlastelegging omvatte onder andere het proberen seksueel bij het slachtoffer binnen te dringen en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2016 geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verklaring van het slachtoffer, die in een kindvriendelijke setting is afgenomen, werd als problematisch beoordeeld. De deskundige die de verklaring heeft onderzocht, concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat het slachtoffer de kern van haar verklaring had verzonnen, maar er waren wel twijfels over de volledigheid en consistentie van de verklaring. De rechtbank oordeelde dat de verklaring niet voor het bewijs kon worden gebruikt, waardoor de verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde moest worden vrijgesproken. Tevens werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar wettelijk vertegenwoordiger, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.950099.16 (P)
Datum vonnis: 17 november 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door de raadsman van verdachte mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd, waarbij hij al dan niet heeft geprobeerd seksueel bij haar binnen te dringen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2016 te Deventer, in een tijdelijk verblijfsopvang centrum van het COA, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- voornoemde [slachtoffer] heeft aangesproken en/of (vervolgens) de woorden heeft toegevoegd: 'Kom, ik breng je bij je broer', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij)
- voornoemde [slachtoffer] bij de hand en/of elleboog heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] aan diens hand en/of elleboog heeft meegenomen naar een berging, althans naar een ruimte en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes, onderlichaam (deels) heeft ontbloot en/of (vervolgens) de onderkleding van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of (daarbij), gezeten op zijn hurken, die [slachtoffer] op zijn schoot heeft geplaatst en/of (daarbij) zijn ontbloot geslachtsdeel op/tegen de billen en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
hij op of omstreeks 01 maart 2016 te Deventer, met [slachtoffer], geboren op
[geboortedag] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het naar beneden trekken van de onderkleding van die [slachtoffer] en/of (vervolgens)
- ( gezeten op zijn hurken) het op zijn ontblote schoot plaatsen van die (deels) ontklede [slachtoffer] en/of (daarbij)
- het duwen/drukken van zijn ontbloot geslachtsdeel op/tegen de billen en/of het onderlichaam van die [slachtoffer].

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat hij wordt veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat in de kern de verklaring van [slachtoffer] juist en betrouwbaar moet worden geacht en dat deze verklaring voldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman, zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] niet kunnen worden vastgesteld en dat deze verklaring daarom niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aan verdachte wordt het verwijt gemaakt dat hij op 1 maart 2016 ontuchtige handelingen met de toen zesjarige [slachtoffer] heeft gepleegd. Deze ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden in de rokersruimte bij een AZC in Deventer. Verdachte heeft het tenlastegelegde stellig ontkend.
Het dossier bevat stills van camerabeelden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte op voornoemde dag met [slachtoffer] in de bewuste rokersruimte is geweest. Verdachte heeft dit bij de rechter-commissaris bevestigd en heeft daarbij verklaard dat ze op zoek waren naar de oudere broer van [slachtoffer]. Van wat zich in de rokersruimte heeft afgespeeld zijn geen camerabeelden beschikbaar.
Daarnaast heeft onderzoek naar veiliggestelde DNA-sporen in de onderbroek van [slachtoffer] geen match opgeleverd met het DNA van verdachte. Nu ook ander technisch bewijs ontbreekt en verdachte en [slachtoffer] de enige aanwezigen in de rokersruimte zijn geweest, komt het bij de beoordeling van de tenlastelegging in de eerste plaats aan op de waardering van de verklaring van [slachtoffer]. Zij is op 9 maart 2016 in een kindvriendelijke verhoorstudio gehoord met behulp van een tolk, welk verhoor vervolgens is uitgeluisterd en schriftelijk is uitgewerkt op 12 maart 2016. In opdracht van het openbaar ministerie is op een later moment het verhoor nogmaals vertaald en uitgewerkt door een onafhankelijke tweede tolk.
Naar de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] is onderzoek gedaan door de deskundige, drs. J. van der Sleen. De verklaring, zoals die door de twee afzonderlijke tolken is vertaald, is door de deskundige onderzocht op volledigheid, accuraatheid en consistentie. De deskundige komt tot een genuanceerd eindoordeel. Enerzijds concludeert zij dat er geen aanwijzingen zijn dat [slachtoffer] bij de zogenoemde 'disclosure' van haar verklaring is beïnvloed door anderen en dat zij de kern van haar verklaring heeft verzonnen. Anderzijds wijst de deskundige op problemen met betrekking tot de volledigheid van de context waarbinnen de ontucht zou hebben plaatsgevonden en de accuraatheid en consistentie op onderdelen van haar verklaring. Daar komt bij dat de communicatie met [slachtoffer] niet optimaal is verlopen, zodat niet is vast te stellen of zij de vragen van de verhoorder steeds goed begreep en of zij begreep op welke situatie deze vragen precies betrekking hadden. Ook is niet duidelijk of de tolk de antwoorden van [slachtoffer] steeds heeft vertaald zoals [slachtoffer] bedoelde. De deskundige heeft daarbij gewezen op serieuze verschillen in de vertalingen van beide tolken.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van voornoemd rapport van oordeel dat onvoldoende zekerheid bestaat over wat [slachtoffer] nu precies heeft verklaard c.q. heeft willen verklaren. Het is dus de vraag of haar verklaring de werkelijke gang van zaken weergeeft. Hoewel de deskundige tot de conclusie komt dat er geen aanwijzingen zijn dat [slachtoffer] de kern van haar verklaring heeft verzonnen, acht de rechtbank het, gelet op wat hiervoor is overwogen onverantwoord om de door haar afgelegde verklaring voor het bewijs te gebruiken. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld wat zich feitelijk op 1 maart 2016 in de rokersruimte van het AZC heeft voorgedaan tussen verdachte en [slachtoffer], zodat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer],wonende te [woonplaats], heeft zich, middels haar wettelijk vertegenwoordiger [vertegenwoordiger], voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van € 2.450,00 (zegge: tweeduizend vierhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het gevorderde betreft immateriële schade. De benadeelde partij behoudt zich het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering heeft betrekking op het primair en subsidiair ten laste gelegde. Nu verdachte van de gehele tenlastelegging wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.6. De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
-bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], niet-
ontvankelijk is in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2016.