ECLI:NL:RBOVE:2016:4490

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
AK_ZWO_16_2055
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepanelenpark in strijd met het bestemmingsplan te Heeten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepanelenpark met 7200 zonnepanelen op het adres Johannalaan 39 te Heeten. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Raalte, ondanks dat de realisatie in strijd was met het bestemmingsplan. Eiser, een inwoner van Heeten, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, met de stelling dat de vergunning niet voldoende rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de negatieve gevolgen van het project.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat er een goede ruimtelijke onderbouwing is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zorgen over geluidsoverlast, schittering van de zonnepanelen, en de financiële haalbaarheid van het project, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de zorgen van eiser niet voldoende onderbouwd zijn en dat de gemeente Raalte voldoende maatregelen heeft genomen om de impact van het zonnepanelenpark te beperken.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten. De uitspraak benadrukt het belang van duurzame energieprojecten en de rol van gemeentelijke beleidskeuzes in de afweging van ruimtelijke ordening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/2055

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]te Heeten, eiser,
gemachtigde: mr. E.F.J.A.M. de Wit,
en
het college van burgemeester enwethouders van Raalte, verweerder
gemachtigde: P.B.M. Droste.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Energie Coöperatie Endona U.A., te Heeten,
gemachtigde: P.W. Stam.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het in strijd met het bestemmingsplan realiseren van een energiepark op het adres Johannalaan 39 te Heeten, kadastraal bekend gemeente Raalte, sectie H, perceelsnummer 6743. Het plan omvat de realisatie van een zonnepanelenpark van ca. 7200 zonnepanelen, met techniekgebouw, een informatiebord en een hekwerk rondom het terrein, alsmede het afgraven en ophogen van het gedeelte waar de zonnepanelen worden geplaatst, alsmede het ophogen van de grond rondom het terrein.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2016.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.F.J.A.M. de Wit. Verweerder is verschenen in de personen van V. Breen, K. Heitinga en P.B.M. Droste.
Derde-partij is verschenen in persoon van L.H.A.M. Tomassen en P.W. Stam.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Energie Coöperatie Endona U.A. (Energie Door Natuurkracht, hierna: Endona) is een rechtspersoon ontstaan uit een in 2014 gevormde initiatiefgroep die na gesprekken met onder meer de gemeente Raalte, de provincie Overijssel, Energieleveranciers, Netwerkbeheerder Enexis, de Rijksoverheid, lokale partijen en toeleveranciers, de mogelijkheid heeft onderzocht om binnen de gemeente Raalte een economisch rendabel energiepark te ontwikkelen. Daarbij is het plan opgevat op een dekzandvlakte van ongeveer 3 hectare grond, die eigendom is van de gemeente Raalte en die is gelegen tussen de dorpsrand van Heeten en de provinciale weg, enigszins verdiept een grondgebonden energiepark te realiseren.
Op 22 februari 2016 heeft Endona een omgevingsvergunning op grond van de Wabo aangevraagd voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (afgraven, ophogen en egaliseren van de grond) en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met de bestemming op het perceel met adres Johannalaan 39 te Heeten.
De gronden waarop het plan wordt gerealiseerd zijn grotendeels gelegen binnen het bestemmingsplan ‘De Veldegge, fase 1 De Enk’ en hebben daarin de bestemming ‘Agrarisch – Kerngebied’ en de gebiedsaanduidingen ‘hoogteverschillen’ en ‘openheid’. Voorts is het noordelijkste puntje gelegen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Raalte, correctieve herziening’ en ‘Buitengebied Raalte, 2e correctieve herziening’. Daarin heeft het de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en deels de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’ en de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone-verwevingsgebied’.
Niet in geschil is dat de aangevraagde activiteiten in strijd met die bestemmingen zijn.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder onder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 17 maart 2016 een ontwerpbesluit genomen dat van 17 maart 2016 tot en met 27 april 2016 ter inzage heeft gelegen. Hiertegen zijn, onder meer door eiser, zienswijzen ingediend. Daarna heeft verweerder het bestreden besluit als vermeld onder ‘procesverloop’ genomen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Wabo. Met het oog op de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º van de Wabo.
In artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo is bepaald dat in bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Op grond van het derde lid van voornoemd artikel kan de verklaring slechts worden gegeven of geweigerd in het belang dat in de betrokken wet of algemene maatregel van bestuur is aangegeven. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat het bestuursorgaan dat de verklaring geeft, daarbij bepaalt dat aan de omgevingsvergunning de daarbij aangegeven voorschriften die nodig zijn met het oog op het belang, bedoeld in het derde lid, worden verbonden.
Op grond van artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt de omgevingsvergunning, voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de verklaring slechts kan worden verleend of geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
3. Eiser wijst er kort weergegeven op dat de realisatie van het energiepark niet bijdraagt aan de verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de openbare ruimten en dat verweerder geen tot onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de negatieve gevolgen in de directe omgeving van zijn woning. In dat verband heeft eiser gewezen op een onvoldoende geluidsonderzoek, overlast door schittering en verhoging van de omgevingstemperatuur, uitzicht/horizonvervuiling, gevolgen van het verdiept aanleggen, mogelijk vandalisme, eventuele alternatieve locaties en het onvoldoende onderbouwen van de financiële haalbaarheid van het plan.
3.1
Goede ruimtelijke ordening
Bij raadsbesluit van 16 december 2010 zijn besluiten omtrent een aanvraag omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3º van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan gedelegeerd aan het college.
Ook heeft de raad op 30 januari 2014 besloten om een positieve grondhouding aan te nemen wat betreft de ontwikkeling van grondgebonden zonnepanelen (zonneparken) in de gebieden:
- restgronden in stedelijk gebied;
- onbenut bedrijventerrein of inbreidingslocaties, mits voor langere tijd beschikbaar en mits
er geen negatieve financiële consequenties voor de gemeente zijn;
- agrarische gronden gelegen in dorpsrandgebieden.
Tevens is daarbij met betrekking tot het zonnepark in Heeten expliciet besloten om in principe planologische medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van een zonnepark als pilotproject op de gronden in gemeentelijk eigendom, gelegen langs de rondweg in Heeten.
Tenslotte heeft de raad op 29 januari 2015 een lijst met categorieën van gevallen vastgesteld waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk is. Daarbij is in categorie I van die lijst onder meer ‘Duurzame energie’ opgenomen.
De rechtbank is van oordeel dat met de in het raadsbesluit van 30 januari 2014 vermelde uitgangspunten sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing van het standpunt dat geen verklaring van bedenkingen is vereist. Dit geldt temeer omdat ook in het provinciale beleid (onder meer de Omgevingsvisie en – verordening en het programma Nieuwe Energie Overijssel) de ambitie is uitgesproken om duurzame energieopwekking te bevorderen, waarbij onder meer is gedacht aan het opwekken van energie met behulp van zonnepanelen op agrarische percelen. Daarnaast wordt het energiepark enigszins verdiept aangelegd en ingepast met een grondwal van 15 meter breedte met een haag die er voor zorgt dat het energiepark vanuit vrijwel de gehele omgeving op ooghoogte niet is te zien. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kan stellen dat hiermee afdoende aandacht is besteed om de door eiser gestelde uitzicht- en horizonvervuiling zoveel mogelijk te beperken.
3.2
Geluid
Wat betreft de zorgen van eiser voor geluidsoverlast door hoogfrequente tonen, afkomstig van de omvormers, transformatoren en langs de zonnepanelen blazende oostenwind, overweegt de rechtbank dat de omvormers worden geplaatst in een aparte ruimte in een stenen techniekgebouw en dat de techniekruimte wordt afgezogen met een ventilator die de lucht in oostelijke richting uitblaast. De rechtbank is van oordeel dat daarmee, mede gelet op de overheersende windrichting, voldoende maatregelen zijn genomen om het geluid zoveel mogelijk te beperken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake zal zijn van geluidsoverlast. Verweerder heeft voor het antwoord op de vraag of een akoestisch rapport is vereist gebruik gemaakt van de uitgave “bedrijven en milieuzonering” van de VNG en daarbij, omdat in de Staat van Inrichtingen/Activiteitenlijst geen omschrijving van een zonnepanelenpark voorkomt, aansluiting gezocht bij de omschrijving van elektriciteitsbedrijven, waar immers ook transformatoren en omvormers aanwezig zijn. De rechtbank acht dit niet onredelijk. Aan de daarbij genoemde eis van een minimale afstand van 30 meter tot de dichtstbijzijnde woningen wordt ruimschoots voldaan. Voorts heeft verweerder er in dit verband nog op gewezen dat een binnen de gemeente Raalte aanwezige elektriciteitscentrale, gelegen in het dorp Raalte, niet tot overlast voor de omwonenden leidt. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder dan ook in redelijkheid afzien van het eisen van een akoestisch onderzoek.
Nu het zonnepark moet worden aangemerkt als een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit en moet worden voldaan aan de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit waarbij de best beschikbare technieken moeten worden toegepast, is de rechtbank van oordeel dat ook wat het geluid betreft voldaan wordt aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing. Indien de geluidsnormen worden overtreden kan eiser zich tot verweerder wenden met een handhavingsverzoek.
3.3
Overlast door schittering door de zon.
Voor zover eiser heeft gesteld dat hij overlast verwacht door weerkaatsing/schittering van de zon op de zonnepanelen, heeft verweerder er terecht op gewezen dat dit gezien de ligging van het zonnepark ten noorden van eisers woning niet is voor te stellen. Ook overlast als gevolg van schittering door breken van het zonlicht indien er waterdruppels op de panelen blijven liggen acht de rechtbank niet aannemelijk.
3.4
Financiële haalbaarheid.
Ten aanzien van de financiële haalbaarheid heeft verweerder er gemotiveerd op gewezen dat er voor hem geen risico is omdat met initiatiefnemer een anterieure planschadeovereenkomst is aangegaan en eventuele planschade dus voor rekening van de initiatiefnemer komt.
Daarnaast heeft het Energiefonds Overijssel een intentieverklaring getekend om 80% van de financiering voor haar rekening te nemen en daarnaast nog 10% in de vorm van een participatie af te dekken. Dat het hier betreft een intentieverklaring doet aan de conclusie van financiële haalbaarheid niet af. Verweerder heeft voldoende duidelijk gemaakt dat een definitieve toezegging pas zal worden gegeven als het project definitief doorgaat.
3.5
Verhoogde temperatuur.
Voor zover eiser heeft gewezen op een onderzoeksrapport waaruit zou blijken dat het zonnepark kan leiden tot een verhoging van de omgevingstemperatuur, is de rechtbank van oordeel, dat nog daargelaten of dit onderzoek één op één is toe te passen op de onderhavige situatie, de conclusie van dat onderzoek is dat het waarschijnlijk geen effect heeft. Ook deze grond kan derhalve niet slagen.
3.6
Gevolgen verdiept aanleggen.
Tenslotte is met betrekking de mogelijke overlast door ongedierte omdat de verdiepte aanleg kan leiden tot een modderpoel door verweerder aangegeven dat het terrein onder afschot zal worden aangelegd richting de watergang aan de noordzijde hetgeen ook blijkt uit de op de tekening aangegeven rode pijlen. Nu het plan conform de bij de vergunning behorende tekening moet worden gerealiseerd, treft ook dit punt geen doel.
3.7
Vandalisme.
Met betrekking tot mogelijk vandalisme door hangjongeren, constateert de rechtbank dat men in beginsel niet op het terrein kan komen. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft die, indien daar sprake van is, middels handhaving kan worden aangepakt.
Gelet op het voorgaande kan het bestreden besluit in stand worden gelaten.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.