ECLI:NL:RBOVE:2016:4373

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
08.770046.16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel in XTC, wiet en hasj met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 14 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in XTC, wiet en hasj. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk telen, verkopen en afleveren van hard- en softdrugs in de periode van 1 juni 2015 tot en met 18 januari 2016. Tijdens de zitting op 31 oktober 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. D. van Ieperen, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.H. Rump, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren. De rechtbank overwoog dat, gezien de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen in de afgelopen maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de samenleving of de verdachte zou zijn. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en toonde aan dat hij zijn leven weer op de rails had gekregen door een opleiding te volgen en begeleiding te ontvangen voor zijn problemen.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de verklaringen van medeverdachten en de inbeslaggenomen drugs, alsook op de inhoud van whatsapp-berichten die de verdachte had verstuurd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de hoeveelheid drugs en de omstandigheden waaronder deze werden aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar oordeelde dat de bewezenverklaarde feiten strafbaar zijn op basis van de Opiumwet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de relevante wettelijke voorschriften toegepast.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770046.16 (P)
Datum vonnis: 14 november 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting met gesloten deuren van 31 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft gehandeld in harddrugs (feit 1) en in softdrugs (feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 18 januari 2016 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan één of
meer (onbekend gebleven) (minderjarige) perso(o)n(en)/afnemer(s), (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, in elk geval een middel vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet, zijnde (telkens) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine,(telkens) een middel(len) als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 18 januari 2016 te Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan één of meer (onbekend gebleven) (minderjarige) perso(o)(en)/afnemer(s), (een) hoeveelheid/hoeveelheden (van meer dan 30 gram) van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waarbij geen andere substanties zijn toegevoegd, (telkens) zijnde hasjiesj en/of hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat de handel in drugs vanaf november 2015 kan worden bewezen.
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de belastende verklaring van getuige [medeverdachte 1] geen bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen en dat verdachte een verklaring heeft gegeven voor de inhoud van enkele whatsapp-berichten die zich in het dossier bevinden. Subsidiair, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, is bepleit een kortere periode bewezen te verklaren.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal het onder 1 en 2 ten laste gelegde gezamenlijk bespreken en overweegt als volgt. Verdachte was in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres 2] in [woonplaats] ten tijde van de doorzoeking van deze woning op 20 januari 2016. In deze woning zijn toen onder meer drugs en gripzakjes inbeslaggenomen. [1] Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte bij de politie dat hij in het weekend voor deze doorzoeking door de politie is aangehouden en dat hij toen wat wiet, wat hasj en tien pillen bij zich had.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tegenover de politie verklaard dat hij XTC-pillen, hennep en hash onder zich had en dat die goederen bestemd waren voor de verkoop. Daarover heeft [medeverdachte 2] verder verklaard dat hij een linkerhand en een rechterhand had, die zich voornamelijk met de handel bezighielden en dat er met hiërarchieën werd gewerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] moest aanspreken met 'Sergeant' en dat hij support was. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en verdachte regelmatig in zijn woning waren en dat verdachte "altijd met [medeverdachte 2] mee op pad was. Een soort rechterhand" en voorts dat verdachte handelde "in XTC, hasj en wiet." Daarnaast is onder medeverdachte [medeverdachte 2] een administratie aangetroffen, waarin hij naar eigen zeggen alles precies bijhield. [medeverdachte 2] heeft onder meer uitgelegd dat de letters en cijfers in deze administratie staan voor de producten en de hoeveelheden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de letters x, w, en h staan voor respectievelijk XTC, wiet en hash. In deze administratie is een briefje aangetroffen met daarop de cijfers 16 01 2016, de naam [verdachte], de letters x, w en h en verschillende getallen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte whatsapp- berichten heeft verstuurd die de woorden "XTC", "wiet", "bij laden" en "geld innen" bevatten.
Verdachte heeft over de inhoud van de door hem aan medeverdachte [medeverdachte 2] gestuurde whatsapp-berichten kortgezegd verklaard dat hij slechts op verzoek van anderen - als boodschapper - zaken heeft doorgegeven aan [medeverdachte 2] en dat hij zelf niet bij de handel in drugs betrokken is geweest. In het licht van de hiervoor besproken bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte dat hij slechts voor eigen gebruik drugs inkocht, is gelet op de afgenomen hoeveelheden en de financiële mogelijkheden van verdachte eveneens ongeloofwaardig en deze verklaring vindt bovendien zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, vast dat verdachte heeft gehandeld in XTC, wiet en hasj. De rechtbank acht op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] en het aangetroffen briefje in de administratie van [medeverdachte 2] bewezen dat verdachte zich hieraan in de periode van 13 november 2015 tot en met 16 januari 2016 heeft schuldig gemaakt. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 13 november 2015 tot en met 16 januari 2016 te Zwolle, althans in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan één of meer onbekend gebleven afnemer(s), hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet;
2.
hij in de periode van 13 november 2015 tot en met 16 januari 2016 te Zwolle, althans in Nederland, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan één of meer onbekend gebleven afnemer(s), hoeveelheden (van meer dan 30 gram) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), zijnde hasjiesj en hennep, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 2, onder B, juncto artikel 10, en artikel 3, onder B, juncto artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 uren vervangende hechtenis.
De raadsvrouw heeft bepleit, in het geval de rechtbank tot een veroordeling zou komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met het opleggen van een taakstraf.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. In het bijzonder neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het handelen in XTC, wiet en hasj en heeft zodoende bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in hard- en softdrugs met alle daarbij komende maatschappelijke problemen. Het betreffen ernstige feiten waarvoor, gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een gevangenisstraf van enkele maanden in beginsel een passende sanctie wordt geacht.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 19 september 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor druggerelateerde strafbare feiten. Uit hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard en uit een schriftelijk bericht van verdachtes begeleider bij Creating Balance komt naar voren dat verdachte al geruime tijd begeleiding ontvangt van Creating Balance, maatschappelijk werk te Zwolle, en dat hij daarnaast voor zijn ADHD en zijn persoonlijkheidsstoornissen wordt behandeld bij Dimence. Door omstandigheden in de familiaire sfeer heeft verdachte vanaf oktober 2015 een moeilijke periode in zijn leven gekend, waardoor hij afspraken met zijn begeleiding slecht nakwam. In deze periode hebben de bewezenverklaarde feiten plaatsgevonden. Sinds ruim een half jaar wordt door de begeleider van Creating Balance in het gedrag van verdachte een kentering ten positieve waargenomen. Hij gaat de samenwerking met de hulpverlening weer aan en toont daarin een actieve houding. Naast de behandeling en begeleiding volgt verdachte gedurende drie dagen per week een opleiding tot automonteur en is hij - op termijn - op zoek naar een nieuwe woonruimte. Daarnaast is verdachte meer gaan sporten en heeft hij naar eigen zeggen ieder contact verbroken met de groep van personen waarmee hij ten tijde van het bewezenverklaarde omging.
Nu het een relatief jeugdige verdachte betreft, die niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en die - na in een aantoonbaar moeilijke periode in zijn leven de bewezenverklaarde feiten te hebben gepleegd - thans gedurende enkele maanden positieve ontwikkelingen in zijn leven laat zien, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de samenleving noch in het belang van verdachte zou zijn. De rechtbank acht daarom een taakstraf de geëigende strafmodaliteit en zal, om herhaling te voorkomen, daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet op de ernst van de feiten enerzijds en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon van verdachte anderzijds, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met een taakstraf van 180 uren passend en geboden is in deze zaak.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich gedurende de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van Districtsrecherche IJsselland, onderzoek Butler, met BVH-nummer 2016031030. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant]: [2]

Op woensdag 20 januari 2016 werd door de rechter-commissaris, R. van Vuure voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de woning, [adres 2] te [woonplaats]. Voorafgaand aan de doorzoeking heeft de rechter-commissaris de cautie gegeven aan de aanwezig zijnde personen zijnde [verdachte] (…) en de bewoner [medeverdachte 1].

2. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 4 februari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte: [3]
V = vraag verbalisant
O = opmerking verbalisant
A = antwoord medeverdachte
V: Terug naar het begin, wie verblijven er met enige regelmaat in jouw woning?
A: [medeverdachte 2], [verdachte], [naam 1] en [naam 2].
(…)
V: Welke rol speelt [verdachte] in de handel in drugs?
A: Hij was altijd met [medeverdachte 2] mee op pad. Een soort van rechterhand.
V: In welke drugs handelde [verdachte]?
A: In XTC hasj en wiet
(…)
0: [medeverdachte 1], jij zit hier omdat er drugs in aangetroffen in jouw woning. Dat vraagt om antwoorden. Jij was in jouw woning, je was daar samen met [verdachte] en [naam 1]. [verdachte] zei toen nog tegen [naam 1] dat hij beter kon meewerken. Alsof hij de baas was.
V: Dat briefje met die aantallen en de letters H, W en X Wat betekent dat?
A: Dat zijn de hoeveelheden XTC, wiet en hasj die ik op voorraad had.
V: Heb jij dit briefje zelf geschreven?
A: Nee.
V: Heeft de Boss, [medeverdachte 2] dus, dit geschreven?
A: Ja. Dit zijn de hoeveelheden die ik van hem kreeg ik betaalde hem pas op het moment dat ik deze aantallen had doorverkocht. De wiet en hasj waren meestal voor eigen gebruik.
(…)
V: Hoe lang handelt [verdachte] in drugs?
A: Die handelde al voordat ik [medeverdachte 2] leerde kennen.. Toen ik met [naam 3] en [naam 4], van Walibi, weleens in de shop kwam kocht ik al wiet via [verdachte]. Hoe lang dit precies is, weet ik niet
V: Wanneer leerde je [medeverdachte 2] kennen?
A: Toevallig weet ik de exacte datum nog, 13 november 2015. Toen had ik een personeelsfeest van Walibi. Toen had ik collega's over de vloer. Toen kwam [verdachte] samen met [medeverdachte 2] langs.
(…)
[verdachte] werkte als rechterhand van [medeverdachte 2]. Hij noemde zichzelf sergeant of arms. Hij stuurde de jongens aan die de drugs moesten verkopen. Hij stuurde een stuk of tien jongens aan. De namen van die jongens staan allemaal in die zwarte map.
V: [naam 5]?
A: Ja.
(…)
V: [naam 1]?
A: Ja. (…)
V: Hoe ging dat? Hoe gaf [verdachte] hen die drugs?
A: Eerst kwamen zij mij thuis langs en werden ze vanuit mijn huis bevoorraad. Later had [medeverdachte 2] een auto en gingen zij bij die jongens langs om te bevoorraden.
(…)
3. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 januari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte: [4]
V = vraag verbalisant
A = antwoord medeverdachte
V
: In jouw auto werd een zwarte schoudertas aangetroffen. Van wie is deze tas?
A: Van mij.
V: In de schoudertas zijn XTC pillen, een hoeveelheid hennep en een plak hash aangetroffen. Van wie zijn deze drugs?
A: Van mij.
(…)
Waarvoor waren deze XTC pillen bedoeld?
(..)
A: Voor de verkoop.
(…)
V: Hoeveel XTC pillen heb je tot nu toe verkocht?
A: (…) Als je in mijn administratie kijkt die in de tas zat, dan weet je het precies. Daar hield ik alles precies bij.
(…)
V: Waarvoor waren deze hennep bedoeld?
A: Voor de verkoop.
(…)
V: Waarvoor was deze hash bedoeld?
A: Voor de verkoop
(…)
4. Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 23 februari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte: [5]
V = vraag verbalisant
A = antwoord medeverdachte
V: [naam 5] (…) heeft verklaard dat hij van jou drugs kocht en deze weer voor jou verkocht. Kun je dat bevestigen?
A: Het is gedeeltelijk waar. Ik sprak [naam 5] bijna nooit het ging namelijk niet via mij. Ik had een linkerhand en een rechterhand. Ik wilde zo min mogelijk betrokken zijn bij de handel. Ik kocht het in en maakte het klaar. Anderen deden de rest en deden ook de administratie.
(…)
V: Uit Whatsapp berichten blijkt dat jij [naam 5] regelmatig Soldaat noemt. (…)
A: We werkten met hiërarchieën. (…)
V: Ook [naam 5] komt voor in de zwarte mappen die bij jou zijn aangetroffen. (…) Wat betekenen de regels:5x2 x 50 37,50 12,50
5x10 h 50 40 10
3x5 w 15 12 3
5x5 h 25 20 5
140 109,50 30,5
A: dat zijn hoeveelheden en de producten.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 februari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte: [6]
V = vraag verbalisant
O = opmerking verbalisant
A = antwoord verdachte
V: Wat had je bij je toen je in de stad werd aangesproken door de politie?
A: Wat wiet, wat hasj en tien pillen. Maar dat zal ook wel bij jullie in het systeem staan. (…)
V: Wanneer was dat?
A: Dat was in het weekend voorafgaand aan jullie inval.
(…)
V: Wat is je telefoonnummer?
A: [telefoonnummer] (…)
(…)
V: Wie is [medeverdachte 2]?
A: Ik ken hem van een jointje roken bij de Sky en hij zit ook wel eens bij [medeverdachte 1].
(…)
V: In de telefoon van [medeverdachte 2] stond het nummer [telefoonnummer] als [bijnaam verdachte], wat zegt jou dit?
A: Ja, dat zou best kunnen.
(…)
O: Je mag de namen van de personen op de foto's schrijven als je wilt. Ik zie dat je jezelf drie keer herkent en dat je niet wilt aangeven wie de persoon is die ik herken als [medeverdachte 2]. Op de foto met de hesjes aan schrijf je "Soldaat" en "Sgt."
V: Wat bedoel je met "Sgt."?
A: Sergeant, dat staat op zijn vest een daar moest ik hem mee aanspreken. Ik had dat t-shirt gekregen, ik vond dat wel stoer. Ik was support;
O: ik ga jou enkele berichten voorlezen die door deze [bijnaam verdachte] werden verstuurd aan het toestel van [medeverdachte 2]. Deze berichten zijn toegevoegd als bijlage A;
(…)
V: In de administratie van [medeverdachte 2] zat een handgeschreven briefje waarop jouw naam stond vermeld. Een kopie van dit briefje is als bijlage C aan dit proces-verbaal toegevoegd. Wat kun jij zeggen over dit briefje?
A: Geen antwoord.
en voor zover inhoudende, als bijlage A [7] , de whatsapp-berichten van [bijnaam verdachte] aan het toestel van [medeverdachte 2]:
9-12-15 10:51 voor vandaag staat er niet veel op de planning
9-12-15 10:51 oke dan als je wel iets nodig bent ofso
9-12-15 10:52 Voor de XTC wiet speed
9-12-15 10:52 En bij laden plus geld innen
en voor zover inhoudende, als bijlage C [8] , een in de administratie van medeverdachte
[medeverdachte 2] aangetroffen briefje, met daarop de volgende gegevens:

16 01 2016

[verdachte]

5x10 w 50 40 10
5x5 h 25 20 5
5x2 x50 37,50 12,5
125 97,50 27,50

Voetnoten

1.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p.124-127, alsmede het proces-verbaal van expertise inbeslaggenomen drugs, p.128-135, van het in de bijlage genoemde dossier.
2.Pagina 124.
3.Pagina 594-596.
4.Pagina 423-427.
5.Pagina 438.
6.Pagina 556-561.
7.pagina 562.
8.Pagina 577