ECLI:NL:RBOVE:2016:4344

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
C/08/192253 / KG RK 16-728
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in strafzaak wegens vermeende partijdigheid en onrechtmatige procesvoering

Op 9 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beslissing genomen in een wrakingsprocedure tegen mr. C.C.S. Koppes, die als voorzitter optrad in de strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker had op 4 oktober 2016 een openbare terechtzitting gehad, waarin hij zich niet gehoord voelde en meende dat de voorzitter hem onvoldoende gelegenheid gaf om zijn verhaal te doen. Hij diende op 6 oktober 2016 een wrakingsverzoek in, dat op 2 november 2016 openbaar werd behandeld. De verzoeker stelde dat mr. Koppes hem herhaaldelijk het woord ontnam en dat er een tijdsdruk was, wat leidde tot de indruk van partijdigheid. Daarnaast had hij kritiek op de wijze waarop het beeldmateriaal werd behandeld en de toevoeging van stukken door de Officier van Justitie vlak voor de zitting.

Mr. Koppes verweerde zich door te stellen dat de verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen en dat de procedurele beslissingen die zij nam, niet duidden op partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker niet voldoende concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat de voorzitter van de rechtbank de regie voert en dat het niet onterecht is om de spreektijd te beperken. De beslissing om het beeldmateriaal achter gesloten deuren te tonen werd ook als een legitieme procesbeslissing beschouwd.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat mr. Koppes vooringenomen of partijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat de procedure op een correcte wijze was verlopen en dat de verzoeker niet in zijn recht was benadeeld.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: C/08/192253 / KG RK 16-728
Beslissing van 9 november 2016
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
in persoon procederend.

1.De procedure

1.1.
In de strafzaak tegen verzoeker onder parketnummer 08/952800-15 heeft op
4 oktober 2016 een openbare terechtzitting plaatsgevonden. Mr. C.C.S. Koppes was de voorzitter van de meervoudige kamer die de zaak behandelde.
1.2.
Bij e-mailbericht van 6 oktober 2016, aangevuld bij e-mailbericht van eveneens
6 oktober 2016, een e-mailbericht van 7 oktober 2016 en een e-mailbericht van
2 november 2016, heeft verzoeker een verzoek tot wraking van mr. Koppes gedaan.
1.3.
Mr. Koppes heeft niet berust in de wraking.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 2 november 2016 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. Koppes is zoals zij had aangekondigd niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft - zakelijk en samengevat weergegeven - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft op de zitting onvoldoende gelegenheid gekregen om zijn verhaal te doen en het woord te voeren. Verzoeker werd bijna bij elke gelegenheid het woord ontnomen en hij heeft een tijdsdruk ervaren. Het door mr. Koppes benoemen van het weinig tijd hebben voor het slotwoord van verzoeker, het hem vervolgens meermaals ontnemen van het woord en het opdragen aan zijn advocaat om hem uit te gaan leggen waar het slotwoord voor is bedoeld, gaf verzoeker het gevoel dat er veel meer gelet werd op het tijdig klaar zijn met de zitting dan dat er interesse was voor de juistheid van de feiten. Verzoeker werd ook heel vaak hetzelfde gevraagd. Dit gaf verzoeker een naar gevoel over het wel of niet onpartijdig zijn van mr. Koppes. De beslissing tot beraadslaging omtrent het tonen van beeldmateriaal alsook de beslissing onder welke omstandigheden dan wel voorwaarden het beeldmateriaal kan worden getoond als daartoe zou worden besloten is een eenzijdige beslissing geweest van mr. Koppes terwijl er feitelijk op 13 mei 2016 al een beslissing over was genomen. Voorts heeft mr. Koppes geprobeerd verzoeker ervan af te houden om beeldmateriaal zelf te bekijken, terwijl verzoeker herhaaldelijk heeft laten weten dat hij het beeldmateriaal wilde zien. Met veel moeite is toegestaan dat de film twee keer werd herhaald, maar nadat hij meende een persoon van het AT-team te herkennen, is hem (verdere) herhaling onthouden. Verder heeft de Officier van Justitie tot kort voor de zitting stukken toegevoegd aan het strafdossier en wilde zij op zitting ook nog stukken toevoegen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de Officier van Justitie ruim voor de zitting het complete dossier moet aanleveren en dat zij hierop door mr. Koppes had moet worden aangesproken. Dit heeft mr. Koppes niet gedaan terwijl zij hem wel heeft voorgehouden dat hij te kort is geschoten en dat hij meer had kunnen doen. Door deze gang van zaken heeft verzoeker het gevoel gekregen dat mr. Koppes bevoordeeld kan zijn.

4.Het standpunt van mr. Koppes

2.2.
Mr. Koppes heeft niet berust in de wraking. Zij stelt - kort gezegd - het volgende. Verzoeker is zakelijk en kritisch bevraagd over de tenlastegelegde feiten. Verzoeker en (namens hem) zijn raadsman hebben genoegzaam de gelegenheid gehad antwoord te geven op vragen en het woord te voeren en maakten daar ook gebruik van. Op enig moment is door verzoeker gezegd dat hij over iets niet bevraagd was door de politie, waarna verzoeker door haar is geconfronteerd met het gegeven dat hij bij de politie geen verklaring heeft willen afgeven. Nadat verzoeker zijn redenen daarvoor had gegeven is hem voorgehouden dat hij ook daarna ook geen verklaring heeft afgelegd, eventueel na overleg met zijn advocaat. Alvorens het beeldmateriaal, dat verzoeker nog niet eerder gezien had en waarop te zien zou zijn dat hij neergeschoten werd, te bekijken heeft mr. Koppes, gelet op de mogelijke impact van de beelden en de emotionele toestand van de echtgenote van verzoeker, die evenals het andere publiek niet bij het bekijken van de beelden aanwezig mocht zijn, tegen verzoeker gezegd dat hij zich niet verplicht moest voelen om bij het bekijken van de beelden aanwezig te zijn. Verzoeker is onderbroken op momenten dat hij te veel afdwaalde van de verwijten en is er bij zijn laatste woord - na enige tijd - op gewezen dat het laatste woord niet bedoeld is om te herhalen wat zijn raadsman al heeft aangevoerd bij pleidooi. Ook is verzoeker bij die gelegenheid gewezen op het feit dat de inhoudelijke behandeling inmiddels de hele dag duurde, dat hij en zijn raadsman gedurende de hele dag in de gelegenheid waren gesteld het woord te voeren, daar ook gebruik van hadden gemaakt en dat hij moest afronden. Na een kort overleg tussen verzoeker en zijn raadsman op de gang heeft verzoeker zijn laatste woord afgerond.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 513, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering wordt het wrakingsverzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek tot wraking is twee dagen na de openbare terechtzitting op
4 oktober 2016 ingediend. Naar het oordeel van de wrakingskamer is deze door verzoeker genomen termijn in dit geval nog voldoende om hem ontvankelijk te achten in zijn verzoek, mede gelet op de omstandigheid dat verzoeker ook enige bedenktijd mag worden gegund.
3.3.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.4.
Voorop staat dat het de (voorzitter van de) rechtbank is die de regie voert tijdens de behandeling van de zaak. Het onderzoek ter zitting wordt gedaan op basis van de tenlastelegging. De voorzitter van de rechtbank, in dit geval mr. Koppes, bepaalt wie wanneer het woord heeft en hoeveel spreektijd er is voor ieder van de aanwezigen. Uit het proces-verbaal van zitting blijkt dat verzoeker verschillende keren aan het woord is geweest. Dat verzoeker niet onbeperkt het woord mocht voeren, leidt niet tot de conclusie dat de rechtbank vooringenomen of partijdig is. Ook voor de stelling van verzoeker dat mr. Koppes meer gericht was op het tijdig afronden van de zitting dan dat er interesse was voor de juistheid van de feiten zijn geen concrete aanwijzingen te vinden. Op basis van de voorhanden zijnde stukken kan niet worden gezegd dat er onvoldoende (zittings)tijd is besteed aan de zaak van verzoeker. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de inhoudelijke behandeling ter zitting (bijna) de gehele dag heeft geduurd in plaats van, zoals verzoeker ter zitting heeft meegedeeld, de geplande zittingsduur van 3 uur (van 09.00 tot 12.00 uur).
3.5.
Met betrekking de gang van zaken omtrent het tonen van het beeldmateriaal is de wrakingskamer van oordeel dat uit de handelwijze van mr. Koppes niet de vrees voor partijdigheid kan worden afgeleid. De beslissing tot beraadslaging en de beslissing om, na beraad in raadkamer, een deel van de behandeling, te weten het tonen van beeldmateriaal achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, zijn processuele beslissingen die volgens vaste jurisprudentie in beginsel geen grond voor wraking kunnen opleveren. Procedurele beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek, indien uit die beslissingen blijkt van een vooringenomenheid van de rechter die deze beslissingen heeft genomen. Hetgeen verzoeker in dit verband heeft gesteld levert geen omstandigheid op die tot dat oordeel zou moeten leiden. Het besluit tot beraadslaging moet worden bezien in het licht van het gegeven dat de raadsman van verzoeker, blijkens het proces-verbaal van
4 oktober 2016, heeft verzocht om de film te tonen en dat hij zich heeft verzet tegen het vertonen van de film in beslotenheid. Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat het, mede gelet op de grote impact die de beelden voor verzoeker zouden kunnen hebben, begrijpelijk is dat mr. Koppes zich ervan heeft vergewist dat het daadwerkelijk de wens van verzoeker was om deze beelden te zien en dat zij hem erop heeft gewezen dat hij zich niet verplicht diende te voelen om het beeldmateriaal te bekijken. Niet aannemelijk is dat mr. Koppes heeft gepoogd verzoeker af te houden van het zien van de beelden. Dat het beeldmateriaal niet onbeperkt is herhaald, leidt niet tot de conclusie dat mr. Koppes vooringenomen of partijdig is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het beeldmateriaal meerdere keren is getoond.
3.6.
Het al dan niet (in een laat stadium) toelaten van processtukken is eveneens een processuele beslissing. Met inachtneming van het vorenoverwogene hieromtrent ziet de wrakingskamer in hetgeen verzoeker in dit kader heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat mr. Koppes jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Het behoort tot de taak van de rechtbank dat zij vragen stelt. Dat zij zich daarbij in de beleving van verzoeker kritisch opstelt en hem is voorgehouden dat hij geen verklaring bij de politie heeft afgelegd maakt niet dat de rechter vooringenomen dan wel partijdig was. Het stellen van (kritische) vragen dient ertoe om partijen de gelegenheid te geven om een (nadere) toelichting te geven dan wel hun standpunt(en) naar voren te kunnen brengen en om helderheid over de zaak in haar geheel te krijgen.
3.7.
Voor zover verzoeker heeft aangevoerd dat het van de zitting van 4 oktober 2016 opgemaakte proces-verbaal onjuistheden bevat, is de wrakingskamer van oordeel dat dit niet kan leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek, nu de wraking niet is gegrond op onjuistheden in het proces-verbaal.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. G. van Eerden, A.E. Zweers en U. van Houten in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op
9 november 2016.