ECLI:NL:RBOVE:2016:4282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
150676
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindende voorwaarde in koopakte niet opgenomen in transportakte; bewijslevering door eisers

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, stond de vraag centraal of een ontbindende voorwaarde in een koopakte, die niet was opgenomen in de transportakte, rechtsgeldig was. De eiseres, Vinifera Projects B.V., had een perceel grond gekocht van [A] en stelde dat de ontbindende voorwaarde bij faillissement van de koper niet correct was vastgelegd in de leveringsakte. De rechtbank oordeelde dat Vinifera het recht had om tegenbewijs te leveren dat de leveringsakte niet overeenstemde met haar wil. Dit tegenbewijs werd geleverd door middel van getuigenverklaringen en bewijsstukken, waaronder de koopovereenkomst en de leveringsakte. De rechtbank concludeerde dat de ontbindende voorwaarde, die was overeengekomen in de koopovereenkomst, ook in de leveringsakte had moeten worden opgenomen. De rechtbank oordeelde dat Vinifera met het geleverde tegenbewijs het bewijs dat door de leveringsakte was geleverd, had ontzenuwd. De curator, die in deze zaak optrad namens de failliete [X], voerde aan dat de ontbindende voorwaarde nietig was, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Uiteindelijk werd vastgesteld dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar was van het perceel en werd de curator veroordeeld tot medewerking aan de kadastrale inschrijving van deze eigendom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/150676 / HA ZA 14-43
Vonnis van 20 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VINIFERA PROJECTS B.V.,
gevestigd te Zwolle en kantoorhoudende te Rijssen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. Spronk te Enschede,
tegen
HARM REINDERT QUINT
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] ,
kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M. Poelsema te Zwolle.
Partijen zullen hierna Vinifera en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juni 2015;
  • de beslissing van 8 juli 2015 strekkende tot afwijzing van het verzoek van de curator om
  • de brief van 21 januari 2016 van Vinifera met producties 12 en 13;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 9 februari 2016;
  • de conclusie na getuigenverhoor;
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 juni 2015 heeft de rechtbank Vinifera toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de in de leveringsakte opgenomen tekst met betrekking tot de ontbindende voorwaarden niet overeenstemt met de wil van Vinifera.
2.2.
Teneinde voormeld bewijs te leveren heeft Vinifera bij brief van 21 januari 2016 twee bewijsstukken in de vorm van een koopovereenkomst van [A] en Vinifera d.d. 6 maart 2000 en de leveringsakte van [A] en Vinifera als producties 12 en 13 in het geding gebracht. Voorts heeft Vinifera als getuigen doen horen [C] en [E] .
2.3.
Bij de beoordeling van de vraag of Vinifera in haar bewijsopdracht tot het leveren van tegenbewijs in de zin van artikel 151 lid 2 Rv is geslaagd, geldt dat het tegenbewijs ingevolge artikel 152 lid 1 Rv door alle middelen geleverd mag worden, tenzij de wet anders bepaalt. De rechter mag daarbij aan ieder gebleken feitelijk gegeven in het geding de bewijskracht hechten die hem goeddunkt. Het door Vinifera te leveren tegenbewijs mag geslaagd worden geacht als op grond daarvan het door de akte geleverde bewijs is ontzenuwd. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is op grond van de navolgende feiten en omstandigheden.
2.4.
Op 6 maart 2000 heeft Vinifera het perceel van [A] gekocht. Naast betaling van een koopsom ineens zijn Vinifera en [A] een nabetaling in geld en in de vorm van overdracht van twee kavels grond van 750 m2 (om niet) overeengekomen in het geval sprake is van een bestemmingsplanwijziging in die zin dat op het perceel woningbouw mogelijk zou zijn. [C] - destijds werkzaam voor een aan Vinifera gelieerde onderneming - heeft verklaard de onderhandelingen te hebben gevoerd voor Vinifera met [A] . Volgens [C] heeft hij [A] verteld dat het gebruikelijk is dat de aangekochte gronden worden doorgeleverd aan bijvoorbeeld een projectontwikkelaar, maar dat de afspraken die zij met haar hebben gemaakt ook worden doorgeleverd aan die andere partij. Volgens [C] is er met [A] gesproken over de mogelijkheid dat een partij failliet zou gaan en zijn daarover bepalingen opgenomen in de overeenkomst. [C] weet niet meer hoe dat is verwoord en of er in dat geval een nabetaling zou worden gedaan door de partij die wel de grond verder zou gaan ontwikkelen of dat er in dat geval teruggeleverd zou worden. [C] heeft verklaard aan [A] gezegd te hebben dat ze ofwel een nabetaling ofwel haar grond zou (terug)krijgen.
Vast staat, dat in artikel 15 lid 3 van de koopovereenkomst van Vinifera met [A] is bepaald dat de koop is ontbonden bij faillissement van de koper en dat dit in de akte van levering eveneens als ontbindende voorwaarde zal worden opgenomen.
Twee dagen na het sluiten van de koopovereenkomst tussen Vinifera en [A] is de koopovereenkomst met betrekking tot het perceel tussen Vinifera en [X] tot stand gekomen. Deze koopovereenkomst is tekstueel - behoudens ten aanzien van de prijs per m2 - identiek aan de koopovereenkomst van Vinifera en [A] .
Gelet daarop en op het korte tijdsverloop tussen beide koopovereenkomsten acht de rechtbank het aannemelijk, zoals ook door Vinifera is gesteld, dat Vinifera zodanig met [X] wilde contracteren dat zij ook de verplichtingen die zij aanging jegens [A] kon (blijven) nakomen. Dat brengt aldus ook met zich dat hetgeen [C] en [E] over de wil van Vinifera in de verhouding van Vinifera en [A] verklaren relevant is voor bepaling van de wil van Vinifera in haar verhouding tot [X] , ook al hebben zowel [C] als [E] verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de onderhandelingen van Vinifera met [X] .
Het gegeven dat Vinifera met [A] de ontbindende voorwaarde in geval van faillissement van koper is overeengekomen en dat is overeengekomen dat die ontbindende voorwaarde zou worden opgenomen in de leveringsakte, maakt dat het overeenkomen van eenzelfde ontbindende voorwaarde in de verhouding van Vinifera en [X] in de rede lag. Dat is ook daadwerkelijk op 8 maart 2000 op identieke wijze gebeurd in de koopovereenkomst van Vinifera met [X] .
Vast staat aldus voorts, dat er in ieder geval op dat moment sprake was van een andere wil van partijen ter zake dan hetgeen omtrent ontbindende voorwaarden is opgenomen in de leveringsakte van 30 juni 2000.
2.5.
Op 30 juni 2000 is het perceel door [A] geleverd aan Vinifera en vervolgens is het perceel op dezelfde datum door Vinifera geleverd aan [X] . Er is sprake van vrijwel identieke leveringsaktes. De rechtbank constateert dat ook in de transactie [A] en Vinifera de ontbindende voorwaarde in geval van faillissement niet in de leveringsakte is opgenomen.
[C] heeft verklaard dat [A] hem heeft gebeld nadat zij de concept-leveringsakte had ontvangen. [C] heeft [A] toen verteld dat de leveringsakte hetzelfde moest zijn als de bepalingen in de koopovereenkomst, aldus [C] . Op de vraag of de notaris heeft gebeld of geschreven met de mededeling dat bepaalde bepalingen uit de koopovereenkomst niet in de leveringsakte zouden worden opgenomen heeft [C] ontkennend geantwoord. Er is volgens [C] geen contact in dat verband met de notaris geweest.
[E] - eveneens werkzaam geweest voor Vinifera of een daaraan gelieerde werkmaatschappij - heeft verklaard dat hij de akte van levering in de verhouding Vinifera en [B] (de rechtbank begrijpt: [A] ) op hoofdlijnen heeft gecontroleerd, hetgeen volgens hem inhoudt het controleren van de namen van partijen, het goed en het verkoopbedrag. Hij heeft verklaard nog contact te hebben gehad met de notaris over de onjuiste vermelding van het perceeloppervlakte in de leveringsakte met [A] . [E] heeft verder verklaard dat er met betrekking tot de leveringsakte in de verhouding [A] - Vinifera noch met betrekking tot de leveringsakte in de verhouding Vinifera - [X] contact is geweest met de notaris over het weglaten van een ontbindende voorwaarde.
De rechtbank constateert dat uit de bij dagvaarding overgelegde correspondentie tussen Vinifera en de notaris evenmin blijkt van enig nader overleg over de ontbindende voorwaarde en voorts dat Vinifera bij het verlijden van beide leveringsaktes bij volmacht is verschenen.
2.6.
Het voorgaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat het enkele na ontvangst van concept-leveringsaktes (bij volmacht) meewerken aan het verlijden van de definitieve leveringsakte onvoldoende aanwijzing is voor de conclusie dat in de periode van het sluiten van de koopovereenkomst van Vinifera met [X] op 8 maart 2000 tot het passeren van de andersluidende leveringsakte de wil van partijen ter zake het opnemen van de ontbindende voorwaarde is gewijzigd.
De rechtbank betrekt daarbij, dat de in de leveringsakte opgenomen bepalingen, die strijdig zijn met de uit de koopovereenkomst van 8 maart 2000 weergegeven partijbedoeling omtrent het opnemen van de ontbindende voorwaarde ingeval van faillissement, standaardbepalingen zijn uit de modelakte van de KNB. Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat Vinifera met het geleverde tegenbewijs het door de leveringsakte geleverde bewijs heeft ontzenuwd.
2.7.
De curator heeft nog naar voren gebracht dat gelet op de letterlijke tekst van de ontbindende voorwaarde, deze ook had kunnen worden vervuld na wijziging van de bestemming en na het verrichten van de nabetaling. De voorwaarde is daarmee naar haar aard nietig wegens strijd met de wet, goede zeden en/of openbare orde, danwel vernietigbaar wegens de benadeling van schuldeisers. De rechtbank volgt de curator daarin niet. Het komt ter zake de voorwaarde aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de ontbindende voorwaarde mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-criterium). Aan de curator moet worden toegegeven dat de bepaling taalkundig niet is beperkt in tijd of omstandigheden, maar een redelijke uitleg brengt met zich dat de ontbindende voorwaarde haar werking verliest na het verrichten van de prestatie waarvoor de bepaling bescherming beoogt ingeval van faillissement. Dat strookt ook met hetgeen [C] over de strekking van de bepaling (in de verhouding van Vinifera met [A] ) heeft verklaard. De curator heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een andere uitleg van de clausule kunnen dragen. Van strijd met de wet, goede zeden en/of openbare orde is geen sprake. Evenmin kan worden aangenomen dat sprake is van ((ver)nietig(baar)heid ingeval van) benadeling van schuldeisers, nu immers ingeval van vervulling van de ontbindende voorwaarde uit hoofde van artikel 6:24 BW een wettelijke verplichting ontstaat tot ongedaanmaking van de reeds verrichte prestaties en niet gesteld of gebleken is dat de door Vinifera in dit verband aan de curator terug te betalen koopprijs niet de reële waarde vertegenwoordigt van het perceel, zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat een en ander benadeling van de schuldeisers in het faillissement zou opleveren.
2.8.
Nu gelet op hetgeen reeds is overwogen in rechtsoverweging 4.8 van het tussenvonnis van 10 juni 2015 vaststaat dat de (ver)koop van het perceel onder de ontbindende voorwaarde van faillissement van [X] is overeengekomen en dat de ontbindende voorwaarde zich heeft verwezenlijkt, geldt het volgende. Vervulling van de ontbindende voorwaarde heeft ten aanzien van het perceel goederenrechtelijk effect zodat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel. De onder I door Vinifera gevorderde verklaring voor recht zal in zoverre worden toegewezen. De verklaring voor recht zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu een verklaring voor recht zich daar niet toe leent.
2.9.
Vinifera vordert voorts een verklaring voor recht dat de curator gehouden is binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, ter doorhaling van de hypotheek aan de hypotheekhouder Bemog te voldoen een bedrag waarvoor de hypotheek is gevestigd met een maximum van € 287.691,16 en met machtiging aan Vinifera om dat bedrag in mindering te brengen op de door Vinifera aan de curator te restitueren koopsom indien de curator niet binnen de gestelde termijn met Bemog afrekent.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank oordeelt dat verrekening niet mogelijk is, vordert Vinifera machtiging om restitutie van een bedrag van maximaal € 287.691,16 op te schorten totdat de hoogte van de vordering van Bemog op de boedel is komen vast te staan en betaling door de boedel heeft plaatsgevonden, danwel dat bedrag aan Bemog te voldoen voor zover de boedel niet tot betaling aan haar overgaat.
2.10.
Volgens de curator komt deze vordering in het kader van deze procedure niet voor toewijzing in aanmerking, omdat dat een oordeel vergt over de geldigheid van het hypotheekrecht. Dat is een aangelegenheid tussen de eigenaar van het perceel en de hypotheekhouder en de hypotheekhouder is geen partij in deze procedure. De curator voert aan, dat als uitgangspunt geldt dat het hypotheekrecht het lot van het eigendomsrecht volgt. Toewijzing van de vordering tot machtiging tot verrekening is slechts mogelijk als vastgesteld wordt dat Bemog een succesvol beroep doet op een beschermingsbepaling en vast komt te staan dat er sprake is van goeder trouw van Bemog. Volgens de curator was Bemog niet te goeder trouw. Voorts levert verrekening met betaling aan Bemog danwel opschorting van de te restitueren koopprijs bevoordeling van de voormalig hypotheekhouder op, aldus de curator.
2.11.
De rechtbank stelt voorop, dat op grond van artikel 3:84 lid 4 BW met vervulling van de ontbindende voorwaarde niet slechts het recht van de verkrijger eindigt, maar ook dat van hen die hun recht van deze verkrijger afleiden. Derden die van het bestaan van de voorwaarde onkundig zijn kunnen echter onder omstandigheden een beroep doen op beschermingsbepalingen (waaronder artikel 3:24 BW), zoals ook door de curator is betoogd. Gesteld noch gebleken is dat Bemog een gerechtvaardigd beroep op de beschermingsbepaling toekomt of dat Vinifera (in dat verband) een opeisbare vordering op de curator heeft. Gelet op het hiervoor weergegeven gemotiveerde verweer van de curator had het op de weg van Vinifera gelegen feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de curator desalniettemin jegens haar gehouden is om (binnen 14 dagen na betekening van het vonnis) ter doorhaling van de hypotheek een bedrag aan de hypotheekhouder Bemog te voldoen. In zoverre heeft Vinifera niet aan haar stelplicht voldaan. Het onder II gevorderde zal worden afgewezen.
2.12.
Onder III heeft Vinifera gevorderd de curator te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan kadastrale inschrijving van een notariële akte waarin Vinifera en de curator ten overstaan van de notaris verklaren dat zij constateren dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel.
2.13.
Op grond van artikel 3:17 lid 1 BW jo artikel 25 van de Kadasterwet kunnen rechterlijke uitspraken die de rechtstoestand van registergoederen of de bevoegdheid daarover te beschikken betreffen in de registers worden ingeschreven mits zij uitvoerbaar bij voorraad zijn of een verklaring van de griffier wordt overgelegd, dat daartegen (kort gezegd) geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. Op grond van artikel 3:27 BW wordt een krachtens dat artikel verkregen verklaring voor recht dat een partij rechthebbende van een registergoed is, niet in de registers ingeschreven voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Uit de Parlementaire Geschiedenis volgt dat men het onwenselijk heeft gevonden om vonnissen in te schrijven voordat deze in kracht van gewijsde zijn gegaan teneinde de registers niet onnodig met inschrijvingen te belasten, terwijl ook niet een mogelijk onjuiste indruk bij derden die de registers raadplegen moet worden gewekt.
Mede tegen deze achtergrond is de rechtbank met de curator van oordeel dat het gevorderde onder III in de huidige vorm niet toewijsbaar is, nu dat strijdig zou zijn met de ratio van voormelde bepalingen. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om het mindere van hetgeen is gevorderd toe te wijzen in die zin dat de curator wordt veroordeeld tot vorenbedoelde medewerking “binnen 14 dagen nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan”.
2.14.
Vinifera vordert de curator te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 854,58 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 452,00).
2.15.
De curator zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vinifera worden begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
2.486,00(5,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 3.171,52
in (voorwaardelijke) reconventie
2.16.
Indien en voor zover de vorderingen van Vinifera worden toegewezen heeft de curator gevorderd Vinifera te veroordelen tot terugbetaling van de koopsom van het perceel ten bedrage van € 345.417,34, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente danwel de wettelijke rente vanaf 11 juli 2012.
2.17.
Vinifera heeft als verweer haar in conventie gedane beroep op verrekening en opschorting herhaald en zich verzet tegen uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring. Voorts heeft zij aangevoerd dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden gevergd dat de gehele koopsom door haar wordt gerestitueerd, terwijl op haar eigendom een hypotheekrecht rust, met het risico dat de hypotheekhouder tot uitwinning voor een bedrag van € 287.691,16 zal willen overgaan.
2.18.
Gelet op hetgeen in conventie in de rechtsoverwegingen 2.8 en 2.11 is overwogen dient Vinifera op grond van artikel 6:24 BW de koopsom van het perceel aan de curator terug te betalen en komt Vinifera geen beroep toe op verrekening met een te betalen bedrag aan Bemog danwel opschorting van terugbetaling van de koopsom. Hetgeen Vinifera in dit verband nog heeft aangevoerd omtrent de redelijkheid en billijkheid leidt niet tot een ander oordeel. Nu sprake is van een wettelijke terugbetalingsverplichting is de rechtbank met Vinifera van oordeel dat zij geen wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is verschuldigd over voormelde te restitueren koopsom. Ook de door de curator gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen, nu deze eerst verschuldigd is nadat Vinifera in verzuim was, terwijl de curator niet heeft gesteld noch onderbouwd dat daarvan sprake was. De rechtbank ziet bovendien aanleiding om een termijn te stellen voor de terugbetaling en daarbij aan te sluiten bij het moment dat de curator meewerkt aan kadastrale inschrijving van een notariële akte waarin Vinifera en de curator ten overstaan van de notaris verklaren dat zij constateren dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel.
2.19.
De curator heeft bij conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie naar voren gebracht dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van de reconventionele vordering de uitvoerbaarheid bij voorraad van de conventionele vorderingen (de rechtbank begrijpt: de vorderingen onder I, II en III) dient te volgen. Nu de vordering in conventie onder II wordt afgewezen en de vorderingen in conventie onder I en III niet uitvoerbaar bij voorraad zullen worden verklaard, zal evenmin de reconventionele vordering tot terugbetaling van de koopsom uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
2.20.
Vinifera zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- salaris advocaat
1.130,00(5,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 1.130,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel grond te Nieuwleusen, kadastraal bekend als Nieuwleusen P50,
3.2.
veroordeelt de curator om binnen 14 dagen nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan mee te werken aan kadastrale inschrijving van een notariële akte waarin Vinifera en de curator ten overstaan van de notaris verklaren dat zij constateren dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel grond te Nieuwleusen, kadastraal bekend als Nieuwleusen P50, alsmede dat die constatering noopt tot een daartoe strekkende inschrijving in de openbare registers, op straffe van een dwangsom van € 1000,- voor elke dag of gedeelte dat de curator met die medewerking in gebreke blijft met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 150.000,-;
3.3.
veroordeelt de curator in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.306,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Vinifera tot op heden begroot op € 3.171,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 3.3 tot en met 3.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.8.
veroordeelt Vinifera om aan de curator te betalen een bedrag van € 345.417,34 (driehonderdvijfenveertig duizendvierhonderdzeventien euro en vierendertig eurocent) op het moment dat de curator meewerkt aan kadastrale inschrijving van een notariële akte waarin Vinifera en de curator ten overstaan van de notaris verklaren dat zij constateren dat Vinifera met ingang van 11 juli 2012 eigenaar is van het perceel,
3.9.
veroordeelt Vinifera in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.130,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.10.
veroordeelt Vinifera in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Vinifera niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 3.9 en 3.10 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. F.E.J. Goffin en mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: