ECLI:NL:RBOVE:2016:4253
Rechtbank Overijssel
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot omzetting van faillissement in schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling. De verzoeker, geboren in 1985 en woonachtig te [woonplaats], had eerder op 8 augustus 2014 het faillissement aangevraagd gekregen door de Ontvanger van de Belastingdienst. Op 25 augustus 2014 diende hij een verzoekschrift in voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek werd op 14 oktober 2014 afgewezen. Het hoger beroep tegen deze afwijzing werd op 27 november 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eveneens afgewezen. Vervolgens werd de verzoeker op 14 januari 2015 in staat van faillissement verklaard.
Op 6 november 2015 diende de verzoeker een nieuw verzoekschrift in tot opheffing van zijn faillissement, met het verzoek om gelijktijdig de schuldsaneringsregeling toe te passen. De rechtbank heeft dit verzoek op 16 februari 2016 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid tot omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling niet mogelijk was, omdat de wet bepaalt dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts één keer kan worden ingediend. Aangezien het eerdere verzoek was afgewezen, kon de verzoeker niet opnieuw een verzoek indienen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar artikel 15b lid 1 van de Faillissementswet, waarin de voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot schuldsanering zijn vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor een tweede verzoek, aangezien het faillissement was uitgesproken op verzoek van een schuldeiser en niet op eigen aangifte. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en de verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.