ECLI:NL:RBOVE:2016:4253

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
C/08/15/31 F
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omzetting van faillissement in schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling. De verzoeker, geboren in 1985 en woonachtig te [woonplaats], had eerder op 8 augustus 2014 het faillissement aangevraagd gekregen door de Ontvanger van de Belastingdienst. Op 25 augustus 2014 diende hij een verzoekschrift in voor de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek werd op 14 oktober 2014 afgewezen. Het hoger beroep tegen deze afwijzing werd op 27 november 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden eveneens afgewezen. Vervolgens werd de verzoeker op 14 januari 2015 in staat van faillissement verklaard.

Op 6 november 2015 diende de verzoeker een nieuw verzoekschrift in tot opheffing van zijn faillissement, met het verzoek om gelijktijdig de schuldsaneringsregeling toe te passen. De rechtbank heeft dit verzoek op 16 februari 2016 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid tot omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling niet mogelijk was, omdat de wet bepaalt dat een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling slechts één keer kan worden ingediend. Aangezien het eerdere verzoek was afgewezen, kon de verzoeker niet opnieuw een verzoek indienen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft in haar beslissing verwezen naar artikel 15b lid 1 van de Faillissementswet, waarin de voorwaarden voor het indienen van een verzoek tot schuldsanering zijn vastgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor een tweede verzoek, aangezien het faillissement was uitgesproken op verzoek van een schuldeiser en niet op eigen aangifte. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en de verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/15/31 F
datum vonnis: 23 februari 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoeker, verder te noemen [verzoeker] .

Het procesverloop

Op 8 augustus 2014 heeft de Ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en Kleinbedrijf, mede kantoorhoudende te Enschede, het faillissement van [verzoeker] aangevraagd.
Naar aanleiding hiervan heeft [verzoeker] op 25 augustus 2014, aangevuld op
24 september 2014, een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend.
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 oktober 2014 is dat verzoek afgewezen. Het hiertegen ingestelde hoger beroep is bij beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van
27 november 2014 afgewezen.
[verzoeker] is vervolgens bij vonnis van deze rechtbank van 14 januari 2015 in staat van faillissement verklaard.
[verzoeker] heeft op 6 november 2015 een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 februari 2016, waar [verzoeker] is verschenen. verschenen.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

In artikel 15b lid 1 van de Faillissementswet (Fw) is de mogelijkheid voor de gefailleerde om – ingeval het faillissement is uitgesproken op verzoek van (een) schuldeiser(s) – te verzoeken het faillissement op te heffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, beperkt tot het geval redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de in artikel 3 lid 1 Fw genoemde termijn van veertien dagen na verzending van de brief van de griffier geen verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend.
De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval het faillissement van [verzoeker] is uitgesproken op verzoek van een schuldeiser. De rechtbank stelt voorts vast dat [verzoeker] , ter afwending van dit faillissement, op 25 augustus 2014 een verzoekschrift tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft ingediend. Bij vonnis van deze rechtbank van 14 oktober 2014 is dat verzoek afgewezen. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het eerste in artikel 15b lid 1 Fw omschreven geval van verontschuldigbare termijnoverschrijding. Nu het faillissement van [verzoeker] is uitgesproken op verzoek van een schuldeiser is van het tweede in artikel 15b lid 1 Fw omschreven geval, namelijk dat het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte, evenmin sprake.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [verzoeker] in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling niet-ontvankelijk verklaren.

De beslissing:

de rechtbank:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. J.M. Marsman, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schuldenaar heeft gedurendeacht dagen na de dag van deze uitspraakhet recht van hoger beroep. Het hoger beroep kan uitsluitend worden ingesteld bij door een advocaat ondertekend verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.