Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te Deventer,
werknemer,
werkgever,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
Met name ook het continu beschikbaar zijn voor bereikbaarheidsdiensten heeft veel van werknemer gevergd. Sinds 2011 begon dit meer ernstige vormen aan te nemen en kreeg werknemer verschijnselen van stress wanneer hij buiten werktijd werd gebeld. Sinds 2011, toen werknemer zich op advies van de huisarts 3 weken ziek had gemeld, volgden ziekteperiodes van 3 dagen of meer zich frequenter op. Als werknemer de werkdruk ter sprake bracht, vond werkgever dat het wel meeviel en dat de bereikbaarheidsdiensten een wezenlijk onderdeel van de functie uitmaakten. Behoudens in 2009 zijn er met werknemer nooit functioneringsgesprekken gevoerd. Op werkgever rust de zorgplicht om maatregelen te treffen om te voorkomen dat werknemer schade lijdt. Ondanks dat werknemer vaker uitviel door ziekte en hij de zwaarte van de piketverplichting en de overige werkzaamheden bij werkgever ter sprake bracht, heeft werkgever dergelijke voorzorgsmaatregelen niet getroffen en ook geen functioneringsgesprekken gevoerd.
Op een werkgever rust een plicht om maatregelen te treffen ter voorkoming van te hoge psychosociale arbeidsbelasting. Werkgever heeft haar verplichtingen op grond van de Arbeidstijdenwet niet nageleefd, meer in het bijzonder niet de in artikel 5:9 van de Arbeidstijdenwet opgenomen regels met betrekking tot consignatiediensten.
Dit heeft geleid tot psychosociale overbelasting bij werknemer, resulterend in stress met psychisch en lichamelijk letsel, in de vorm van onder meer een depressieve stoornis, waarvoor werknemer thans wordt behandeld.
4.Het verweer
Werkgever erkent wel dat hij bij uitbetaling van niet genoten vakantiedagen over het verschuldigde bedrag ook 8% vakantietoeslag verschuldigd is.
5.De beoordeling
Afwegende is de kantonrechter al met al van oordeel dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat werkgever hem een onverantwoord hoge werkdruk heeft opgelegd, hoe werknemer deze dan ook mag hebben ervaren en hoezeer een 24/7 bereikbaarheid indruist tegen de in de eigen Regeling Arbeidsvoorwaarden opgenomen regeling en de wettelijke regeling in de Arbeidstijdenwet. Dat de tussen partijen afgesproken 24/7 bereikbaarheid met deze regelingen op gespannen voet staat, rechtvaardigt nog niet meteen de conclusie dat werkgever een onverantwoorde werkdruk heeft opgelegd.
De omkeringsregel met betrekking tot het bewijs van het causale verband tussen de opgelegde werkdruk en de huidige arbeidsongeschiktheid van werknemer komt daarmee niet aan de orde.
Ook het geschil omtrent de betalingsverplichtingen levert geen omstandigheid op die ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan rechtvaardigen, ook niet in combinatie met de eerder genoemde omstandigheden.
“Aanvulling arbeidsovereenkomst [verzoeker] ”en “
Voorlopige beschikbaarheidstoeslag”.In de laatste alinea staat onder meer het volgende vermeld:
“In de bestuursvergadering van 7 oktober 2010 is door het bestuur besloten om voor [verzoeker] toch een (voorlopige) beschikbaarheidstoeslag toe te kennen voor de periode van okt. t/m dec. 2010 van ongeveer € 100 netto per maand. (…) Deze beschikbaarheidstoeslag is inclusief vergoeding voor het eventueel gebruik van een privé telefoon ende verplichtingom buiten werktijd bereikbaar en beschikbaar te zijn voor storingen en calamiteiten.In de ALV zal dan met de ingediende begroting voor 2011 door de ALV goedkeuring moeten worden gegeven voor een toeslag in 2011.”Deze brief is door beide partijen getekend.
Uit artikel 3:37 BW volgt dat rechtshandelingen door verklaringen worden geopenbaard, maar dat die verklaringen ook in gedragingen – zoals in dit geval het maandelijks blijven uitbetalen van de piketvergoeding – besloten kunnen liggen. De vraag waar het in deze kwestie nu om gaat is, of werknemer uit het feit dat werkgever hem niet alleen in 2011, maar ook 2012, 2013 en 2014 onafgebroken een vaste maandelijkse piketvergoeding van € 169,92 bruto heeft betaald, heeft mogen begrijpen dat hij een onvoorwaardelijk recht op die vaste piketvergoeding had gekregen, en wel voor onbepaalde tijd. Indien die vraag positief kan worden beantwoord, kan werkgever op grond van art. 3:35 BW er geen beroep op doen dat dat nooit de bedoeling is geweest.