ECLI:NL:RBOVE:2016:4139

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
08.770051.16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met zijn minderjarige achternichtje, met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 27 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 63-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige achternichtje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vier maanden, van mei tot augustus 2009, tientallen keren seksueel misbruik heeft gepleegd. De verdachte heeft zijn achternichtje, die toen 11 jaar oud was, op ernstige wijze misbruikt, waarbij in één geval sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht zich te melden bij de reclassering en een ambulante behandeling te ondergaan. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €3.591,84 aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, en de verdachte is aansprakelijk gesteld voor de schade die door zijn bewezenverklaarde feiten is toegebracht. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere suïcidepogingen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770051.16 (P)
Datum vonnis: 27 oktober 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte de minderjarige [slachtoffer] seksueel heeft misbruikt. Dit is om juridische redenen in twee afzonderlijke feiten ten laste gelegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 te Raalte, in de gemeente Raalte, althans in Nederland en/of in België en en/of in Duitsland, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte een of meermalen:
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 te Raalte, in de gemeente Raalte, althans in Nederland en/of in België en/of in Duitsland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1997, immers heeft hij, verdachte, een of meermalen:
- met zijn hand(en) de borst(en), bil(len) en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of bevoeld en/of
- zijn penis laten vastpakken en/of (vervolgens) laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of (daarbij) op het naakte lichaam van die [slachtoffer] geëjaculeerd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 op grond van - kort gezegd - de aangifte, de deels bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van [naam 1] , de zus en de moeder van aangeefster.
De raadsvrouw van verdachte zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het verwijt dat verdachte zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht, nu verdachte alle handelingen bekent met uitzondering van deze handeling.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bekend, behoudens voor zover hem wordt verweten dat hij zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht. Aangeefster heeft hierover in haar aangifte verklaard, maar verdachte heeft dit onderdeel van de tenlastelegging zowel tijdens zijn politieverhoren als ter terechtzitting stellig ontkend.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster met haar moeder [naam 2] , haar zus [naam 3] en haar ex-vriendin [naam 1] over het haar door verdachte aangedane seksuele misbruik heeft gesproken. Nu in deze getuigenverklaringen geen steun wordt gevonden voor de verklaring van aangeefster dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is geweest èn nu verdachte enkel dit gedeelte van de tenlastelegging stellig heeft ontkend, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat deze handelingen hebben plaatsgevonden en zal daarom verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Hetgeen de getuigen hebben verklaard over de strekking van sms-berichten tussen verdachte en aangeefster is voor de rechtbank ook onvoldoende om de overtuiging te verkrijgen dat verdachte met zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] is geweest, temeer nu daarin ook handelingen worden beschreven waarover door zowel aangeefster als verdachte niet wordt verklaard.
De overige handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid: [1]
1. Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 25 februari 2015; [2]
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 25 januari 2016; [3]
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 26 januari 2016; [4]
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 oktober 2016, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 in Nederland, met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1997, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
2.
hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009 in Nederland, telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1997, immers heeft hij, verdachte, meermalen:
- met zijn handen de borsten, billen en vagina van die [slachtoffer] betast en bevoeld en
- zijn penis laten vastpakken en zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of daarbij op het naakte lichaam van die [slachtoffer] geëjaculeerd.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 244 en 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf: Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en voortzetting van de reeds aangevangen ambulante behandeling.
Daarnaast heeft de officier van justitie integrale toewijzing gevraagd van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, bepleit dat het opleggen van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de persoon van verdachte onwenselijk is, omdat het - ook volgens de reclassering - van groot belang is dat verdachte het ingezette behandeltraject continueert. De raadsvrouw heeft daarom bepleit de zaak af te doen met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel gecombineerd met een taakstraf.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw een gedeeltelijke toewijzing ad 1.500 euro bepleit, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft in 2009 gedurende vier maanden zijn achternichtje, dat toen 11 jaar oud was, seksueel misbruikt. Het misbruik heeft zich in die periode tientallen keren voorgedaan op momenten dat het slachtoffer aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. In één geval was daarbij sprake van seksueel binnendringen. Dit vergaand seksueel overschrijdend gedrag levert even zo vaak ernstige misdrijven op.
Verdachte heeft op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn achternichtje geschonden. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling doorkruist.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik daarvan nog lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Ook in dit geval hebben de feiten diepe impact gehad op het leven van het slachtoffer. Uit de op schrift gestelde slachtofferverklaringen van [slachtoffer] en haar moeder komt onder meer naar voren dat het slachtoffer softdrugs en drank is gaan gebruiken om de pijn te verlichten en dat zij auto-mutileerde en zelfmoordneigingen had. Mede dankzij hulpverlening heeft zij inmiddels beter met de feiten uit 2009 om leren gaan. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan, temeer nu het gaat om herhaald misbruik gedurende een langere periode.
Overigens heeft de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting niet getoond dat hij het kwalijke van zijn handelingen inziet, maar heeft hij keer op keer gewezen naar de volgens hem initiërende en uitdagende rol van het toen 11-jarige slachtoffer. Deze houding laat de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen.
Bij haar beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de persoon van verdachte. Uit een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 30 augustus 2016 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het reclasseringsrapport d.d. 14 september 2016 staat onder meer beschreven dat verdachte een beperkte psychische draagkracht heeft en dat zijn alcoholgebruik na het overlijden van zijn zoon in 2007 problematisch is geworden. Nadat verdachte in januari 2016 een suïcidepoging heeft gedaan is hij opgenomen bij GGZ Dimence en vervolgens verwezen naar forensische polikliniek De Tender, waar hij sinds maart 2016 ambulante behandeling (zowel medicamenteus als therapeutisch) ontvangt. Daarbij staan tot op heden het aanpakken van zijn depressie- en angstklachten op de voorgrond. Bespreking van het delictgedrag en van seksualiteit zijn nog niet aan de orde geweest, omdat verdachte zich telkens suïcidaal uitte wanneer getracht werd deze onderwerpen met hem te bespreken. De reclassering merkt hierover op dat verdachte de verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag buiten zichzelf legt.
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. De rechtbank onderschrijft haar pleidooi in zoverre dat het in algemene zin onwenselijk is om een lopend behandeltraject te onderbreken door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat daardoor mogelijk de voortgang in de behandeling stagneert of tenietgedaan wordt en dit er niet aan bijdraagt de kans op herhaling in de toekomst te verminderen. De rechtbank is echter van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak de enige passende strafmodaliteit is, gelet op de aard en de ernst van de feiten. Omdat de rechtbank het, gelet op het advies van de reclassering, noodzakelijk acht dat verdachte na het op te leggen onvoorwaardelijke strafdeel zijn behandeltraject opnieuw aanvangt dan wel hervat, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gedurende een proeftijd van twee jaren. De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 3.591,84 (drieduizend vijfhonderd éénennegentig euro en vierentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het gevorderde bestaat uit materiële schade, te weten gemaakte reiskosten ten behoeve van een gesprek met de officier van justitie (€ 91,84) en uit immateriële schade (€ 3.500,00). Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij behoudt zich het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en integraal kan worden toegewezen.
De raadsvrouw van verdachte heeft niet betwist dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van de ten laste gelegde feiten. Wel heeft zij, zakelijk weergegeven, bepleit dat het dossier aanwijzingen bevat dat de immateriële schade mede kan zijn veroorzaakt door buiten de verdachte liggende factoren. Daardoor is de omvang van de schade als gevolg van het ten laste gelegde niet eenvoudig vast te stellen. Om die reden is verzocht - bij wijze van voorschot - een bedrag van € 1.500,00 toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, opdat in zoverre de vordering aan de civiele rechter kan worden voorgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de schadeposten voldoende onderbouwd en staat de omvang van de gevorderde immateriële schade, gelet op de onderbouwing daarvan met (onder meer) vergelijkbare rechtspraak, in passende verhouding tot de bewezenverklaarde feiten. Dat er, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, mogelijk sprake is van predispositie van de benadeelde doet daaraan niet af. De rechtbank zal de vordering derhalve gegrond verklaren en het gevorderde geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2009. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van
Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat een gedeelte van de straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaren niet aan (één van) de na te noemen voorwaarde(n) heeft gehouden;
  • stelt als
- dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de verdachte medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht verleent, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich op eerste uitnodiging bij de reclassering meldt en zich vervolgens blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- dat de verdachte zich conformeert aan ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.J.C. Monincx, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. F. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina's uit het dossier van de Politie Eenheid Oost met registratienummer PL0600-2015036254. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 51-79.
3.Pagina 21-30.
4.Pagina 31-50.