ECLI:NL:RBOVE:2016:4097

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
(P) 08/760264-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbranding en vernieling door verdachte in Hengelo

Op 25 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man die opzettelijk brand heeft gesticht en goederen heeft vernield. De verdachte stichtte op 26 november 2015 brand bij een kantoorpand in Hengelo, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige appartementen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de brand opzettelijk heeft aangestoken door een brandbare stof in de nabijheid van de toegangsdeur te plaatsen en deze in brand te steken. Daarnaast heeft hij in de periode van 28 tot 30 november 2015 in het arrestantencentrum in Borne een mediazuil, een mobiele telefoon en de muren van zijn cel vernield. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 118 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De verdachte moet zich ook laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en zich melden bij Tactus Verslavingszorg. Tevens is hij veroordeeld tot het betalen van €25,00 aan de Politie Oost-Nederland voor de vernielde mobiele telefoon. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en middelenafhankelijkheid. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en urinecontroles.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: (P) 08/760264-15
Datum vonnis: 25 oktober 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
nu verblijvende in PI Vught – [adres 1] te [woonplaats 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 februari 2016, 17 mei 2016, 29 juli 2016 en 11 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.J. Nettenbreijers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.G.N. de Jonge, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk brand heeft gesticht waardoor goederen en/of personen in gevaar werden gebracht;
feit 2:opzettelijk een mediazuil, een mobiele telefoon en de muren van zijn cel heeft vernield of beschadigd.
Voluit luidt de – gewijzigde – tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk
brand heeft gesticht nabij/aan/tegen een kantoorpand, waarboven appartementen zijn gesitueerd (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
-de vlam van een aansteker of de vlam van een lucifer, althans open vuur in aanraking gebracht met een trui, althans een kledingstuk, althans een brandbare stof, waardoor voornoemde trui, althans een brandbare stof, vlam vatte en vervolgens die trui, althans die brandbare stof, voor/tegen de voordeur/toegangsdeur tot voornoemde appartementen heeft gedeponeerd/gelegd,
-dan wel voornoemde trui, althans die brandbare stof, voor de toegangsdeur van voornoemde appartementen gelegd en deze vervolgens in aanraking gebracht met de vlam van een lucifer of een aansteker, in elk geval open vuur in aanraking gebracht met voornoemde trui, althans een brandbare stof, tengevolge waarvan de (toegangs)deur van voornoemde apartementen vlam heeft gevat en geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd kantoorpand, dan wel genoemde appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de zich in genoemde appartementen bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemde appartementen bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 november 2015 tot en met 30 november 2015 te Borne (arrestantencentrum, gelegen aan de [adres 3] ), opzettelijk en wederrechtelijk
-een mediazuil en/of
-een mobiele telefoon, merk Nokia, type C2-01
-de muren van zijn cel(len), waarin verdachte was geplaatst,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Arrestantencentrum Borne, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport worden verbonden.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de politie eenheid Oost Nederland, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Eenheid Oost Nederland, registratienummer PL0600 2015578584 van 12 januari 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar de bladzijden van de in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.
5.1
Feit 1
Aangever [aangever 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 26 november 2015 is brand gesticht tegen een deur van het pand aan de [adres 2] te Hengelo (O). Ik ben eigenaar van het betreffende appartementencomplex en het daaronder gelegen kantoorpand. Ik zag dat de houten deur en het houten kozijn van de gemeenschappelijke fietsenberging door brand beschadigd waren. Ook zag ik dat een voor de deur liggende kunststof verhoging, inrijplaat, door de brand beschadigd was. Ik heb vervolgens de camerabeelden bekeken. Ik zie daarop een jongeman bij de centrale ingang staan. Omstreeks 20:58 uur beschadigt hij het hout naast de ingang door er in te krassen. Omstreeks 21:08:50 komt hij vanaf de straatzijde weer in beeld met iets in zijn linkerhand. Hij loopt voor de camera langs richting de centrale fietsenberging. Omstreeks 21:09:44 uur komt hij weer teruglopen. Het pad langs de centrale ingang is na de fietsenberging doodlopend. Aan het einde staat een ongeveer twee meter hoog hek. Aan de rechterzijde van het pad is een stenen muur met daarop een metalen hek. Dit is geschat totaal 1.40 meter hoog. Omstreeks 21:18 uur komt er een meisje in beeld. Op de beelden is te zien dat zij buiten iets waarneemt en vervolgens begint te bellen. De tijd van de camera staat nog op de zomertijd. Dus deze loopt een uur voor. [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Op 26 november 2015 is brand gesticht aan de [adres 2] te Hengelo (O). Hiervan zijn camerabeelden beschikbaar van de camera die boven de centrale ingang van het appartementencomplex hangt. Ongeveer vier meter na de centrale ingang is de toegangsdeur van de centrale fietsenberging. Deze deur valt buiten het zicht van de camera. Op de camerabeelden zie ik op 26 november 2015 om 20:55 uur een manspersoon bij de ingang rondhangen. Om 20:58:15 uur zie ik dat deze persoon iets krast op de gevel naast de centrale toegangsdeur. Vervolgens loopt de man weg richting de Oldenzaalsestraat. Om 21:08:50 uur zie ik dezelfde manspersoon weer in beeld komen van de camera. Ik zie dat de manspersoon vanaf de Oldenzaalsestraat komt en voorbij de camera loopt in de richting van de centrale fietsenberging. Ik zie dat deze manspersoon iets vasthoudt in zijn linkerhand. Op 21:09:44 uur zie ik dezelfde persoon weer langs de buitencamera lopen, komende uit de richting van de fietsenstalling en weglopend in de richting van de Oldenzaalsestraat. Om 21:18 uur komt een jonge vrouw in beeld. Zij gaat bellen. Bij controle van de juiste tijd zag ik dat de tijd op de beelden een uur voorloopt, 20:55 uur is in werkelijkheid 19:55 uur. [2]
Getuige [getuige] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik woon aan de [adres 2] te Hengelo (O). Op 26 november 2015 kwam ik rond 20:15 uur thuis. Ik zag vanaf de parkeerplaats vlammen bij de deur van de fietsenstalling van het appartementencomplex. Ik zag dat er een brandende trui tegen de deur aan lag. Ik zag dat zowel de deur als de mat vlam gevat hadden. Ik heb de brandende trui bij de deur vandaan geschopt om verdere schade te voorkomen. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Het forensisch technisch brandoorzaakonderzoek is verricht aan de [adres 2] te Hengelo (O). Op ongeveer 1.80 meter achter de portiek was de toegangsdeur van de gemeenschappelijke fietsenstalling gesitueerd. Ik zag dat de toegangsdeur van de gemeenschappelijke fietsenstalling aan de buitenzijde door brand was aangetast. Ik zag beperkte inbranding op de buitenzijde van de deur en het kozijn. Het pand is opgetrokken uit bakstenen en voorzien van betonnen vloeren. Hierdoor was het aanwezige brandbare materiaal beperkt tot vermoedelijk de deur, het kozijn en de plastic mat. Hierdoor bleek voor mij dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en niet voor personen. De oorzaak van de brand kan niet anders worden verklaard dan dat het kledingstuk opzettelijk werd blootgesteld aan open vuur en vervolgens neergelegd op de mat en gedeeltelijk tegen de deur. [4]
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op 26 november 2015 heb ik mij bevonden op het pad naast het appartementencomplex aan de [adres 2] in Hengelo (O). Ik ben op de camerabeelden te zien tussen 20:55 uur en 21:09:44 uur. Ik was boos op mijn begeleider. [5]
Nu verdachte de persoon is op de camerabeelden, de toegang naar de deur van de fietsenberging alleen langs de voordeur van het complex kan worden bereikt en aan alle zijden door een hek is omheind, er geen andere personen op de camerabeelden te zien zijn tussen 21:08 uur en 21:18 uur en verdachte boos was op zijn toenmalige begeleider die in het betreffende appartementencomplex verbleef, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die de brand heeft gesticht. De door de verdediging opgeworpen mogelijkheid dat een ander dan verdachte over het hek is geklommen tussen 21:08 uur en 21:18 uur en ook weer via die route is weggegaan, acht de rechtbank onaannemelijk. Voorts heeft de verdediging de mogelijkheid opgeworpen dat iemand van binnenuit de brand heeft gesticht. De rechtbank heeft op de foto’s die zich in het dossier bevinden geconstateerd dat de deur van de fietsenberging naar buiten toe opengaat. De deur zal dan over de brandhaard heen moeten zijn dicht gegaan. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen deze mogelijkheid uitsluiten.
5.2
Feit 2
De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens de benadeelde Politie Oost Nederland, van 28 november 2015, met bijlagen, pagina’s 130 t/m 133;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens de benadeelde Arrestencentrum Borne, van 29 november 2015, met bijlagen, pagina’s 134 t/m 137;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , van 30 november 2015, met bijlagen, pagina’s 138 t/m 153.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 november 2015 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk brand heeft gesticht aan/tegen een kantoorpand, waarboven appartementen zijn gesitueerd (gelegen aan de [adres 2] ), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk:
- open vuur in aanraking gebracht met een trui, waardoor voornoemde trui vlam vatte en die trui tegen een toegangsdeur tot voornoemde appartementen heeft gelegd,
dan wel
- die trui voor die toegangsdeur gelegd en deze vervolgens in aanraking gebracht met open vuur,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan, waardoor gemeen gevaar voor voornoemd kantoorpand te duchten was;
2.
hij in de periode van 28 november 2015 tot en met 30 november 2015 te Borne (arrestantencentrum, gelegen aan de [adres 3] ), opzettelijk en wederrechtelijk
- een mediazuil en
- een mobiele telefoon, merk Nokia, type C2-01 en
- de muren van de cellen, waarin verdachte was geplaatst,
toebehorende aan een ander dan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 157 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft brand gesticht bij een toegangsdeur van een appartementencomplex. De brand is door een bewoner ontdekt en door haar snelle optreden is de brand gedoofd. Hierdoor is de schade beperkt gebleven tot het gedeeltelijk verbranden van de deurmat en de deur. Een omstandigheid die geenszins een verdienste van verdachte is. Verdachte is vervolgens aangehouden en tijdens zijn verblijf op het Arrestantencentrum heeft hij diverse goederen vernield en/of beschadigd. Verdachte heeft door zijn gedrag de nodige onrust en overlast veroorzaakt, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia Rapport d.d. 20 juli 2016, opgemaakt door R. Haverman, GZ-psycholoog,
L.J.H. Kuipers, psychiater in opleiding en R.J.P. Rijnders, psychiater, naar aanleiding van het verblijf van verdachte in het Pieter Baan Centrum.
Geconcludeerd wordt dat verdachte een cognitief beperkte, kwetsbare, affectief en pedagogisch verwaarloosde (jonge)man lijkt die al op jonge leeftijd met de hulpverlening in aanraking is gekomen. De persoonlijkheid van verdachte heeft onvoldoende kunnen rijpen. Op grond hiervan heeft hij een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale kenmerken ontwikkeld, die tot uiting komt in disfunctioneren op vrijwel alle levensterreinen. Daarnaast is er bij verdachte sprake van polymiddelenafhankelijkheid. De onderzoekers stellen dat de persoonlijkheidspathologie in beide feiten een grote rol lijkt te hebben gespeeld. Onderzoekers adviseren de rechtbank om verdachte voor beide feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De onderzoekers schatten het klinische recidiverisico ten aanzien van de vernielingen hoog. Buiten een gesloten setting wordt het risico op herhaling op de lange termijn hoog geschat. Paradoxaal is dat het risico op recidive van ‘acting-out gedrag’ in de vorm van vernieling juist in een gestructureerde en gesloten setting acuut sterk verhoogd lijkt, en wel doordat een dergelijke omgeving veel angst en stress bij verdachte veroorzaakt, waardoor hij snel vervalt in geladen en agressief handelend gedrag. Op momenten dat de institutionele stressoren afwezig zijn en verdachte meer vrijheid ervaart, neemt het risico op dergelijke gedragingen vrijwel direct af. Ook ten aanzien van de tenlastegelegde brandstichting wordt een verhoogd recidiverisico gezien. Bij verdachte is echter geen sprake van een patroon van intentioneel geweld richting personen of van brandstichting. Evenmin zijn er aanwijzingen dat een recidive ernstiger vormen zal krijgen dan bij de thans tenlastegelegde feiten het geval is. Positief is volgens onderzoekers dat verdachte, wanneer zijn gemoedstoestand rustig is en hij op passende wijze bejegend wordt, lijkt te beschikken over enig empathisch vermogen en hij dan als een vriendelijke en coöperatieve man wordt beleefd door de onderzoekers. Verdachte geeft daarbij ook aan open te staan voor hulp en begeleiding. Met andere woorden het risico op recidive kan worden verlaagd door de juiste sociaal contextuele factoren rondom verdachte.
Gezien de risico’s die een langdurig klinisch traject met zich meebrengt, zoals toename van agressie en mogelijk regressief gedrag en gezien de inschatting van het recidivegevaar zoals hiervoor geschetst, zijn onderzoekers terughoudend in het adviseren van een klinisch gesloten behandeling en worden op dit moment onvoldoende gronden gezien voor een advies tot oplegging van een tbs-maatregel. Onderzoekers zijn van mening dat ondanks de mogelijke problemen die een ambulant traject naar verwachting met zich zal meebrengen, de optie om vanuit zorgoogpunt een minder repressieve begeleiding en behandeling te kiezen
– te realiseren in het kader van een voorwaardelijk strafdeel –, voor verdachte als het meest effectieve en passende traject ten aanzien van de relatie tussen problematiek en recidivegevaar moet worden gezien.
De rechtbank neemt de conclusie van de onderzoekers over dat er sprake is van een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid en maakt die tot de hare.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 22 september 2016, opgesteld door L. Kanters.
De reclassering concludeert dat er sprake is van een hoog recidiverisico dat voortkomt uit de vastgestelde problematiek. Al jaren is er sprake van een dilemma waarbij een voorwaardelijk traject onvoldoende waarborging biedt en een klinisch traject ook grote problemen kan opleveren. Verdachte toont enige motivatie om mee te werken aan voorwaarden. Gelet hierop conformeert de reclassering zich aan het advies van het Pieter Baan Centrum en adviseert de reclassering om verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, inhoudende dat verdachte wordt verplicht (1) zich ambulant te laten behandelen bij GGnet, (2) mee te werken aan een traject gericht op begeleid/beschermd wonen, (3) zich te melden bij de reclassering en (4) mee te werken aan urinecontroles.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 juni 2016, waaruit volgt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het bewezenverklaarde in verhouding tot vergelijkbare zaken, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheid waaronder de feiten zijn gepleegd en het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. In voornoemde conclusies ten aanzien van de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, mede om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Politie eenheid Oost-Nederland, gevestigd te Apeldoorn, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 68,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade betreft de waarde van een mobiele telefoon van het merk Nokia C2-01.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. Die schade zal – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid – (nu de telefoon ruim twee jaar oud is) worden vastgesteld op € 25,--, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Politie eenheid Oost-Nederland van een bedrag van € 25,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2015;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. H. Stam en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2016.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , van 27 november 2015, met bijlagen, pagina’s 61 t/m 72.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 27 november 2015, pagina 86.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige] , van 1 december 2015, met bijlage, pagina’s 73 t/m 75.
4.Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 2] , van 3 december 2015, met bijlagen, pagina’s 109 t/m 125.
5.Het proces verbaal van de terechtzitting van 11 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.