Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam]en
[naam]te [woonplaats], eisers,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg en eisers, die een last onder dwangsom opgelegd kregen. De last hield in dat de aanvoer van afvalstoffen naar een perceel in [woonplaats] per direct moest worden beëindigd en dat reeds aanwezige afvalstoffen voor een bepaalde datum moesten worden afgevoerd. Eisers maakten bezwaar tegen deze last en vroegen om een voorlopige voorziening, die door de voorzieningenrechter werd toegewezen. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eisers beroep instelden.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2016 werd duidelijk dat de bevoegdheid van de gemeente om de last op te leggen niet correct was. Eisers stelden dat de last onbevoegd was opgelegd, omdat de teamleider Toezicht en Handhaving niet de juiste mandaat had om deze beslissing te nemen. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit onbevoegd was genomen en dat het bestreden besluit dit gebrek niet had hersteld. De rechtbank vernietigde daarom het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit, waarbij ook werd bepaald dat de gemeente de proceskosten van eisers moest vergoeden.
De rechtbank concludeerde dat de last niet alleen betrekking had op de beëindiging van de aanvoer van afvalstoffen, maar ook op het beëindigd houden van deze aanvoer. Dit betekende dat het procesbelang van eisers niet was vervallen, ondanks dat de afvalstoffen inmiddels waren afgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in de bezwaarfase niet had onderkend dat het primaire besluit onbevoegd was genomen, wat leidde tot de vernietiging van de besluiten en de veroordeling tot vergoeding van proceskosten.