ECLI:NL:RBOVE:2016:4029

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
08.770293.15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarigen en bijkomende voorwaarden

Op 18 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met minderjarigen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van vijf jaar. De man was schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het masturberen in het bijzijn van een andere minderjarige. Naast de gevangenisstraf zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, psychische behandeling, een contactverbod met de slachtoffers en een verbod om minderjarigen alleen in zijn woning of auto toe te laten zonder toezicht van een volwassene.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten zou worden veroordeeld. De verdachte heeft de feiten tijdens het politieverhoor en de terechtzitting bekend. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, zoals ten laste gelegd.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere blanco strafblad en zijn bereidheid om hulp te zoeken voor zijn problematiek. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de samenleving zou zijn, gezien zijn huidige behandeltraject en de stabiliteit in zijn leven. De rechtbank heeft daarom gekozen voor een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770293.15 (P)
Datum vonnis: 18 oktober 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 1] .
feit 2:in aanwezigheid van de minderjarige [slachtoffer 2] heeft gemasturbeerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, na wijziging ter terechtzitting, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2014 tot 2 augustus 2015 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, en/of te [woonplaats 2] , gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal, (al dan niet over de kleding heen):
- betasten/strelen van en/of wrijven over de (boven)benen en/of schaamstreek
en/of buik en/of rug van die [slachtoffer 1] en/of
- het met een ingeschakeld massageapparaat bewegen over de rug en/of buik
en/of benen en/of lies/liezen, althans schaamstreek van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 2 september 2013 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een persoon ( [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2006), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen, door:
- in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] zijn broek te laten zakken en/of open te doen en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel uit zijn broek te halen en/of zijn (stijve) ontblote geslachtsdeel aan haar te tonen, en/of (vervolgens):
- zich in het bijzijn en/of in de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] af te trekken en/of zijn (stijve) ontblote geslachtsdeel vast te pakken en/of (dit) in zijn hand te houden en/of (dit) aan haar te tonen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld.
Verdachte heeft de tenlastegelegde feiten bij zijn politieverhoor en ter terechtzitting bekend. De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
. De navolgende bewezenverklaring steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Ten aanzien van feit 1: [1]
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , d.d. 19 november 2015; [2]
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 20 november 2015; [3]
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , d.d. 1 december 2015; [4]
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 december 2015; [5]
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 december 2015; [6]
6. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2: [7]
1. Een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , namens [slachtoffer 2] , d.d. 12 september
2013; [8]
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2013; [9]
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 november 2014 tot 2 augustus 2015 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, en te [woonplaats 2] , gemeente Hoogeveen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans éénmaal, over de kleding heen:
- betasten van en/of wrijven over de bovenbenen en schaamstreek
en buik en rug van die [slachtoffer 1] en
- het met een ingeschakeld massageapparaat bewegen over de rug en buik
en benen en liezen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 2 september 2013 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een persoon ( [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2006), van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van (zijn, verdachtes) seksuele handelingen door in het bijzijn en de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] zijn broek open te doen en vervolgens zich in het bijzijn en in de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] af te trekken en zijn ontblote geslachtsdeel vast te pakken en dit in zijn hand te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, en zal hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 247 en 248d van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: Met ontuchtig oogmerk iemand, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met beide slachtoffers, een verbod om buiten aanwezigheid van een andere volwassene alleen te zijn met minderjarigen en verplichte controle van zijn gegevensdragers. De officier van justitie heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
De raadsman heeft bepleit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met een lange proeftijd en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is, gelet op de ten laste gelegde feiten, de persoon van verdachte zoals die uit de rapporten blijkt, het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte op eigen initiatief hulp is gaan zoeken voor zijn problematiek. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou voor verdachte ontwrichtend werken met name omdat hij daardoor zijn baan zou verliezen. Dit zou verdergaande instabiliteit bevorderen. Dit moet, ook volgens de reclassering, worden voorkomen.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met twee minderjarige kinderen. In het geval van [slachtoffer 1] betrof het onder meer het - over de kleding heen - op ongepaste wijze betasten van zijn jonge nichtje. Hierdoor is inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. In het geval van [slachtoffer 2] ging het om seksuele handelingen die verdachte verrichtte in het bijzijn van het (destijds) zevenjarige meisje.
Het betreffen ernstige strafbare feiten, waar deze jonge meisjes het slachtoffer van zijn geworden.
Bij haar beslissing over de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte. Uit een uittreksel justitiële documentatie van verdachte
d.d. 24 augustus 2016 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 28 september 2016 staat beschreven dat verdachte na de aangifte in 2013 (in de thans onder 2 bewezenverklaarde zaak) op eigen initiatief naar de huisarts is gegaan voor een verwijzing naar een psycholoog/seksuoloog en dat hij daarnaast in strafrechtelijk kader individuele gesprekken met een behandelaar van de AFPN (een forensische polikliniek) heeft gehad. Dit behandeltraject en het toezicht daarop zijn in 2015 positief beëindigd. De contacten met zijn psycholoog zijn ondertussen door verdachte op vrijwillige basis voortgezet. Naar aanleiding van de (thans onder 1 bewezenverklaarde) nieuwe verdenking is verdachte opnieuw bij de AFPN aangemeld, waar hij momenteel deel neemt aan groepsbehandeling voor mensen met autisme die een zedendelict hebben gepleegd. Verdachte komt zijn afspraken na, is open over zijn zedenproblematiek en toont zich gemotiveerd voor behandeling. De reclassering is, gelet op de persoon van verdachte, van oordeel dat langdurige begeleiding geïndiceerd is om de kans op recidive in te perken. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een contactverbod, een locatieverbod en enkele andere voorwaarden betreffende het gedrag, waaronder het zich niet alleen in een ruimte met minderjarigen bevinden en verplichte medewerking aan controle van zijn gegevensdragers.
In een Pro Justitia Rapportage betreffende psychologisch onderzoek naar verdachte, opgemaakt door drs. A. Weenink, GZ-psycholoog, en drs. A. van der Geize,
GZ-psycholoog/psychotherapeut, d.d. 26 april 2016, staat beschreven dat verdachte een laaggemiddeld tot gemiddeld intelligente man is met tekortkomingen in de sociale communicatie en sociale interactie en met een beperkt empathisch vermogen. Ook heeft verdachte geringe frustratietolerantie en impulscontrole. Deze problematiek kan worden geduid als een stoornis in het autismespectrum (PDD-nos). Daarnaast voldoet verdachte aan de diagnose pedofilie (niet exclusief). Voornoemde stoornissen maken dat verdachte geneigd kan zijn seksueel overschrijdend gedrag jegens kinderen te rechtvaardigen en dat hij - ten tijde van de feiten - onvoldoende zelfsturing had en in enige mate verminderd in staat was zijn impulsen te controleren. Ook is hij verminderd in staat de gevolgen van zijn gedrag te overzien. De psycholoog heeft daarom geadviseerd verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Verder staat in het rapport dat verdachte lijdensdruk ervaart ten aanzien van zijn seksuele drang en fantasieën en dat hij gemotiveerd is voor behandeling, maar dat verschillende interventies in de afgelopen jaren weinig effect hebben gehad. De beïnvloedingsmogelijkheden door middel van behandeling worden, vanwege onder meer een gebrek aan probleembesef en beperkte leerbaarheid, als gering ingeschat. Om die reden wordt geadviseerd verdachte langdurig te begeleiden.
Met de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat langdurige begeleiding van verdachte noodzakelijk is om de kans op herhaling zoveel mogelijk in te perken. Verdachte is ruim een half jaar geleden aangemeld voor een behandeltraject en toont zich daar gemotiveerd voor behandeling en is steeds opener over zijn zedenproblematiek. De rechtbank acht het niet in het belang van de samenleving, noch van verdachte, dat het lopende behandeltraject wordt doorkruist en de huidige relatieve stabiliteit in zijn leven (het behoud van zijn werk) zou worden ondermijnd door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De kans op herhaling van soortgelijke feiten in de toekomst zou daardoor immers toe kunnen nemen. De rechtbank acht het daarom passend een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zes maanden, met daaraan gekoppeld de hiervoor genoemde, door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De verplichte controle op gegevensdragers acht de rechtbank niet noodzakelijk ter voorkoming van recidive. Om langdurige begeleiding te waarborgen zal aan voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van vijf jaren worden verbonden. Nu het recidiverisico niet zodanig hoog wordt ingeschat dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is geëist, de op te leggen bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats 2] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal
€ 1151,73 (zegge: elfhonderd éénenvijftig euro en drieënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 120,19
  • opnemen verlofuren € 231,54
  • immateriële schade € 800,00.
De benadeelde partij behoudt zich het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betwist dat causaal verband kan worden vastgesteld tussen de gevorderde immateriële schade, die bestaat uit de tijdelijk verminderde schoolresultaten, en het ten laste gelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde posten voor materiële schade zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag voor materiële schade (€ 351,73) daarom geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2015. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Ter onderbouwing de gevorderde immateriële schade wordt verwezen naar een zaak uit de ANWB Smartengeldgids. De geleden schade zou er - onder meer - in hebben bestaan dat benadeelde vrolijker is geworden nadat de zaak aan het licht was gekomen en dat de schoolresultaten achteruit waren gegaan zonder dat daarvoor een duidelijke oorzaak te vinden was.
Naar het oordeel van de rechtbank valt niet eenvoudig vast te stellen of deze veranderingen in oorzakelijk verband staan met het bewezenverklaarde feit. Nader onderzoek daarnaar zou betekenen dat de strafzaak moet worden aangehouden. Dit zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich gedurende de
  • stelt als
- dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de verdachte medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Strafrecht verleent, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich meldt bij de reclassering zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en dat hij zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- dat de verdachte zich ambulant laat behandelen bij (forensische) psychiatrie AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt, zoekt of heeft met [slachtoffer 1] en haar gezinsleden en met [slachtoffer 2] en haar gezinsleden.
- dat de verdachte zich niet zal bevinden in het gebied: [woonplaats 2] , indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de verdachte geen minderjarigen binnenlaat in zijn woning, verblijfplaats en auto zonder de aanwezigheid van een gezaghebbende en/of andere volwassene.
- dat de verdachte zelf de verantwoordelijkheid neemt dat hem geen minderjarige toevertrouwd wordt zonder toezicht van een andere volwassene en dat hij plaatsen vermijdt waarbij hij het risico loopt om alleen met een minderjarige in één ruimte te zijn;
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt
voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Leentjes, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. Leentjes en mr. Taalman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt telkens verwezen naar processen-verbaal uit het dossier van Politie Eenheid Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2015548484. Het betreffen in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.proces-verbaalnummer PL0600-2015548484-1.
3.proces-verbaalnummer PL0600-2015548484-4.
4.proces-verbaalnummer PL0600-2015548484-14.
5.proces-verbaalnummer PL0600-2015548484-6.
6.proces-verbaalnummer PL0600-2015548484-15.
7.Hierna wordt telkens verwezen naar processen-verbaal uit het dossier van Regiopolitie IJsselland met registratienummer PL04RE-2013075497. Het betreffen in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
8.proces-verbaalnummer PL04RE-201375497-1.
9.proces-verbaalnummer PL04RE-2013075497-6.