Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties.
- het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2016.
2.De feiten en het geschil
in conventie en in reconventie
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie
eerste reconventionelevordering van de vrouw gehouden aan de vrouw te betalen de helft van (EUR 43.000,= min EUR 13.000,=), lees EUR 15.000,=, waartoe de rechtbank de man zal veroordelen, met dien verstande dat de man gerechtigd is tot meerdere zekerheid, in plaats daarvan genoemd bedrag rechtstreeks te betalen aan de bank als aflossing op de hypotheek.
tweede reconventionelevordering van de vrouw - vergoeding bij helfte door de man van door de vrouw a) gedurende respectievelijk b) na het einde van de samenleving betaalde premiepoliskosten - strandt in het licht van artikel 4 lid 2 aanhef en sub c en artikel 9A sub b van de overeenkomst en ligt daarmee voor dadelijke afwijzing gereed.
vordering in conventievan de man overweegt de rechtbank het volgende. Er is geen sprake van een onverdeelde, zogenoemde eenvoudige gemeenschap van woning, nu de woning alleeneigendom is van de vrouw. Er is (wel) een in 2006 door partijen gesloten, verhoogde hypothecaire geldlening ter financiering van een of meer verbouwingen. Anders dan de vrouw stelt, brengen de beginselen van redelijkheid en billijkheid die de contractuele relatie van partijen beheersen met zich dat een onverkort voortduren van een uitzichtloze situatie waarin de man gedurende wellicht een lange reeks van jaren waarin de vrouw genoemde hypotheek niet kan aflossen, hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypotheek vanwege de woning van de vrouw waarin de man geen deelgenoot is respectievelijk waarvan hij geen gebruiksgenot heeft, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, naar het oordeel van de rechtbank,
onaanvaardbaaris, hetgeen het te dezen beslissende criterium is.
- de relatie van partijen inmiddels 7 jaar is geëindigd;
- de man een gerechtvaardigd belang heeft een eigen financieel leven op te bouwen en in dat verband een hypotheek wil kunnen afsluiten;
- de man risico loopt hypotheekrente te moeten voldoen ten behoeve van de vrouw - die de hoogte noch de bestendigheid van haar inkomenspositie heeft onderbouwd - respectievelijk het risico draagt van verhaal door de hypotheekbank ingeval van een woningrestschuld bij executoriale woningverkoop met een lage verkoopopbrengst;
- partijen geen kinderen hebben die met de vrouw in de woning verblijven;
- onderhandse verkoop van de woning met inbegrip van de door de man te dragen helft van de onderwaarde, thans anno 2016, naar verwachting niet zal leiden tot een restschuld: een door de vrouw geschatte woningopbrengst van EUR 235.000,= te vermeerderen met een door de man aan de hypotheekbank te betalen aflossing van EUR 15.000,= door de man is immers lager dan de hypotheek van EUR 260.000,= waarop in mindering strekt de inmiddels door de vrouw opgebouwde poliswaarde van circa EUR 20.000,=;
- het door partijen overeengekomen verrekenbeding in artikel 9A - waarvan de vrouw de vruchten plukt - zich naar het oordeel van de rechtbank niet verdraagt met een niet-eindigen van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man inzake de hypotheekschuld.
4.De beslissing
gerechtigdis genoemd bedrag en de hierover verschuldigde rente rechtstreeks te betalen aan de hypotheekbank ter aflossing op de hypotheek van partijen,
nadatde man de veroordeling in 4.5 is nagekomen,