ECLI:NL:RBOVE:2016:3959

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
08.730230-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dreigen met vuurwapen en bezit van verboden wapens en munitie

Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 55-jarige man uit Zwolle veroordeeld voor het dreigen met een vuurwapen, het bezit van een verboden wapen en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 21 maart 2016, waarbij de verdachte een andere man bedreigde met een vuurwapen. Getuigen verklaarden dat de verdachte met een pistool zwaaide en de man op de motorkap van zijn auto gooide. De verdachte ontkende het gebruik van een vuurwapen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en het letsel van het slachtoffer voldoende bewijs boden voor de bedreiging. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar op basis van de artikelen 285 van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de maatschappelijke impact van wapenbezit en bedreiging. De verdachte had een blanco strafblad, maar de rechtbank vond dat de aard van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730230-16
Datum vonnis: 13 oktober 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Verhaar en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:kogelpatronen en hagelpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 2:een katapult voorhanden heeft gehad;
feit 3:een pistool en revolver voorhanden heeft gehad;
feit 4:een geweer/vuurwapen en een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 5:[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte - na wijziging ten aanzien van feit 1 en 4 - dat:
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Zwolle voorhanden heeft gehad:
- drie, althans een of meer kogelpatronen van het merk G.F.L. en/of het merk
Rottweil, type Brenneke en/of het merk Gamebore, type Super Steel (wapenomschrijving 2)
PL0600-2016138956-31 (pag. 47) , en/of
- zeven, althans een of meer kogelpatronen, merk/type Geco (wapenomschrijving 2) , en/of
- 39, althans een of meer kogelpatronen, merk/type Geco (wapenomschrijving 3) en/of
- zes, althans een of meer kogelpatronen, merk/type PPU Nagant (wapenomschrijving 5), en/of
- 314, althans een of meer kogelpatronen en/of hagelpatronen, merk Fiocchi en/of Brenneke en/of Gambore en/of Challenge (verschillende kalibers) (wapenomschrijving 8),
PL0600-2016138956-11 (pag. 26)
in elk geval (telkens) munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Zwolle een of meer wapens van categorie I, onder 6, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad;
(wapenomschrijving 3; PL0600-2016138956-31 (pag. 47))
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Zwolle een of meer wapens van categorie III, te weten
- een pistool/vuurwapen van het merk/type Walther P22 (wapenomschrijving 1), en/of
- een revolver/vuurwapen van het merk/type Nagant 1895 (wapenomschrijving 4), (telkens) voorhanden heeft gehad;
PL0600-2016138956-11 (pag. 25)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Zwolle een of meer wapens van categorie II, te weten
- een geweer/vuurwapen, type dubbelloops jachtgeweer en/of hagelgeweer (wapenomschrijving 6) en/of
- een vuurwapen van het merk/type Acciaio Vichers Canna Cromata (wapenomschrijving 7),
(telkens) voorhanden heeft gehad;
PL0600-2016138956-11 (pag. 26)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 21 maart 2016 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een pistool en/of een revolver, althans met (een) op een (vuur)wapen gelijkend(e) voorwerp(en) een of meer zwaaiende beweging(en) richting die [slachtoffer] gemaakt, in ieder geval de [slachtoffer] voornoemde (vuur)wapen(s), althans die/dat op een (vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op (zeer) korte afstand getoond en/of (daarbij) die [slachtoffer] achterover op de rug op de motorkap van een auto gegooid en/of gedrukt, althans (een) handeling(en) van soortgelijke dreigende aard of strekking.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor alle tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat alle, op de bij de vordering ter terechtzitting gevoegde beslaglijst genoemde, voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde vrijspraak bepleit, omdat er geen aangifte is gedaan door het vermeende slachtoffer, waardoor niet vastgesteld kan worden of het slachtoffer zich bedreigd heeft gevoeld en of hem vrees is aangejaagd. Ook kan volgens de raadsman niet vastgesteld worden of het slachtoffer een vuurwapen heeft gezien en of hij zich hierdoor bedreigd heeft gevoeld.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
feit 1, 2, 3 en 4
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Feit 5
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat op 21 maart 2016 een melding bij de politie is binnengekomen dat er een conflict zou zijn geweest waarbij een man een pistool zou hebben getrokken op of in de buurt van de Klooienberglaan te Zwolle. De verdachte zou een rode Ford Mustang bezitten, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Meerdere getuigen (die zich in of rond [cafetaria] op het Bachplein, nabij de Mozartlaan te Zwolle bevonden) hebben verklaard dat op 21 maart 2016 een blanke man een donker gekleurde man heeft bedreigd en dat die blanke man daarbij zwaaide met een pistool of revolver en deze op de donkere gekleurde man richtte. Daarnaast heeft een aantal van deze getuigen verklaard dat de blanke man de donker gekleurde man (op zijn rug) op de motorkap van een auto heeft gegooid.
Het vermeende slachtoffer, [slachtoffer] , heeft geen aangifte willen doen, maar er is door de politie wel geconstateerd dat hij letsel had in het gezicht. Uit dit gegeven hebben verbalisanten opgemaakt dat [slachtoffer] betrokken was bij het conflict. Deze aanname wordt ondersteund door de verklaringen van de moeder en zus van [slachtoffer] . Zij hebben verklaard dat [slachtoffer] op 21 maart 2016 thuis kwam met bloed op zijn gezicht en dat hij verklaarde zojuist te zijn mishandeld door een man, dat die man twee pistolen of revolvers in zijn beide handen had en dat hij met één van die vuurwapens was geslagen in zijn gezicht.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in het bezit is van een oude rode Ford Mustang en dat hij met deze auto op 21 maart 2016 op de Mozartlaan te Zwolle is geweest, die in de buurt ligt van de Klooienberglaan. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij ‘woorden heeft gehad’ met [slachtoffer] , dat hij hem ‘stevig heeft aangepakt’ en dat hij ‘een beetje heeft gedreigd.’ Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] van zich af heeft geduwd. Verdachte heeft echter ontkend dat hij ten tijde van het conflict een pistool of revolver bij zich had.
Gelet op hetgeen verdachte heeft verklaard, de verklaring van de moeder en zus van het slachtoffer en de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] op 21 maart 2016 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door hem opzettelijk dreigend een pistool of revolver te tonen en daarmee een of meer zwaaiende bewegingen in zijn richting te maken. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] die beiden afzonderlijk en eenduidig hebben verklaard een vuurwapen gezien te hebben. Dit geldt te meer daar ook de moeder en zus van [slachtoffer] hebben aangegeven dat [slachtoffer] het over vuurwapens heeft gehad toen hij hen direct na het voordoen ervan over het incident vertelde. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de verschillende getuigenverklaringen, bewezen dat verdachte [slachtoffer] achterover op de rug op de motorkap van een auto heeft gegooid.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit omdat niet vastgesteld kan worden of [slachtoffer] zich bedreigd heeft gevoeld (al dan niet door de confrontatie met een vuurwapen) en of hem vrees is aangejaagd.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte aan [slachtoffer] een vuurwapen heeft getoond en hiermee heeft gezwaaid. Uit de verklaringen van zijn moeder en zus blijkt dat [slachtoffer] zelf ook een vuurwapen heeft gezien.
Op grond van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte een vuurwapen heeft getoond, met het vuurwapen heeft gezwaaid in de richting van [slachtoffer] en dat [slachtoffer] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Dit vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft verklaard dat het slachtoffer heel erg bang leek.
Het tonen van een vuurwapen op de wijze waarop dit door de betreffende getuigen is beschreven in combinatie met de (ook) door (andere) getuigen beschreven agressieve bejegening van [slachtoffer] door verdachte is een bedreiging van dien aard dat naar objectieve maatstaven vastgesteld kan worden dat daardoor bij [slachtoffer] de redelijke vrees is aangejaagd voor het misdrijf waarmee werd gedreigd. Dat er in het onderhavige geval geen aangifte is gedaan doet aan dit oordeel niet af.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 21 maart 2016 te Zwolle voorhanden heeft gehad:
- drie, althans een of meer kogelpatronen van het merk G.F.L. en/of het merk
Rottweil, type Brenneke en/of het merk Gamebore, type Super Steel en
- zeven, althans een of meer kogelpatronen, merk/type Geco) en
- 39, althans een of meer kogelpatronen, merk/type Geco (wapenomschrijving 3) en
- zes, althans een of meer kogelpatronen, merk/type PPU Nagant en
- 314, althans een of meer kogelpatronen en/of hagelpatronen, merk Fiocchi en/of Brenneke en/of Gambore en/of Challenge (verschillende kalibers)
in elk geval (telkens) munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
feit 2
hij op 21 maart 2016 te Zwolle een wapen van categorie I, onder 6, te weten een katapult, voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op 21 maart 2016 te Zwolle wapens van categorie III, te weten
- een pistool/vuurwapen van het merk/type Walther P22 en
- een revolver/vuurwapen van het merk/type Nagant 1895
(telkens) voorhanden heeft gehad;
feit 4
hij op 21 maart 2016 te Zwolle een of meer wapens van categorie II, te weten
- een geweer/vuurwapen, type dubbelloops jachtgeweer en/of hagelgeweer en
- een vuurwapen van het merk/type Acciaio Vichers Canna Cromata
(telkens) voorhanden heeft gehad;
feit 5
hij op 21 maart 2016 te Zwolle [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een pistool of een revolver, een of meer zwaaiende bewegingen richting die [slachtoffer] gemaakt, [slachtoffer] voornoemd vuurwapen op zeer korte afstand getoond en die [slachtoffer] achterover op de rug op de motorkap van een auto gegooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie,
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie,
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie,
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie,
feit 5
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de verdachte (zo begrijpt de rechtbank) een beroep gedaan op noodweer omdat hij door [slachtoffer] bedreigd zou zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten bevat om aannemelijk te achten dat [slachtoffer] de confrontatie heeft opgezocht en dat er van [slachtoffer] - op enig moment - een zodanige reële dreiging uitging dat verdachte genoodzaakt was hem verbaal en non-verbaal stevig aan te pakken op de wijze zoals hij heeft gedaan. Integendeel, het dossier laat het beeld zien dat juist verdachte het conflict heeft uitgelokt door met zijn auto op of in de buurt van de Mozartlaan, waar [slachtoffer] zich op dat moment bevond, te stoppen en op [slachtoffer] af te gaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte uit was op een confrontatie, wat het slagen van een beroep op noodweer(exces) in de weg kan staan (HR 289 maart 2006, NJ 2006, 509). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die nopen tot een ander oordeel.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapen en een forse hoeveelheid munitie.
Ongereguleerd wapen- en munitiebezit vormt een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij en is daarom ten strengste verboden. Verdachte was zich van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag wel bewust, zo heeft hij ter zitting verklaard. Verdachte heeft desondanks meerdere wapens en een hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Dat is hem ernstig kwalijk te nemen.
Verdachte heeft verder een pistool of revolver getoond aan slachtoffer [slachtoffer] en met dat pistool of die revolver zwaaiende bewegingen in zijn richting gemaakt. Delicten met een dergelijk gewelddadig karakter leiden tot maatschappelijke verontrusting en de algemeen bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving worden hierdoor vergroot. Verdachtes handelen moet niet alleen voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest, maar ook voor de omstanders. Zij zijn op klaarlichte dag geconfronteerd met een zeer ernstig delict. Het effect van een dergelijk delict op het welbevinden van slachtoffers en getuigen moet niet worden onderschat. Ook dat is verdachte ernstig aan te rekenen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennis genomen van het (vrijwel) blanco strafblad van verdachte d.d. 17 augustus 2016 en het reclasseringsadvies van N. Polman, reclasseringswerker, van 22 september 2016.
Voor de duur van de gevangenisstraf is aansluiting gezocht bij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van bedreiging en van het voorhanden hebben (vuur)wapens.
Al het voorgaande maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, passend en geboden acht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 57 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
feit 2het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
feit 3het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
feit 4het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie,
feit 5het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, en 5 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de in beslaggenomen voorwerpen

- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 t/m 13.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. G.A. Versteeg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummer PL0600-2016105677. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
feit 1, 2, 3 en 4
1. het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, pagina 11-14;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, pagina 15;
3. het proces-verbaal van doorzoeking van 22 maart 2016, pagina 21-22;
4. het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, pagina 23-25;
5. het proces-verbaal onderzoek wapen van 31 maart 2016, pagina 26-46;
6. het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 22 maart 2016, pagina 90-97;
7. het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering.
feit 5
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 9 en 10):
(…) Maandag 21 maart 2016. (…) We besloten aan te bellen bij [adres 1] Zwolle. (…) De echtgenote van [verdachte] , [de vrouw] , verklaarde dat haar man kort voor onze komst was thuisgekomen en dat zijn handen onder het bloed zaten. (…) Hierop zijn andere collega’s naar het adres [adres 2] te Zwolle gegaan (…) [slachtoffer] werd daar door de collega’s aangetroffen en had een wondje in zijn gezicht. (…);
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 19):
(…) Op dinsdag 22 maart 2016, omstreeks 15:30 uur, had ik, verbalisant, een gesprek met de
moeder en zus van betrokkene [slachtoffer] . (…) Zij verklaarden mij dat betrokkene [slachtoffer] gistermiddag (…) bij hen in de flat was gekomen. (…) zij zagen dat hij wat bloed had op zijn gezicht. Betrokkene [slachtoffer] vertelde hen zojuist te zijn mishandeld door een man. (…) Betrokkene [slachtoffer] vertelde hen dat die man twee pistolen of revolvers in zijn beide handen had en dat hij betrokkene [slachtoffer] met één van die vuurwapens had geslagen in zijn gezicht. (…);
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 53 en 54):
(…) Ik liep maandag rond het middaguur, even na 12 uur, met wat klasgenoten vanaf het winkelcentrum Bachplein terug naar school, het Deltion. (…) Ik zag toen dat er een rode auto, volgens mij een Ford Mustang, aan de linker kant van de weg stil stond met de neus richting het Deltion. (…) Toen ik voorbij liep zag ik dat een donkere gekleurde man achterover op zijn rug over de motorkap van die auto lag met zijn handen omhoog, hij leek me heel erg bang en dat een blanke man die zwarte man van zijn motorkap af gooide. (...) Ik zag toen dat die blanke man een zwart pistool of revolver in zijn broekzak stopte. Het was een oude revolver leek het wel, uit zo’n cowboyfilm, met zo’n rondraaiding er in waar 6 kogels in kunnen en die je er uit kan halen, waar je ook Russisch roulette mee kunt doen. Het wapen schat ik iets van 20 cm lang. Mijn klasgenoten bevestigden mij dat het om zo’n wapen ging. Toen de zwarte man van de motorkap af was gezet stond hij naast de auto en zag ik dat hij een bebloed gezicht had. (…);
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 55-57):
(…) Ik zag met wat klasgenoten in [cafetaria] bij het Bachplein. We hadden zicht op de Mozartlaan in de richting van het Deltion. (…) Er kwam een rode Ford Mustang (…) voorbij. (…) Hij ging vervolgens vol op de rem. (…) Die man van die Mustang stopte daar dus de auto, stapte uit en liep naar een van die donkere personen. (…) Die blanke man pakte die ene donkere man en sleepte hem naar zijn auto op de motorkap en ik zag hem uit zijn jaszak of broek een pistool met een demper er voor op, pakken. Daar begon hij mee te zwaaien. (…) Het pistool was denk ik de grootte van een Walter P99. (…) Volgens mij zat er een demper op. (…) Hij heeft met dat pistool wel echt op die donkere man gericht. (…) Je zag dat hij dat pistool met gestrekte arm op hem richtte. (…) Hij heeft hem wel wat geweld aangedaan. (…);
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 58 en 59):
(…) We waren tussen de middag aan het eten in dat cafetaria. (…) Toen draaide ik me om en toen zag ik die auto. (…) Ik zag dat de bestuurder de auto uit kwam lopen/rennen en dat hij iets uit zijn jaszak pakte. Hij pakte toen ook meteen die andere man om zijn keel. Hij ging eigenlijk meteen op die ene man af. Dat was een donkere man. (…) De bestuurder gooide die andere man ook nog tegen of op de auto. (…) Gezien dat hij iets uit zijn jas trok wat mij op een wapen leek. (…) Ik kon zien dat hij iets pakte en toen een voorwerp in zijn handen had. (…);
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 23 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 60 en 61):
(…) we zaten bij [cafetaria]. Ineens kwam er zo’n Ford Mustang aan. (…) Toen stapte hij uit en toen pakte hij zo’n zwarte man bij de strot en die gooide hij volgens mij later op de motorkap van zijn eigen auto. (…);
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 maart 2016, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende (pagina 90-97):
(…) V: Wat voor vervoermiddelen heb je? A: Een auto, een oude rode Ford Mustang. (…) V: Vertel eens wat er gisteren is gebeurd? (…) A: (…) Ik heb hem verteld dat ie me niet lastig moet vallen. Ik heb woorden met hem gehad en hem stevig aangepakt. Als hij bloed had aan zijn kop dan kwam dat omdat ik hem goed aanpakte. (…) V: Op deze foto? (foto 4 bijlage getoond) A: die komt me bekend voor. Een vervelende gore etter. Ik reed erlangs en dacht: nu is het afgelopen. Beetje dreigen en zo. Ik was hem zat. (…);
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2016, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
(…) Ik ben met mijn auto op de Mozartlaan geweest. (…) Toen ik daar stopte kwam hij op mij af. (…) Ik heb hem van me af geduwd. (…) Ik kende [slachtoffer] sinds die ochtend. (…).