8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 29 februari 2016 - naar eigen zeggen - een cocktail van medicatie en alcohol tot zich genomen, wat heeft geleid tot bedreigingen van - naar het zich laat aanzien -volstrekt willekeurige personen die verdachte tegenkwam. Dat verdachte door zijn gedrag voor die personen een angstaanjagende situatie heeft gecreëerd blijkt onder meer uit de door getuigen en slachtoffers afgelegde verklaringen. Aangezien uit het uittreksel justitiële documentatie, d.d. 17 augustus 2016 blijkt dat verdachte al eerder onder invloed van (in ieder geval) een forse hoeveelheid alcohol strafbare feiten heeft gepleegd, rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het grote risico op het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft aanvaard door zich wederom in deze situatie te begeven. De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte zich die bewuste dag overspoeld voelde door emoties en (tevergeefs) meerdere pogingen had gedaan om hulp te zoeken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van H. Scharft, GZ-psycholoog van 9 juni 2016. In dit rapport staat, zakelijk weergegeven, onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van obsessief-compulsieve, vermijdende en depressieve persoonlijkheidsstrekken. Deze stoornissen waren, naast een alcoholintoxicatie, ook aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit en hebben de gedragingen en gedragskeuze van verdachte ten tijde van het plegen van dit feit beïnvloed. Het recidiverisico wordt op korte termijn als laag ingeschat en op lange termijn als matig. Het risico is met name verhoogd wanneer verdachte terugvalt in alcoholgebruik. Door zijn alcoholafhankelijkheid heeft verdachte niet de volledige controle over zijn drinkgedrag.
Scharft heeft het advies gegeven om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren voor het tenlastegelegde. Wat betreft de strafoplegging is het advies om een bijzondere voorwaarde op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf, inhoudende dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en meewerkt aan een behandeling binnen de ambulante (forensisch psychiatrische) GGZ.
De rechtbank zal de conclusie van H. Scharft ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid volgen en zal verdachte daarom voor het bewezenverklaarde feit als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van S.G. Bink-de Lange, reclasseringswerker, van 22 september 2016. In dit advies staat, zakelijk weergegeven, onder meer dat verdachte momenteel onder behandeling is bij Dimence, op praktisch gebied wordt ondersteund door LIMOR en binnenkort start met traumabehandeling (EMDR). Het is van belang dat zijn stemming voor de start van de behandeling voldoende wordt gestabiliseerd en daarom zal verdachte voor een korte periode klinisch worden opgenomen. Het daaropvolgende traject kent een ambulant vervolg waarvan dagbesteding bij een hondenopleidingscentrum een belangrijk onderdeel is. De reclassering ziet in het dagbestedingstraject een belangrijke beschermende factor. Verdachte heeft sinds zijn aanhouding geen alcohol meer gedronken en tijdens de schorsingsperiode zijn er (met succes) verschillende interventies gestart en is er een passend plan van aanpak gemaakt.
De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke werkstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. Bij de strafoplegging dient volgens de reclassering rekening te worden gehouden met de lichamelijke en psychische belastbaarheid van verdachte.
De rechtbank zal, naast het feit dat het delict aan de verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend, ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr. Gelet hierop en op het gegeven dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist aan verdachte opgelegd dient te worden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van voorarrest, opleggen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting met - zo nodig - een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken.