ECLI:NL:RBOVE:2016:3956

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
08.730131-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreigingen en vernielingen in Hardenberg

Op 13 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Hardenberg, die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en vernielingen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De verdachte had op 29 februari 2016, naar eigen zeggen onder invloed van medicatie en alcohol, willekeurige personen bedreigd met een mes in Hardenberg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk dreigend gedrag vertoonde, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van vernieling van meerdere auto’s, omdat er onvoldoende bewijs was om deze feiten te ondersteunen. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis, en volgde het advies van deskundigen om hem als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor zijn psychische klachten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730131-16
Datum vonnis: 13 oktober 2016
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Verhaar en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
feit 2:meerdere auto’s heeft beschadigd.
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 29 februari 2016 te Hardenberg [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend:
- die [slachtoffer 1] met omhoog gestoken arm en/of (daarbij) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hand genaderd, in ieder geval die [slachtoffer 1] (op korte afstand) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp getoond en/of (vervolgens) achter die [slachtoffer 1] aangerend, althans die [slachtoffer 1] gevolgd, en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] (op korte afstand) vier, in ieder geval een of meer messen, althans scherp(e) en/of puntig(e) voorwerpen getoond en/of (vervolgens) achter die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] aangerend, althans die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] gevolgd, en/of
- die [slachtoffer 4] (op korte afstand) een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp getoond en/of (daarbij) die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: “Fuck you”,
althans (telkens) woorden en/of handelingen van soortgelijke bedreigende aard
of strekking;
2.
hij op of omstreeks 29 februari 2016 te Hardenberg opzettelijk en wederrechtelijk
- (een voor- en/of achterportier van) een auto (blauwe Ford, type Focus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- (een achterspatbord van) een auto (Zwarte Volkswagen, type Lupo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- (een motorkap en/of een deurstijl van) een auto (zwarte Volkswagen, type Polo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,

(telkens) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdachte
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspraak bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe stelt de raadsvrouw dat de schade aan de auto’s op basis van het voorhanden zijnde bewijs niet te herleiden is tot de vermeende handelingen van haar cliënt.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
feit 2
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, van oordeel dat het onder
2 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij op 29 februari 2016 in Hardenberg auto’s zou hebben beschadigd. Daarnaast is de opgegeven schade aan de blauwe Ford, type Focus (putjes in het rechter zij- en achterportier), niet te relateren aan de gedragingen van de verdachte zoals deze door de getuigen zijn omschreven (slaan op de ramen van de auto). Ook voor wat betreft de opgegeven schade aan de zwarte Volkswagen, type Lupo en de zwarte Volkswagen, type Polo, blijkt uit het dossier onvoldoende van specifieke gedragingen van verdachte die te relateren zijn aan de concrete schade zoals die in de betreffende aangiften is omschreven.
feit 1
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 29 februari 2016 te Hardenberg [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend:
- die [slachtoffer 1] met omhoog gestoken arm en met een mes in de hand genaderd, in ieder geval die [slachtoffer 1] op korte afstand een mes getoond en vervolgens achter die [slachtoffer 1] aangerend, en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] vier messen getoond en vervolgens achter die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangerend, en
- die [slachtoffer 4] op korte afstand een mes getoond en daarbij die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: “Fuck you”.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 29 februari 2016 - naar eigen zeggen - een cocktail van medicatie en alcohol tot zich genomen, wat heeft geleid tot bedreigingen van - naar het zich laat aanzien -volstrekt willekeurige personen die verdachte tegenkwam. Dat verdachte door zijn gedrag voor die personen een angstaanjagende situatie heeft gecreëerd blijkt onder meer uit de door getuigen en slachtoffers afgelegde verklaringen. Aangezien uit het uittreksel justitiële documentatie, d.d. 17 augustus 2016 blijkt dat verdachte al eerder onder invloed van (in ieder geval) een forse hoeveelheid alcohol strafbare feiten heeft gepleegd, rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij het grote risico op het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft aanvaard door zich wederom in deze situatie te begeven. De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat verdachte zich die bewuste dag overspoeld voelde door emoties en (tevergeefs) meerdere pogingen had gedaan om hulp te zoeken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport van H. Scharft, GZ-psycholoog van 9 juni 2016. In dit rapport staat, zakelijk weergegeven, onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid en een depressieve stoornis. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van obsessief-compulsieve, vermijdende en depressieve persoonlijkheidsstrekken. Deze stoornissen waren, naast een alcoholintoxicatie, ook aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit en hebben de gedragingen en gedragskeuze van verdachte ten tijde van het plegen van dit feit beïnvloed. Het recidiverisico wordt op korte termijn als laag ingeschat en op lange termijn als matig. Het risico is met name verhoogd wanneer verdachte terugvalt in alcoholgebruik. Door zijn alcoholafhankelijkheid heeft verdachte niet de volledige controle over zijn drinkgedrag.
Scharft heeft het advies gegeven om verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren voor het tenlastegelegde. Wat betreft de strafoplegging is het advies om een bijzondere voorwaarde op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf, inhoudende dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en meewerkt aan een behandeling binnen de ambulante (forensisch psychiatrische) GGZ.
De rechtbank zal de conclusie van H. Scharft ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid volgen en zal verdachte daarom voor het bewezenverklaarde feit als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van S.G. Bink-de Lange, reclasseringswerker, van 22 september 2016. In dit advies staat, zakelijk weergegeven, onder meer dat verdachte momenteel onder behandeling is bij Dimence, op praktisch gebied wordt ondersteund door LIMOR en binnenkort start met traumabehandeling (EMDR). Het is van belang dat zijn stemming voor de start van de behandeling voldoende wordt gestabiliseerd en daarom zal verdachte voor een korte periode klinisch worden opgenomen. Het daaropvolgende traject kent een ambulant vervolg waarvan dagbesteding bij een hondenopleidingscentrum een belangrijk onderdeel is. De reclassering ziet in het dagbestedingstraject een belangrijke beschermende factor. Verdachte heeft sinds zijn aanhouding geen alcohol meer gedronken en tijdens de schorsingsperiode zijn er (met succes) verschillende interventies gestart en is er een passend plan van aanpak gemaakt.
De reclassering adviseert de oplegging van een (deels) voorwaardelijke werkstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting. Bij de strafoplegging dient volgens de reclassering rekening te worden gehouden met de lichamelijke en psychische belastbaarheid van verdachte.
De rechtbank zal, naast het feit dat het delict aan de verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend, ook rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr. Gelet hierop en op het gegeven dat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist aan verdachte opgelegd dient te worden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn volgens de rechtbank niet aanwezig.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van voorarrest, opleggen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden als bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandelverplichting met - zo nodig - een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2016.
Buiten staat
Mr. G.A. Versteeg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummer PL0600-2016105677. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting het onder 1 tenlastegelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
1. het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2016, pagina 11 en 12;
2. het proces-verbaal van aanhouding van 1 maart 2016, pagina 13-15;
3. het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2016, pagina 21-26;
4. het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering;
5. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] van 29 februari 2016, pagina 30 en 31;
6. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 29 februari 2016, pagina 32 en 33;
7. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 29 februari 2016, pagina 34 en 35;
8. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 29 februari 2016, pagina 36-38;
9. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 29 februari 2016, pagina 47 en 48;
10. het proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 maart 2016, pagina 64-73.