Op 6 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een ruzie die plaatsvond op 29 mei 2016 in een auto, waarin de verdachte en de aangever, [slachtoffer], zich bevonden. Tijdens deze ruzie pakte de aangever een verfkrabber en sloeg daarmee naar de verdachte. De verdachte heeft in reactie daarop de aangever geslagen. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de verdachte, stellende dat de verdachte handelde uit noodweer.
De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van een noodweersituatie. De verklaringen van de verdachte en de (ex)vriendin van de aangever ondersteunden dit standpunt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich mocht verdedigen tegen de wederrechtelijke aanranding door de aangever. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de gedraging van de verdachte niet als wederrechtelijk kon worden aangemerkt, waardoor de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde mishandeling.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de hem ten laste gelegde feiten had gepleegd. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M. van Bruggen, en de rechters mr. S. Taalman en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper.