ECLI:NL:RBOVE:2016:3831

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
08/952322-16 en 08/730661-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en voorhanden hebben van munitie met recidive

Op 6 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan woninginbraak en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte, geboren in 1978 op de Nederlandse Antillen en verblijvende in P.I. Almelo, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder afpersing, zware mishandeling, en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2016, waar de officier van justitie mr. W. Pustjens en de raadsman mr. L.R. Rommy aanwezig waren, de tenlastelegging beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de woninginbraak en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste beschuldigingen, maar kreeg een gevangenisstraf van 148 dagen opgelegd, gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de impact van woninginbraken op slachtoffers, wat leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen auto aan de verdachte moest worden teruggegeven, terwijl andere in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer moesten worden.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer (P): 08/952322-16 en 08/730661-15 (gev.ttz)
Datum vonnis: 6 oktober 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) ,
nu verblijvende in P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2016. Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08/952322-16 en 08/730661-15 tegen de verdachte aangebrachte zaken. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Pustjens en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 08/952322-16
feit 1: zich al dan niet tezamen en in vereniging met een ander, schuldig heeft gemaakt aan afpersing, dan wel diefstal met (bedreiging van) geweld;
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan poging medeplegen zware mishandeling, subsidiair openlijke geweldpleging;
feit 3: zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van één of meer wapens van categorie III en/of munitie van categorie III;
feit 4: zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of voorhanden hebben van hennep;
ten aanzien van 08/730661-15
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan het al dan niet in vereniging met een ander plegen van een woninginbraak;
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie van categorie II en/of III.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
ten aanzien van parketnummer 08/952322-16
1.
hij in of omstreeks de periode (de nacht) van 31 maart 2016 tot en met (op)
1 april 2016, in de gemeente Zwolle,
op/aan de openbare weg (te weten de Meeuwenlaan en/of de Lijnbaan),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld,
(een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft
gedwongen tot de afgifte van (een) (zeer) (grote) (hoeveelheid) geld en/of
(een zak met daarin) (een grote hoeveelheid) hennep,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- (nadat die [slachtoffer 1] - in verband met de verkoop van een
(personen)auto (Mini Cooper) door verdachte [verdachte] - met verdacht(en) op een
plek (in Zwolle) had afgesproken)
bij die [slachtoffer 1] in de auto (op de bijrijder stoel) heeft/hebben
plaatsgenomen en/of/althans
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben benaderd en/of
- (vervolgens) (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een pistool
en/of een AK-47/Kalasjnikov, althans (een) op (een) (automatisch) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of
- (vervolgens) daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedreigd, althans dat pistool en/of die AK-47/Kalasjnikov,
althans dat/die op (een) (automatisch) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en)
in de zij van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt,
althans op (het lichaam van) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gericht
heeft/hebben gehouden en/of
- (vervolgens) (daarbij) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] heeft/hebben medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat er geld betaald
moest gaan worden en/of dat de (zak met daarin) (een grote hoeveelheid) hennep
moest worden afgegeven
waarna die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] het geld en/of de (zak met)
hennep aan verdacht(n) heeft/hebben afgegeven);
en/of
hij in of omstreeks de periode (de nacht) van 31 maart 2016 tot en met (op)
1 april 2016, in de gemeente Zwolle,
op/aan de openbare weg (te weten de Meeuwenlaan en/of de Lijnbaan),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een)
(zeer) (grote) (hoeveelheid) geld en/of (een zak met daarin) (een grote
hoeveelheid) hennep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- (nadat die [slachtoffer 1] - in verband met de verkoop van een
(personen)auto (Mini Cooper) door verdachte [verdachte] - met verdacht(en) op een
plek (in Zwolle) had afgesproken)
bij die [slachtoffer 1] in de auto (op de bijrijder stoel) heeft/hebben
plaatsgenomen en/of/althans
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben benaderd en/of
- (vervolgens) (daarbij) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een pistool
en/of een AK-47/Kalasjnikov, althans (een) op (een) (automatisch) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of
- (vervolgens) daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gedreigd, althans dat pistool en/of die AK-47/Kalasjnikov,
althans dat/die op (een) (automatisch) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en)
in de zij van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt,
althans op (het lichaam van) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gericht
heeft/hebben gehouden en/of
- (vervolgens) (daarbij) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] heeft/hebben medegedeeld - zakelijk weergegeven - dat er geld betaald
moest gaan worden en/of dat verdachte(n) (de zak met daarin) (een grote
hoeveelheid) hennep wilde(n) hebben
(waarna verdachte(n) het geld en/of de (zak met) hennep (aan) zichzelf
heeft/hebben toegeëigend);
2.
hij op of omstreeks 28 februari 2016,
te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] (in/tijdens zijn functie van/als
portier bij café [café]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet:
- (met kracht) die [slachtoffer 3] met een bierfles, althans met een hard en/of

zwaar voorwerp op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of

- meermalen, althans eenmaal (met (veel) kracht) die [slachtoffer 3] in/op/tegen het

gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of

- meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer 3] op/tegen het lichaam
heeft/hebben geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 28 februari 2016,
te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in
een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [café],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een portier,
genaamd [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig,
- (met kracht) met een bierfles, althans met een hard en/of zwaar voorwerp

op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan en/of

- meermalen, althans eenmaal (met (veel) kracht) in/op/tegen het gezicht,

althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan en/of stompen en/of

- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het lichaam van die

[slachtoffer 3] schoppen en/of trappen;

3.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2016 tot en met 1 april 2016 in
de gemeente Zwolle
tezamen en of in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie III,
te weten:
- een machinegeweer (ADM 65, [wapennummer 1], kaliber 7.62 c 39) en/of
- een vuurwapen (Cz Vzor 70, [wapennummer 2], kaliber 7.65 mm) en/of
- een pistool (Grand Power K100, [wapennummer 3]), kaliber 9mm luger),
en/of munitie van categorie III,
te weten:
- 18 kogelpatronen (kaliber 7.62 x 39) en/of
- 5 kogelpatronen (kaliber 7.65 mm)
- 14 kogelpatronen (kaliber 9 mm luger),

voorhanden heeft gehad;

4.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2016 tot en met 1 april 2016 in de
gemeente Zwolle
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 1000 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ten aanzien van 08/730661-15
1.
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Zutphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op/aan [adres]
heeft weggenomen
briefgeld en/of muntgeld (in totaal ongeveer 590 euro en/of 400 engelse
ponden) en/of een portemonee en/of een bankpas en/of spaarpotten , in elk
geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 in de gemeente Zwolle voorhanden heeft
gehad één of meer patronen (o.a. 9 mm, 7.65 mm en .22 mm), in elk geval
munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II en/of III.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake de onder parketnummer 08/730661-15 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/952322-16 onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De zaak met parketnummer 08/952322-16
5.2
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde afpersing wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier af dat aangever [slachtoffer 1] (hierna ook: aangever) op 1 april 2016 aangifte heeft gedaan tegen verdachte van diefstal met bedreiging van geweld. Na de aangifte is aangever diverse keren aanvullend door de politie gehoord. Het dossier bevat met betrekking tot dit feit verder verklaringen van getuigen [getuige 1] (de broer van aangever) en [slachtoffer 2] .
De verdachte ontkent ten stelligste dat hij het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat aangever niet consistent is geweest in hetgeen hij heeft verklaard gedurende het politie onderzoek en dat aangever diverse malen op eerder afgelegde verklaringen is teruggekomen; ook op verklaringen die wezenlijk zijn voor het verwijt dat verdachte wordt gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze inconsistentie en dit terugkomen op eerder afgelegde verklaringen in ernstige mate afbreuk aan de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de resterende verklaring van aangever en dient deze om die reden met terughoudendheid gelezen te worden. Deze verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank slechts tot bewijs dienen in het geval het resterende deel van de door aangever afgelegde verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. In het onderhavige geval zouden de verklaringen van getuige [slachtoffer 2] als steunbewijs kunnen dienen voor de resterende verklaring van aangever. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van getuige [slachtoffer 2] , gelet op zijn betrokkenheid bij hetgeen zou zijn voorgevallen en zijn verbondenheid met aangever, onvoldoende betrouwbaar zijn om te kunnen dienen als ondersteunend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring van [getuige 1] kan daartoe naar het oordeel van de rechtbank evenmin dienen, nu hij niet bij hetgeen zou zijn voorgevallen aanwezig is geweest en hij zijn verklaring om die reden louter en alleen heeft kunnen baseren op hetgeen hij van aangever en [slachtoffer 2] heeft gehoord.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat de verdenking dat verdachte het in de tenlastelegging opgenomen feit heeft gepleegd in onvoldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte daarvan integraal dient te worden vrijgesproken.
5.2
Feit 2 primair en subsidiair
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verdenking dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen geweldsincidenten heeft gepleegd in onvoldoende mate ondersteund door de in het dossier aangedragen bewijsmiddelen. Er is aldus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
5.3
Feiten 3 en 4
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier af dat op 1 april 2016 door getuige [getuige 2] melding is gemaakt dat zij in Zwolle in een bosschage een tas heeft aangetroffen met daarin drugs en vuurwapens. Na onderzoek door de politie ter plaatse bleek in de bosschage een opvallende, paars gekleurde sporttas te liggen met daarin op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een doorzichtig plastic zak met gedroogde hennep. De tas met inhoud is vervolgens voor nader onderzoek in beslag genomen.
Tijdens dit onderzoek is op de hengsels van de sporttas DNA van onder meer de verdachte aangetroffen. Daarnaast zijn er vingerafdrukken op de uit de sporttas afkomstige gripzak met hennep aangetroffen die overeenkomen met de vingerafdrukken van verdachte en zijn op een tweetal uit de sporttas afkomstige patronen mogelijke DNA-kenmerken van verdachte aangetroffen. Verder zijn er op de wapens dactysporen van andere personen aangetroffen en is op de gripzak een vingerafdruk van een ander persoon aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting over de aangetroffen sporttas onder meer verklaard dat hij die sporttas een aantal maanden eerder op een feestje heeft gezien en dat hij toen een aantal patronen en een gripzakje die in de sporttas zaten heeft aangeraakt. Betrokkene ontkent ten stelligste nadien enige betrokkenheid te hebben gehad bij de inhoud van de sporttas.
De rechtbank is van oordeel dat met de aangedragen bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte in of omstreeks de periode van 31 maart 2016 tot en met 1 april 2016 de wapens en/of de munitie, alsook de hennep “voorhanden heeft gehad”. Als al wordt aangenomen dat de aangetroffen sporen op de verschillende goederen inderdaad van verdachte zijn, dan nog leidt dit niet tot bewijs dat verdachte deze goederen in de periode van 31 maart tot en met 1 april 2016 “voorhanden heeft gehad”. Voor een bewezenverklaring van “voorhanden hebben” is immers van belang dat verdachte zich niet alleen in meer of mindere mate bewust was van de aanwezigheid op die plek van de goederen, maar ook dat hij enige handelingsbevoegdheid (beschikkingsmacht) had ten aanzien van die goederen. Aan die voorwaarden zal veelal zijn voldaan indien de goederen zijn aangetroffen op een plaats waartoe verdachte vrijwel exclusief toegang had en welke plaats verdachte ook gebruikte. In de onderhavige situatie is daarvan echter op grond van de aanwezige bewijsmiddelen op geen enkele wijze gebleken, nu de sporttas met de spullen in bosschages is aangetroffen en uit geen van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte weet had van de aanwezigheid van de sporttas op die plek en dat hij over die sporttas en de daarin aanwezige goederen in de periode van 31 maart 2016 tot en met 1 april 2016 enige beschikkingsmacht had. Ook de redenering van de officier van justitie dat de sporttas alleen maar in de nacht van 31 maart 2016 op 1 april 2016 in de bosschages heeft gelegen, maakt dat niet anders. Immers, ook daaruit blijkt niet van wetenschap van verdachte dat de sporttas daar lag en van enige beschikkingsmacht van verdachte over die sporttas en de daarin aangetroffen goederen.
Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
5.5
De zaak met parketnummer 08/730661-15
5.6
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 20 september 2015 heeft aangever [slachtoffer 3] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning in [woonplaats] aan de [adres] . Door de politie is op de raamstijl een dactyloscopisch spoor veilig gesteld waarvan de positie en plaats past bij het van buiten naar binnen vast pakken (inklimming). Dit dactyloscopisch spoor is nader onderzocht en heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder de naam van de verdachte. Uit het dactyloscopisch onderzoek blijkt verder dat de kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon verwaarloosbaar klein is.
Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van het dactyloscopisch spoor van de verdachte op de raamstijl van de woning een duidelijk daderspoor. De verdachte heeft op de terechtzitting van 22 september 2016 verklaard dat hij op 18 september 2015 bij de woning aan de [adres] te Zutphen is geweest, maar dat hij niet weet hoe zijn vingerafdruk op de raamstijl terecht is gekomen. Een alternatief scenario voor het aantreffen van het dactyloscopisch spoor van de verdachte op de plaats delict is in theorie denkbaar, maar in het onderhavige geval op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De rechtbank stelt daarbij vast dat door de verdediging geen feiten of omstandigheden zijn aangedragen die nopen tot nader onderzoek.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat met de individualisatie van de vingerafdruk van de verdachte in samenhang met de aangifte en zijn verklaring dat hij op 18 september 2015 in Zutphen bij de woning is geweest, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de inbraak heeft gepleegd. Uit de wijze waarop de inbraak heeft plaatsgevonden is onvoldoende naar voren gekomen, dat er sprake is geweest van het “tezamen en in vereniging” plegen. De rechtbank zal derhalve de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
5.7
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat de verdachte op 20 oktober 2015 in Zwolle patronen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van patronen met het kaliber 22 mm zal de rechtbank de verdachte vrijspreken aangezien het dossier daarvoor geen bewijsmiddelen bevat.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/952322-16 onder feit 1, 2 primair en subsidiair, 3 en 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder parketnummer 08/730661-15 onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 september 2015 te Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen in totaal 590 euro en 400 Engelse ponden en een portemonnee en een bankpas en spaarpotten, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 20 oktober 2015 in de gemeente Zwolle voorhanden heeft gehad patronen (o.a. 9 mm, 7.65 mm), in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 08/730661-15 onder feit 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 (Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 2
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De verdachte heeft geen oog gehad voor het leed en de overlast die hij daarmee voor anderen heeft aangericht en heeft alleen gedacht aan de geldelijke opbrengst van de inbraak. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Dergelijke feiten hebben veel impact en zorgen voor gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van munitie. Het voorhanden hebben van scherpe munitie is maatschappelijk onverantwoord, omdat degene die daarmee wordt geconfronteerd zich bedreigd kan voelen, en het tevens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich kan brengen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en wanneer er sprake is van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 augustus 2016. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een inbraak in een woning.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, voor de duur van 148 dagen (gelijk aan de duur van het voorarrest) een passende straf is. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder de verdachte in beslaggenomen auto verbeurd wordt verklaard en dat de overige goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de in beslag genomen auto teruggegeven worden aan de verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het inbeslaggenomen goed aangezien de verdachte integraal wordt vrijgesproken voor het onder parketnummer 08/952322-16 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 36b, 36c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/952322-16 onder feit 1, 2 primair en subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 08/730661-15 onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/730661-15 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • gelast de teruggave van het inbeslaggenomen goed aan de verdachte, te weten: een auto;
  • gelast de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:
-1.00 STK Munitie. Magazijn\houder ruger P-serie 92\15;
-41.00 STK Munitie. Gfl Revolver kogelpatronen kaliber 320;
-11.00 STK Munitie. Prvi Partizan kogelpatronen 9x19;
-1.00 STK Boksbeugel;
voorlopige hechtenis
- de hechtenis is reeds op 23 september 2016 opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. G. Edelenbos en mr. M. Nan, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2016.
Mr. Nan is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015594435. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] van 19 september 2015, pagina 88 t/m 99, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) Op zaterdag 19 september 2015 te 13:40 uur heb ik een aangifte opgenomen aan de [adres] te Zutphen van een persoon die mij opgaf te zijn: Achternaam: [slachtoffer 3] . Voornamen: [slachtoffer 3] . (…) Men heeft aan de rechterzijde van de woning een raam met groene kozijnen opengebroken met een breekvoorwerp. Via dit raam is men door op de vensterbank te staan naar binnen geklommen. (…) Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen. (…) Categorie omschrijving: Geld. Object: Euro. Aantal: 300 (…) Categorie omschrijving: Geld. Aantal: 400. Merk/type: Pond. (…) Object: Portemonnee. (…) Categorie omschrijving: Geld: Object: Euro. (…) Waarde: EUR 140 (…) Bijzonderheden: Oranje leeuw spaarpot met inhoud van ca 50 euro weggenomen (…) Object: Spaarpot (…) Bijzonderheden: Engels spaarpot in de vorm van de big ben, zat ongeveer 50 (…) Categorie omschrijving: Geld (…) Waarde: EUR 50.00 (…).”
2.
Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 1] van 20 september 2015, pagina 101 t/m 102, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant:
“(…) Door mij werd een sporenonderzoek ingesteld naar aanleiding van een inbraak in een woning, [adres] te Zutphen. (…) De dader(s) hebben zich de toegang tot het pand verschaft door aan de rechterzijde van de woning met een breekijzer te wrikken in de sluitnaad van het meest rechts gelegen draairaam van de woonkamer. (…) Op de raamstijl een dactyloscopisch spoor veilig gesteld (de plaats past bij het binnenklimmen en dan vastpakken). (…) Dacty spoor (…) SIN: [serienummer]. Spooromschrijving: Vingerafdruk. Tijdstip veiligstellen: 19 september 2015 te 16:45 uur. Plaats veiligstellen: Raamstijl raam binnenkomst. Bijzonderheden: Positie en plaats past bij van buiten naar binnen vast pakken. (…).”
3.
Het schriftelijke bescheiden, te weten Rapport Dactyloscopisch onderzoek van Expert D Beheerder Havank [verbalisant 4] van 29 september 2015, pagina 103 t/m 106, voor zover inhoudende:
“(…) Kenmerk sporendrager: [serienummer] (…) Resultaat dactyloscopisch onderzoek: Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder: Biotmetrienummer: [biometrienummer] (…) Achternaam: [verdachte] . Voornamen: [verdachte] . Geboortedatum: [geboortedatum] 1978. Geboorteplaats: [geboorteplaats]. (…) De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. (…).”
4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 september 2016, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
“(…) Ik ben op 18 september 2015 in Zutphen bij de woning geweest (…)
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 september 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van de rechter-commissaris mr. R.P. van Eerde van 21 oktober 2015, pagina 39 t/m 41, voor zover inhoudende de bevindingen van de rechter-commissaris;
3.
Het proces-verbaal binnentreden woning van verbalisant [verbalisant 2] van 10 december 2015, pagina 41b, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant;
4.
Het proces-verbaal onderzoek wapen met fotomap, van verbalisant [verbalisant 3] van 29 oktober 2015, pagina 79 t/m 83, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant;
5.
Het proces-verbaal onderzoek wapen met fotomap, van verbalisant [verbalisant 3] van 29 oktober 2015, pagina 84 t/m 86, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.