ECLI:NL:RBOVE:2016:3796

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
C/08/179772 / FT RK 15/1883
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet-stabiele situatie en verslavingsproblemen

Op 19 april 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. [verzoeker], die onder bewind staat, heeft een schuldenlast van € 19.099,18, waaronder een aanzienlijke vordering van het CJIB. Tijdens de zitting op 12 april 2016 is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door zijn bewindvoerder en persoonlijk begeleidster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schulden van [verzoeker] zijn ontstaan door psychosociale en verslavingsproblemen, en dat hij recentelijk voor de derde keer is opgenomen voor zijn verslaving. Ondanks zijn motivatie om zijn situatie te verbeteren, is de rechtbank van oordeel dat er een groot risico bestaat dat [verzoeker] zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zal kunnen nakomen. De rechtbank wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef b en onder c, van de Faillissementswet, en stelt dat [verzoeker] opnieuw een verzoek kan indienen zodra zijn situatie voldoende stabiel is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/179772 / FT RK 15/1883
Datum vonnis: 19 april 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker] .
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 oktober 2013 is over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] , bewind ingesteld, waarbij Beschermingsbewind Oost Nederland B.V., gevestigd te Almelo, tot (beschermings)bewindvoerder is benoemd.

Het procesverloop

[verzoeker] heeft op 7 december 2015 een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
[verzoeker] is voor de behandeling van zijn verzoekschrift opgeroepen ter zitting van 12 april 2016. Ter zitting is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door zijn (beschermings)bewindvoerder mevrouw M. Wennink en zijn persoonlijk begeleidster mevrouw Hoekstein, werkzaam bij Stichting Zeker Zorg. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
De schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens de verklaring in totaal
€ 19.099,18 waaronder de volgende schuld:
- CJIB ad € 11.040,26.
Uit het door het CJIB aan de rechtbank verstrekte overzicht van openstaande
CJIB-vorderingen blijkt dat er thans een vordering van in totaal € 9.997,26 openstaat.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van [verzoeker] :
[verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij zijn moeder op veertienjarige leeftijd heeft verloren. Mede als gevolg hiervan is [verzoeker] alcohol en drugs gaan gebruiken. [verzoeker] heeft voorts verklaard dat hij in verband met zijn verslaving wordt behandeld bij Tactus Verslavingszorg. Desgevraagd heeft [verzoeker] verklaard dat hij wegens zijn alcohol- en drugsgebruik al twee eerdere opnames heeft gehad. In maart 2016 heeft hij zijn derde terugval gehad. Voor de eerste fase van ontwenning verblijft hij in het Johannes Wier Huis. Daarna zal hij naar zijn zeggen worden opgenomen voor verdere klinische behandeling. Volgens [verzoeker] heeft hij last van PTSS en ADHD. [verzoeker] stelt hard op weg te zijn om geen drugs meer te gebruiken. Desgevraagd heeft [verzoeker] verklaard dat hij in maart 2016 en op Tweede Kerstdag 2015 met drank op heeft gereden. Volgens [verzoeker] heeft hij bij zijn aanhouding in maart 2016 590 ugl geblazen.
De – zakelijk weergegeven – toelichting mevrouw Hoekstein:
Mevrouw Hoekstein heeft verklaard dat [verzoeker] last heeft van ADHD. Zij heeft voorts verklaard dat [verzoeker] in de week voorafgaand aan de zitting in een ontwenningskliniek in Zutphen opgenomen is geweest. Volgens mevrouw Hoekstein is [verzoeker] toen na vier dagen weggegaan, maar heeft hij daar meteen spijt van gehad. Hij kon echter niet terug naar de kliniek omdat er geen plek meer was. Hij is nu terug in het Johannes Wier Huis.
Mevrouw Hoekstein heeft verder verklaard dat [verzoeker] al bijna twee jaar met behoud van uitkering werkt bij zijn werkgever. Volgens mevrouw Hoekstein is [verzoeker] erg gemotiveerd en gaat hij iedere dag naar zijn werk.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van mevrouw Wennink:
Mevrouw Wennink heeft verklaard dat er onlangs nog twee boetes aan [verzoeker] zijn opgelegd wegens rijden onder invloed. Volgens mevrouw Wennink zijn de boetes van maart 2016 en van een wat eerdere datum. Volgens mevrouw Wennink heeft [verzoeker] in de auto van zijn vader gereden. Hij is zelf niet in het bezit van een auto. Mevrouw Wennink ziet geen problemen ten aanzien van het door [verzoeker] nakomen van de uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting en de verplichting om tijdens de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Er is geen risico op opnieuw rijden onder invloed nu vader de auto heeft verkocht.
De overwegingen van de rechtbank:
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat de schulden van [verzoeker] zijn ontstaan door psychosociale problemen en verslavingsproblemen. Een substantieel deel van de schuldenlast bestaat uit een vordering van het CJIB van € 9.997,26. Uit de specificatie van het CJIB blijkt dat de schuld ziet op één strafbeschikking en twintig WAHV-boetes. Uit het verzoekschrift blijkt dat [verzoeker] tijdens zijn verslavingsperiode kentekens van auto’s op naam heeft laten zetten, waarmee kennelijk meermalen één of meer wettelijke bepalingen zijn overtreden. Deze schuld kan gelet op haar aard in beginsel niet als te goeder trouw worden aangemerkt en staat aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg.
De rechtbank is voorts niet gebleken dat [verzoeker] zijn psychosociale problemen en verslavingsproblemen onder controle heeft en dat zijn leef- en financiële situatie stabiel is, waardoor het onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zal (kunnen) nakomen. De rechtbank overweegt hiertoe dat [verzoeker] in maart 2016 voor de derde keer is opgenomen wegens zijn verslavingsproblemen. Tevens is hij nog in maart 2016 aangehouden voor het rijden onder invloed, hetgeen ook op Tweede Kerstdag in 2015 is gebeurd. Blijkens de behandeling ter zitting zijn voor deze overtredingen wederom boetes opgelegd. Hoewel [verzoeker] gelet op de behandeling ter zitting op de goede weg is om zijn alcohol- en drugsverslaving onder controle te krijgen en zijn psychosociale problemen te verbeteren acht de rechtbank thans het risico groot dat hij zijn verplichtingen niet zal (kunnen) nakomen. Het gevolg hiervan zou zijn dat de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd wordt en [verzoeker] tien jaar lang niet wederom een beroep op de wettelijke schuldsaneringsregeling kan doen. Toelating tot de schuldsaneringsregeling terwijl de situatie van [verzoeker] nog niet voldoende stabiel is, is gelet op voornoemd risico derhalve ook niet in het belang van [verzoeker] . De rechtbank overweegt dat [verzoeker] op het moment dat zijn psychosociale problemen en zijn verslavingsproblemen en in het verlengde daarvan zijn financiën onder controle zijn hij opnieuw een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan doen.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef b en onder c, Faillissementswet (Fw).
Van feiten of omstandigheden op grond waarvan anders moet worden beslist, is niet gebleken. Voor de toepassing van de hardheidsclausule is in ieder geval geen plaats omdat het verzoek mede wordt afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c, Fw.

De beslissing:

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.