Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster] ,
Het procesverloop
De beoordeling
- Belastingdienst, € 23.076,87;
- ING, € 10.982,46;
- ROZ, € 24.278,43.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoekster]. Het verzoek is ingediend na een faillissement op eigen aangifte op 14 november 2012. Tijdens de zitting op 31 maart 2016 heeft [verzoekster] verklaard dat zij en haar echtgenoot, de heer [A], gehuwd zijn buiten gemeenschap van goederen en beiden een bijstandsuitkering ontvangen. [verzoekster] heeft sinds 5 december 2008 een eenmanszaak gedreven, gespecialiseerd in APK-keuringen, terwijl [A] ook een eenmanszaak heeft gehad die tijdens zijn schuldsaneringsregeling is beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast van [verzoekster] in totaal € 72.011,31 bedraagt, met een aanzienlijk deel aan belastingschulden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoekster] niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De schulden zijn voornamelijk zakelijke schulden die zijn ontstaan tijdens de periode dat [verzoekster] haar eenmanszaak dreef. De rechtbank heeft opgemerkt dat [verzoekster] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de belastingaanslagen en dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw was ten aanzien van haar belastingschulden. Bovendien zijn er vragen gerezen over het ondernemerschap van [verzoekster], aangezien het faillissementsverslag van de curator aangaf dat de eenmanszaak bij voorbaat gedoemd was te mislukken.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen, verwijzend naar artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet niet aannemelijk zijn gemaakt, waardoor het verzoek ook op deze grond niet kan worden toegewezen. De beslissing is genomen door mr. M.M. Verhoeven en uitgesproken door mr. M.C. Bosch, waarbij de schuldenaren het recht hebben om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.