5.1Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college tot verstrekking
van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt beslist, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid (of participatie) en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat, indien de cliënt dit wenst,
het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren,
van derden te betrekken. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder c, wordt een pgb verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Ingevolge het vierde lid van artikel 2.3.6 kan bij verordening worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
In artikel 8 van de Verordening zijn de criteria voor een maatwerkvoorziening nader uitgewerkt.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Verordening verstrekt het college een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015. Het derde lid bepaalt dat het college nadere regels kan opstellen over de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.
Artikel 4.7 van de Beleidsregels bepaalt dat een pgb gemiddeld genomen goedkoper is dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Het college maakt onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, professionals en niet professionals. Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb betaald worden. De hoogte en omvang van de voorziening worden nader geregeld in het Besluit.
Artikel 4.8 van de Beleidsregels gaat over de inzet van het sociaal netwerk of mantelzorgers en bepaalt dat, ingeval hiervoor een pgb wordt aangevraagd, voor gemeenten van belang is dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
In artikel 7.3 van het Besluit zijn de verschillende tarieven voor het pgb neergelegd. Voor Zelfstandig Leven gelden de volgende tarieven:
1. Stimuleren en toezicht € 36,34 per uur
2. Helpen bij € 40,01 per uur
3. Overnemen en regie € 61,24 per uur
4. Uitgevoerd door eigen sociale netwerk € 20,00 per uur.