Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[Y],
1.De procedure
- de dagvaarding met tien producties;
- de brief van [X en Y] , ontvangen op 23 augustus 2016, met zes foto’s en (nog) drie ongenummerde producties;
- de aanvullende productie 11 van [A] , ontvangen op 7 september 2016;
- de brief van [X en Y] , ontvangen op 8 september 2016 met twee ongenummerde producties;
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [A]
- de pleitnota van [X en Y]
2.De feiten
De kosten van onderhoud komen voor rekening van de dienende- en heersend erven, ieder de helft.
De eigenaar van de heersende erven zal op voor de eigenaar van de dienende erven minst bezwarende wijze de erfdienstbaarheid uitoefenen.
De eigenaar van de dienende erven zal er zorg voor dienen te dragen, dat de eigenaar van de heersende erven te allen tijde gebruik van gemeld pad kan maken.
3.Het geschil
- i) de door [A] ingediende bezwaren tegen vergunningverlening voor bedrijfsuitbreiding, die tot gevolg hebben gehad dat [X en Y] in zijn bedrijfsvoering ernstig wordt geschaad;
- ii) de omstandigheid dat inmiddels sprake is van een voor landbouwvoertuigen onbegaanbaar pad en structuurbederf omdat door de aanplant van mais (in plaats van gras), de draagkracht van het pad is afgenomen;
- iii) het kapotrijden van 5 rijen mais over een lengte van 220 meter;
- iv) het verspillen van een aanzienlijke hoeveelheid mest op het dienende erf, met een begrote schade van € 5.861,38.
4.De beoordeling
een onroerende zaak - het dienende erf -ten behoeve van
een andere onroerende zaak - het heersende erf -is bezwaard”.
zijnerf aanwijst en (ii) geen sprake is van verlies van genot door de eigenaar van het heersende erf. [A] heeft er onder meer op gewezen - hetgeen door [X en Y] niet is weersproken - dat het alternatieve pad voor een deel voert over het perceel van een derde (de verpachter), die tegen gebruik van dit pad door [A] bezwaar heeft. Aan de voorwaarde, genoemd onder (i) is derhalve naar voorshands moet worden aangenomen al niet voldaan. Het antwoord op de vraag of sprake is van vermindering van genot kan derhalve onbesproken blijven.
onderhoud. Nog daargelaten dat [A] de pachter en niet de eigenaar van het heersende erf is, moet worden aangenomen dat het verharden van het pad op de door [X en Y] voorgestane wijze geen (regulier) onderhoud betreft.
816,00