ECLI:NL:RBOVE:2016:3593

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
R /690/15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering wegens schending van inlichtingen- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van [A], die onder toezicht staat van bewindvoerder Y.B.M. Boet-Kattenpoel Oude Heerink. De rechter-commissaris had op 2 juni 2016 een voordracht gedaan tot beëindiging van de schuldsanering, omdat [A] zijn verplichtingen niet nakwam. Tijdens de zitting op 16 augustus 2016 werd duidelijk dat [A] niet aan zijn informatieplicht had voldaan, aangezien hij geen bankafschriften had overgelegd en geen betalingsvoorstel had gedaan voor de langdurigheidstoeslag die hij van de gemeente Hengelo had ontvangen. Bovendien had hij vanaf 30 april 2016 geen sollicitaties gedaan, terwijl hij niet meer vrijgesteld was van de sollicitatieplicht.

De rechtbank oordeelde dat [A] niet voldoende inspanningen had geleverd om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, zoals chronische stress en een ongunstige woonsituatie, was hij verantwoordelijk voor het aanleveren van de benodigde informatie en het zoeken naar werk. De rechtbank concludeerde dat de schending van de inlichtingen- en sollicitatieplicht voldoende grond vormde voor de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. De rechtbank beëindigde de schuldsanering en stelde de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 1.855,00, met een salaris van € 790,47 na aftrek van voorschotten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de schuldenaar om actief mee te werken aan de schuldsanering en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van artikel 350 derde lid onder c van de Faillissementswet, en de schuldsanering eindigt op de dag dat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: R /690/15
uitspraakdatum: 23 augustus 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook [A] te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is mevrouw Y.B.M. Boet-Kattenpoel Oude Heerink, kantoorhoudende te Hengelo, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De rechter-commissaris heeft op 2 juni 2016 een voordracht tot tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling gedaan.
De voordracht is behandeld ter zitting van 16 augustus 2016, waar [A] en de bewindvoerder zijn verschenen.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De voordracht van de rechter-commissaris:
De voordracht van de rechter-commissaris wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven heeft de rechter-commissaris een voordracht tot tussentijdse beëindiging van deze regeling gedaan omdat [A] , in verband met het niet betalen van huur over de maanden november en december 2015 en, waarschijnlijk, ook over de maand januari 2016, de langdurigheidstoeslag aan de boedel dient af te dragen en hij daartoe geen betalingsvoorstel heeft gedaan. Daarnaast is de rechter-commissaris van oordeel dat [A] niet aan zijn informatieplicht jegens de bewindvoerder heeft voldaan.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van de bewindvoerder:
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat [A] de informatieplicht nog steeds niet naar behoren nakomt. Zo heeft de bewindvoerder vanaf april 2016 geen bankafschriften van de Rabobank ontvangen, terwijl [A] weet dat hij de bankafschriften maandelijks dient aan te leveren. De bankafschriften van de Stadsbank van juni en juli 2016 heeft de bewindvoerder evenmin ontvangen. Daarnaast heeft de bewindvoerder verklaard dat [A] van de gemeente Hengelo tot 30 april 2016 van de sollicitatieplicht was vrijgesteld. De bewindvoerder weet niet of deze vrijstelling al dan niet is verlengd. De bewindvoerder heeft van [A] vanaf 30 april 2016 ook geen bewijzen van sollicitaties ontvangen, terwijl zij hem wel heeft geïnformeerd dat hij vanaf die datum actief op zoek zal moeten naar een betaalde baan. De bewindvoerder heeft verder verklaard dat [A] nog steeds geen betalingsvoorstel heeft gedaan over de vergoeding aan de boedel van de langdurigheidstoeslag die [A] van de gemeente Hengelo heeft ontvangen.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van [A] :
Ter zitting heeft [A] onder meer verklaard dat hij slechts één maand huur niet heeft betaald. Volgens [A] had hij gedurende drie maanden geen verwarming en douche omdat de voorzieningen waren afgesloten. Gesteld wordt dat deze voorzieningen gedurende een half jaar door de verhuurder niet waren betaald. [A] heeft hierdoor met de kerst in de kou en in het donker gezeten. Volgens [A] is de huur van de maand december 2015 wel afgedragen. Hij stelt omstreeks 10 januari 2016 te zijn vertrokken uit de woning en dat hij in verband met zijn verhuizing kosten heeft moeten maken.
[A] heeft ten aanzien van het niet nakomen van de informatieplicht verklaard dat hij voor internetgebruik naar de bibliotheek moest. Hij heeft tevens verklaard dat hij niet wist dat hij de bankafschriften maandelijks diende aan te leveren. [A] erkent wel dat hij fouten heeft gemaakt en informatie niet tijdig heeft aangeleverd. Hij verwijst daarbij naar zijn woonsituatie en de chronische stress die hij als gevolg daarvan ondervindt. [A] stelt te worden geleefd door verslaafden en alcoholisten.
Wat betreft het niet nakomen van de sollicitatieplicht heeft [A] ter zitting verklaard dat hij nog vrijstelling van de sollicitatieplicht heeft. Volgens [A] heeft hij vrijstelling van de sollicitatieplicht totdat de gemeente beslist dat hij weer moet gaan solliciteren. [A] stelt van de gemeente niets te hebben ontvangen dat hij weer moet gaan solliciteren. Volgens [A] wil hij graag werken, maar is het gelet op zijn leeftijd moeilijk om een baan te vinden. Daarnaast is de woonsituatie ook geen ideale basis voor het verrichten van werk, aldus [A] . Desgevraagd heeft [A] verklaard dat hij op dit moment niet solliciteert.
De motivering van de beslissing:
Tijdens de schuldsaneringsregeling mag van [A] worden verwacht dat hij zich tot het uiterste zal inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Zo heeft [A] een verplichting om inlichtingen te verstrekken. Hij heeft de plicht om de bewindvoerder alle informatie te verstrekken als daarom wordt gevraagd. Daarnaast dient [A] ook inlichtingen te verschaffen waarom niet uitdrukkelijk wordt gevraagd, maar waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat die van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Blijkens de stukken en de behandeling ter zitting heeft [A] de bewindvoerder niet spontaan geïnformeerd. [A] is meer malen en op diverse manieren geïnformeerd dat hij de bankafschriften van de Rabobank en de Stadsbank maandelijks dient aan te leveren. Uit de stukken blijkt dat deze bankafschriften keer op keer niet maandelijks worden aangeleverd. Vervolgens moet de bewindvoerder dan weer verzoeken om over een aantal maanden de bankafschriften aan haar te doen toekomen. Uit de behandeling ter zitting blijkt dat de bewindvoerder nu weer vanaf april 2016 geen bankafschriften van de Rabobank heeft ontvangen en dat zij de bankafschriften van de Stadsbank van juni en juli 2016 niet heeft ontvangen. De omstandigheid dat [A] voor internetgebruik naar de bibliotheek moet en dat hij last heeft van chronische stress wegens zijn woonsituatie, doet niet af aan de verwijtbaarheid van de schending van de inlichtingenverplichting. [A] is zelf volledig verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Het ligt dan ook op zijn weg om zo nodig (tijdig) hulp van derden in te schakelen om zijn belangen naar behoren te behartigen. Bovendien is de voordracht tot tussentijdse beëindiging van 2 juni 2016 en heeft [A] desondanks de ontbrekende bankafschriften tot op heden niet aan de bewindvoerder overgelegd. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [A] de inlichtingenverplichting niet naar behoren is nagekomen.
De wettelijke schuldsaneringsregeling veronderstelt voorts een inspanning van [A] om in het tijdvak waarop de schuldsaneringsregeling van toepassing is zoveel mogelijk inkomsten te verwerven waarmee de schuldeisers geheel of ten dele worden voldaan.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [A] van de gemeente Hengelo tot 30 april 2016 is vrijgesteld van de sollicitatieplicht en dat de rechter-commissaris, conform de beslissing van gemeente, [A] tot die datum ontheffing van de sollicitatieplicht heeft verleend. Gesteld noch gebleken is dat de gemeente Hengelo de vrijstelling van de sollicitatieplicht van [A] heeft verlengd. Vanaf 30 april 2016 is [A] evenmin door de rechter-commissaris vrijgesteld van de sollicitatieplicht zodat vanaf die datum de sollicitatieplicht onverkort van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat [A] desondanks vanaf 30 april 2016 niet heeft gesolliciteerd, hetgeen hij ter zitting ook heeft bevestigd. De reden hiervan zou de chronische stress wegens de woonsituatie zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank ontslaat de woonsituatie van [A] hem niet (zonder meer) van zijn sollicitatieplicht. Indien [A] van mening is dat hij wegens zijn persoonlijke omstandigheden niet tot werken in staat is, had het op zijn weg gelegen om de bewindvoerder daarvan op de hoogte te stellen en/of de rechter-commissaris te verzoeken om hem ontheffing te verlenen van zijn sollicitatieplicht. De rechtbank is van het één noch het ander gebleken. Daarom geldt voor [A] de hoofdregel dat hij vanaf 30 april 2016 diende te zoeken naar betaald werk, tenzij er sprake is van medische beperkingen om te werken. Uit de stukken en de behandeling ter zitting blijkt onweersproken dat de bewindvoerder [A] heeft gewezen op zijn sollicitatieverplichting vanaf 30 april 2016. Tijdens de toelatingszitting is [A] ook nadrukkelijk gewezen op de sollicitatieplicht en de consequenties bij onvoldoende nakoming van deze verplichting. Bovendien is en blijft [A] zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de sollicitatieverplichting die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeit.
Nu [A] heeft nagelaten aan de inlichtingen- en sollicitatieplicht te voldoen, dient deze schuldsanering tussentijds te worden beëindigd. De rechtbank laat daarbij in het midden of [A] de langdurigheidstoeslag en het verschil in het vrij te laten bedrag aan de boedel dient te vergoeden. Niet is vast komen te staan dat [A] over de betrokken maanden geen huur of andere kosten heeft betaald. Voorts is de reden die [A] heeft opgegeven om zijn vorige verhuurder niet volledig te betalen mogelijk valide.
De rechtbank zal deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c Faillissementswet (Fw).
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en haar salaris vaststellen.
Gebleken is dat er geen baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350 vijfde lid Fw niet van toepassing en zal de schuldsaneringsregeling eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 1.855,00 (inclusief kosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder (inclusief onkosten en omzetbelasting) vast op het voor salaris beschikbare saldo van € 790,47 en brengt dit ten laste van de boedel, onder aftrek van de reeds opgenomen voorschotten van € 345,24 (stand 18 augustus 2016).
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken door
mr. M.C. Bosch ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2016 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. (Art. 351 jo 361 Fw)