ECLI:NL:RBOVE:2016:3540

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
05.149652-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling met ernstige gevolgen in Deventer

Op 20 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man uit Deventer veroordeeld tot een geldboete van 250 euro voor het mishandelen van een man op straat in Deventer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij een incident op 22 juli 2012 waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], ernstig knieletsel opliep. De medeverdachte werd veroordeeld tot 120 uur taakstraf en een voorwaardelijke celstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar, en moest bijna 10.000 euro schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat hij niet kon worden veroordeeld voor de zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar erkende dat hij wel schuldig was aan een minder ernstig feit, namelijk het slaan van het slachtoffer, wat resulteerde in een geldboete. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop tussen de mishandeling en de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.149652-14 (P)
Datum vonnis: 20 september 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 januari 2016 en 6 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich met een ander, dan wel alleen [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te Deventer tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (afscheuring kruisbanden en/of afbreken bot onderbeen en/of verbrijzeling bot aan buitenzijde van gewrichtsplateau onderbeen), heeft/hebben toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans éénmaal (met kracht) met geschoeide voet tegen zijn knie te trappen en/of schoppen en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te Deventer tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] , meermalen, althans éénmaal (met kracht) op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (vervolgens) (met kracht) meermalen, althans éénmaal met geschoeide voet tegen zijn knie heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk (letsel afscheuring kruisbanden en/of afbreken bot onderbeen en/of verbrijzeling bot aan buitenzijde van gewrichtsplateau onderbeen), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, tot een bedrag van € 9.858,38 (bestaande uit de posten medische kosten (€ 2.473,18), reiskosten (€ 1.699,20), diversen (€ 686,00) en immateriële schade (€ 5.0000,00) met wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair aan hem ten laste gelegde wordt vrijgesproken, omdat het daartoe vereiste (voorwaardelijk) opzet niet kan worden bewezen en dat verdachte ter zake het onder 1 subsidiair aan hem ten laste gelegde, te weten als medepleger van mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt veroordeeld.
5.2
Het standpunten van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde, te weten de zware mishandeling nu daar geen wettig en overtuigend bewijs voor is.
Volgens de raadsman kan ook niet bewezen worden dat er sprake is geweest van medeplegen van de mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. De (meer) subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan, volgens de raadsman, wel bewezen worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aan aangever [slachtoffer 1] slechts één klap heeft gegeven.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit niet bewezen kan worden. De rechtbank volgt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte] een harde trap heeft gegeven tegen de knie van [slachtoffer 1] en dat verdachte aan hem een klap in het gezicht heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat noch uit het dossier, noch uit het verhandelde ter terechtzitting vastgesteld kan worden dat medeverdachte [medeverdachte] de opzet had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en zal [medeverdachte] daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde zware mishandeling. Ook is uit de bewijsmiddelen niet gebleken dat verdachte zelf enige opzet had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank zal daarom ook verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Subsidiair ten laste gelegde
Medeplegen:
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij aangever [slachtoffer 1] éénmaal met gebalde vuist in zijn gezicht heeft geslagen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [slachtoffer 1] door een trap tegen zijn knie ernstig knieletsel heeft bekomen en dat medeverdachte [medeverdachte] die betreffende trap tegen de knie van [slachtoffer 1] heeft gegeven.
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat voor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en). De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Het accent ligt echter meer op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Toetsend aan de hiervoor weergegeven maatstaf van medeplegen oordeelt de rechtbank dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat verdachte geen bijdrage van enige importantie heeft geleverd aan de door medeverdachte [medeverdachte] gepleegde mishandeling, te weten de trap tegen de knie van aangever [slachtoffer 1] waardoor ernstig letsel is ontstaan. De gedragingen van verdachte voorafgaand aan, op en na het moment dat medeverdachte
[medeverdachte] [slachtoffer 1] een krachtige trap tegen zijn knie gaf, zijn niet van dien aard dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en deze [medeverdachte] .
Dat verdachte aangever [slachtoffer 1] wel heeft geslagen, maakt dat niet anders. Dit was namelijk op enig moment voorafgaand aan het moment dat [medeverdachte] aangever [slachtoffer 1] tegen zijn knie trapte.
Aangezien beide gedragingen hebben plaatsgevonden op verschillende momenten en los van elkaar staan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen. Verdachte dient derhalve van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, voor zover dit ziet op het trappen tegen de knie en het in verband daarmee ontstane letsel aan been/knie.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde voor het overige sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage van dit vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juli 2012 te Deventer [slachtoffer 1] , éénmaal met kracht tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
het misdrijf: mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] op straat mishandeld. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Gelet op het gegeven dat de rechtbank verdachte niet zal veroordelen in verband met het zwaar lichamelijk letsel dat [slachtoffer 1] heeft bekomen aan de knie ten gevolge van de mishandeling door de medeverdachte, komt de rechtbank tot een andere strafmodaliteit dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf in rekening de straffen die de verdachte bij arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 11 februari 2014, uitspraken van de politierechter te Zwolle d.d. 25 augustus 2014 en 8 oktober 2014 en uitspraak van de politierechter Arnhem d.d. 22 september 2014 is opgelegd.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat er sprake is van een zeer ruim tijdsverloop tussen de mishandeling en het wijzen van onderhavig vonnis.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke geldboete van
€ 250,00 op te leggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te [adres] , heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 80.000,00
(tachtigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het bedrag van € 80.000,00 is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade € 91.667,10.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard omdat verdachte van het ten laste gelegde feit ten gevolge waarvan deze benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank volgt dit betoog. De rechtbank zal de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan deze benadeelde partij rechtstreeks schade zou hebben geleden zal worden vrijgesproken.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van €
250,00bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij haar vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0400-2014027823 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [1] ;
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [2] ;
 De bekennende verklaring van verdachte bij de politie [3] .
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtztting [4] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 10 augustus 2012, pag. 17 t/m 20.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 juli 2012, pag. 14 t/m 16.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2012, pag. 6 t/m 8.
4.Proces-verbaal van de zitting d.d. 6 september 2016