8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een auto voorhanden gehad waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft hiermee geprofiteerd van het misdrijf van een ander. Door heling wordt het plegen van andere vermogensdelicten bevorderd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, vijf magazijnen en munitie, die hij in een garagebox had ondergebracht.
Verdachte heeft door dit handelen bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van wapens voor onze samenleving. De kans is aanwezig dat van deze wapens op gevaarzettende wijze gebruik kan worden gemaakt, waarbij voor een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik ervan, valt te vrezen.
De omstandigheid dat deze garagebox zich in een woonwijk bevond, neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Dergelijk laakbaar handelen rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een brief van 18 augustus 2016 en een reclasseringsadvies van 30 augustus 2016 die door het Leger des Heils over verdachte zijn uitgebracht alsmede een brief van Transfore van 19 augustus 2016 waaruit - kortgezegd - blijkt dat verdachte een positieve weg is ingeslagen.
In het rapport van het Leger des Heils, jeugdbescherming en reclassering van 30 augustus 2016 is geadviseerd aan verdachte bij een bewezenverklaring een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Door de deskundige N. Boelen, reclasseringswerker, is ter terechtzitting gezegd dat voortzetting van de huidige begeleiding belangrijk is zodat verdachte de door hem positief ingeslagen weg kan voortzetten. Verdachte heeft zich zelf zeer gemotiveerd getoond de hem aangeboden hulpverlening te willen blijven accepteren en door te gaan zijn leven op een positieve manier vorm te geven.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 juli 2016 waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf verder in sterke mate in rekening de straf die de verdachte bij arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 7 december 2015 van 24 maanden gevangenisstraf ter zake van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en het bezit/handel in vuurwapens en munitie is opgelegd.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte zich uit eigen beweging heeft gemeld bij de politie.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte thans niet alsnog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden in voorwaardelijke vorm opleggen met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij dat verdachte (verdere) behandeling krijgt voor zijn problematiek en dat deze behandeling en begeleiding niet wordt doorkruist door een vrijheidsstraf. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren op te leggen.