ECLI:NL:RBOVE:2016:3525

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
08.950101-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een gestolen auto en vuurwapens met munitie

Op 20 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een gestolen auto en vuurwapens met munitie. De verdachte had een auto in zijn bezit waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. Daarnaast had hij een pistoolmitrailleur, vijf magazijnen en munitie in een garagebox opgeslagen. Tijdens de zitting op 6 september 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de voorwerpen wilde verhandelen en dat hij wist dat de auto gestolen was. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering, die pleitten voor een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zijn leven op een positieve manier vorm te geven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal, maar de subsidiaire tenlastelegging van opzetheling is bewezen verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.950101-15 (P)
Datum vonnis: 20 september 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] (Saoedi-Arabië),
wonende te [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met (een) ander(en) heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:het voorhanden hebben van een vuurwapen, vijf magazijnen en 114 kogelpatronen;
feit 2 primair:diefstal van een auto;
feit 2 subsidiair:opzetheling van een auto
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 12 december 2014 in de gemeente Zwolle en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, een vuurwapen en/of onderdelen van (een) vuurwapen(s) van categorie II, te weten:
- een vuurwapen (mitrailleur), merk Arma Mini Ero en/of
- vijf magazijnen, merk Magazijn Arma Ero,
en/of
een (grote) hoeveelheid munitie van categorie III, te weten:
- 114 kogelpatronen, merk Fiocchi, kal. 9 mm Luger voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 november 2014 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2014 tot en met 12 december 2014 in de gemeente Amsterdam en/of Zwolle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Volkswagen Golf) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan een ambulante behandeling bij Transfore of soortgelijke instelling.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1.
Inleiding
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op vrijdag 12 december 2014 is in de garagebox [adres 2] te Zwolle een personenauto merk Volkswagen voorzien van het kenteken [kenteken 2] inbeslaggenomen. In deze auto bevonden zich onder meer een gedeeltelijk automatisch vuurwapen, vijf magazijnen en twee dozen munitie. Na onderzoek is gebleken dat de genoemde personenauto van diefstal afkomstig was en dat de kentekenplaten met het kenteken [kenteken 1] die in de aangetroffen personenauto zijn gevonden, zijn afgegeven voor een personenauto, merk Volkswagen Golf, op naam van [slachtoffer], [adres 3] te [woonplaats]. De aangetroffen kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] bleken te zijn vervalst.
Met betrekking tot de auto is forensisch sporenonderzoek verricht. Bij het portier aan de bestuurderszijde werd een fles spa aangetroffen waarvan de dop werd bemonsterd.
Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat dit spoor overeenkomt met het DNA profiel van verdachte.
Op 8 juni 2015 is verdachte aanvankelijk als getuige gehoord. Nadat hij uit eigen beweging vervolgens opnieuw contact met de politie had opgenomen, heeft hij op 7 maart 2016 verklaard dat de in de garage aangetroffen voorwerpen van hem zijn en dat hij de auto zelf naar de garage heeft gebracht.
Ter terechtzitting op 6 september 2016 heeft verdachte verklaard dat hij de onder 1 ten laste gelegde voorwerpen wilde verhandelen, dat hij de auto niet heeft gestolen maar dat hij wel wist dat deze auto gestolen was.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De onder 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling alsmede het onder 1 tenlastegelegde voorhanden hebben van een wapen en munitie kunnen volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, in de vorm van medeplegen.
5.3
Het standpunten van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat ondanks de omstandigheden dat de verdachte de feiten heeft bekend en zijn DNA is aangetroffen op een fles in de auto, de overtuiging niet kan worden verkregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd aangezien alternatieve scenario’s denkbaar zijn.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde bekennende verklaring betrouwbaar aangezien hij gedetailleerd en consistent over de in de garagebox aangetroffen voorwerpen heeft verklaard. Bovendien wordt zijn verklaring ondersteund door objectief forensisch bewijs, te weten het DNA spoor.
Uit de door de verdachte genoemde details heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Primair vrijspraak:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 2 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Subsidiair:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat de auto gestolen was. Deze verklaring in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen maakt dat de rechtbank de onder 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling bewezen acht.
Medeplegen:
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de ten laste gelegde feiten gezamenlijk zijn gepleegd. In dit kader neemt de rechtbank in haar overweging onder meer mee dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door de rechtbank bij uitspraken van 23 juni 2015 voor deze feiten zijn vrijgesproken. Er is onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat deze medeverdachten bij de garagebox en de daarin aangetroffen voorwerpen te plaatsen zijn.
De omstandigheid dat DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] op de versnellingspook en op een in de auto aangetroffen sjaal is aangetroffen, leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 12 december 2014 in de gemeente Zwolle een vuurwapen en onderdelen van (een) vuurwapen(s) van categorie II, te weten:
- een vuurwapen (mitrailleur), merk Arma Mini Ero en
- vijf magazijnen, merk Magazijn Arma Ero, en een (grote) hoeveelheid munitie van categorie III, te weten:
- 114 kogelpatronen, merk Fiocchi, kal. 9 mm Luger voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 3 november 2014 tot en met 12 december 2014 in de gemeente Zwolle, een personenauto (merk Volkswagen Golf) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2 subsidiair:
het misdrijf: opzetheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een auto voorhanden gehad waarvan hij wist dat deze van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft hiermee geprofiteerd van het misdrijf van een ander. Door heling wordt het plegen van andere vermogensdelicten bevorderd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, vijf magazijnen en munitie, die hij in een garagebox had ondergebracht.
Verdachte heeft door dit handelen bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van wapens voor onze samenleving. De kans is aanwezig dat van deze wapens op gevaarzettende wijze gebruik kan worden gemaakt, waarbij voor een drempelverlaging ten aanzien van het gebruik ervan, valt te vrezen.
De omstandigheid dat deze garagebox zich in een woonwijk bevond, neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Dergelijk laakbaar handelen rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een brief van 18 augustus 2016 en een reclasseringsadvies van 30 augustus 2016 die door het Leger des Heils over verdachte zijn uitgebracht alsmede een brief van Transfore van 19 augustus 2016 waaruit - kortgezegd - blijkt dat verdachte een positieve weg is ingeslagen.
In het rapport van het Leger des Heils, jeugdbescherming en reclassering van 30 augustus 2016 is geadviseerd aan verdachte bij een bewezenverklaring een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Door de deskundige N. Boelen, reclasseringswerker, is ter terechtzitting gezegd dat voortzetting van de huidige begeleiding belangrijk is zodat verdachte de door hem positief ingeslagen weg kan voortzetten. Verdachte heeft zich zelf zeer gemotiveerd getoond de hem aangeboden hulpverlening te willen blijven accepteren en door te gaan zijn leven op een positieve manier vorm te geven.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 juli 2016 waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf verder in sterke mate in rekening de straf die de verdachte bij arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 7 december 2015 van 24 maanden gevangenisstraf ter zake van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en het bezit/handel in vuurwapens en munitie is opgelegd.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte zich uit eigen beweging heeft gemeld bij de politie.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte thans niet alsnog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden in voorwaardelijke vorm opleggen met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij dat verdachte (verdere) behandeling krijgt voor zijn problematiek en dat deze behandeling en begeleiding niet wordt doorkruist door een vrijheidsstraf. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren op te leggen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 2 subsidiair: het misdrijf: opzetheling.

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
  • zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de afdeling reclassering van het Leger des Heils te Apeldoorn;
  • zich binnen vijf werkdagen na onherroepelijk worden van dit vonnis telefonisch moet melden bij de reclassering van Het Leger Des Heils op het volgende telefoonnummer [telefoonnummer] om een afspraak te maken op het volgende adres: Rosariumstraat 41 te Apeldoorn;
  • zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich laat behandelen voor zijn slaapproblemen, depressieve klachten en PTSS bij Transfore, de Tender locatie Deventer, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zich laat begeleiden door Zorg Thuis Apeldoorn, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. S.M. Milani en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 20140737798 en 2014213801. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [1] ;
 De processen-verbaal sporenonderzoek met fotomappen [2] ;
  • Het NFI rapport d.d. 7 mei 2015 opgesteld door ing. J.L.W. Dieltjes, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA;
  • Het proces-verbaal onderzoek wapen
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 subsidiair ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] [5] ;
 Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [6] ;
  • Het NFI rapport d.d. 7 mei 2015 opgesteld door ing. J.L.W. Dieltjes, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA;
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting

Voetnoten

1.Zaaksdossier 2: Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 12 december 2014, pag. 386 en 387.
2.Zaaksdossier 2: Processen-verbaal sporenonderzoek met fotomap d.d. 16 december 2014, pag. 388 t/m 397 en d.d. 14 januari 2015, pag. 398 t/m 404.
3.Zaaksdossier 2: Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 16 december 2014, pag. 530 t/m 536.
4.Proces-verbaal van de zitting d.d. 6 september 2016
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 november 2014, pag. 414 t/m 416.
6.Zaaksdossier 2: Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 12 december 2014, pag. 386 en 387.
7.Proces-verbaal van de zitting d.d. 6 september 2016